Einde inhoudsopgave
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Artikel 18 Verplichte toelating tot vrijwillige verzekering
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Redactionele toelichting
Goedgekeurd bij de wet van 15-11-2012, Stb. 574.
- Bronpublicatie:
02-08-2012, Stb. 2012, 361 (uitgifte: 08-08-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-2012, Stb. 2012, 329 (uitgifte: 18-07-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met art. I van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (12-07-2012, Stb. 328).
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Algemeen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Verzekeringen
1.
Het UWV laat op grond van deze paragraaf tot de vrijwillige verzekering toe, mits hij hier te lande woont:
- a.
de persoon, wiens verplichte verzekering is geëindigd en van wie op grond van gebleken omstandigheden redelijkerwijze valt aan te nemen dat onderbreking van die verplichte verzekering van korte duur zal zijn, dan wel die beschikbaar is om arbeid te aanvaarden als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet;
- b.
de persoon, die, terwijl hij hier te lande woonde, in het buitenland verplicht verzekerd was tegen geldelijke gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid, mits:
- 1°
hij niet meer in het buitenland verzekerd is, omdat hij niet langer werkzaamheden verricht in het buitenland; en
- 2°
op grond van gebleken omstandigheden redelijkerwijze valt aan te nemen, dat het zijn bedoeling is bij geboden gelegenheid opnieuw een dienstbetrekking aan te gaan;
- c.
de persoon, wiens verplichte verzekering is geëindigd en die als zelfstandige werkzaamheden verricht of gaat verrichten, of als echtgenoot van de zelfstandige meewerkt of gaat meewerken, indien gedurende één jaar, onmiddellijk voorafgaande aan het einde van zijn verplichte verzekering, onafgebroken, al dan niet in Nederland, op grond van een wettelijke regeling een voorziening tegen geldelijke gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid op hem van toepassing is geweest;
- d.
de persoon, die uit hoofde van een dienstbetrekking op grond waarvan slechts een gedeelte van een normale werkweek arbeid wordt verricht verplicht verzekerd is, indien op hem gedurende de drie jaren, onmiddellijk voorafgaande aan de dag van aanvang van de vrijwillige verzekering, onafgebroken een wettelijke regeling tegen geldelijke gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid van toepassing is geweest;
- e.
de persoon, wiens arbeidsverhouding op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de Ziektewet niet als dienstbetrekking wordt beschouwd;
- f.
de persoon, die op grond van artikel 7 van de Ziektewet als werknemer wordt beschouwd en tevens als zelfstandige werkzaamheden gaat verrichten of als echtgenoot van die zelfstandige meewerkt of gaat meewerken, indien gedurende de drie jaren, onmiddellijk voorafgaand aan de dag van aanvang van zijn vrijwillige verzekering, onafgebroken, al dan niet in Nederland, op grond van een wettelijke regeling een voorziening tegen geldelijke gevolgen van volledig duurzame arbeidsongeschiktheid of verminderde arbeidsgeschiktheid op hem van toepassing is geweest;
- g.
de persoon, wiens recht op een uitkering krachtens deze wet is beëindigd.
2.
De in het eerste lid bedoelde verplichting bestaat eveneens ten aanzien van de persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt en die op grond van artikel 3, tweede of vijfde lid, van de Ziektewet, niet als werknemer wordt beschouwd, en
- a.
wiens verplichte verzekering is geëindigd en die buiten Nederland woont, aldaar direct aansluitend op de beëindiging van de verplichte verzekering een dienstbetrekking vervult voor de duur van maximaal vijf jaar en wiens werkgever binnen Nederland woont of gevestigd is;
- b.
die Nederlander is en die is uitgezonden om werkzaamheden te verrichten voor door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken aan te wijzen organisaties voor ontwikkelingssamenwerking;
- c.
die Nederlander is en die is uitgezonden om, in of buiten Nederland, werkzaamheden te verrichten voor een volkenrechtelijke organisatie, waarvan Nederland lid is dan wel waarvan de werkzaamheden door Nederland worden ondersteund;
- d.
die in Nederland woont, en buiten Nederland een dienstbetrekking vervult; of
- e.
die Nederlander is en buiten Nederland werkzaamheden verricht die worden bekostigd door het Rijk en die tevens in opdracht van het Rijk worden verricht in het kader van een wettelijke taakomschrijving of ter uitvoering van een internationaal verdrag dan wel een daarmee gelijk te stellen overeenkomst of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie.
3.
Aan het vervullen van een dienstbetrekking als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, dient een aaneengesloten periode van verplichte verzekering van ten minste één jaar te zijn voorafgegaan.
4.
Met de Nederlander, bedoeld in het tweede lid, onderdelen b, c en e, wordt gelijkgesteld de persoon, die onderdaan is van een van de lidstaten van de Europese Gemeenschap of onderdaan is van een Staat, waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten, mits hij voor hij werd uitgezonden in Nederland woonde.
5.
De in het eerste lid, onderdelen c en d, genoemde termijn van één jaar respectievelijk van drie jaren wordt geacht niet te zijn onderbroken:
- a.
indien de betrokkene gedurende niet meer dan zestig dagen niet verzekerd is geweest;
- b.
gedurende de wachttijd als bedoeld in artikel 23.
6.
De in het eerste lid, onderdelen c respectievelijk d, genoemde voorwaarde van een verzekeringsduur van één jaar respectievelijk van drie jaren wordt geacht te zijn vervuld, indien de betrokkene een uitkering ontvangt op grond van deze wet.