NJ 2019/286
Aanwezigheidsrecht; het hof heeft niet uitdrukkelijk en gemotiveerd beslist op het aanhoudingsverzoek van verdachte.
HR 16-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1957, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 oktober 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
16/04355
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Noot
P.A.M. Mevis
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS69725:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1957, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑10‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:247, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑03‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑02‑2017
- Wetingang
Art. 6 lid 3 onder c EVRM; art. 329, 330 Sv
Essentie
Aanwezigheidsrecht; het hof heeft niet uitdrukkelijk en gemotiveerd beslist op het aanhoudingsverzoek van verdachte.
Samenvatting
Het hof heeft niet uitdrukkelijk en gemotiveerd beslist op het voorafgaand aan de zitting per e-mail gedane aanhoudingsverzoek van verdachte op de grond dat hij vanwege ziekte (voedselvergiftiging) niet in staat is ter zitting te verschijnen. De enkele overweging dat ‘het hof, indien het binnen één week de beschikking krijgt over een doktersverklaring, het onderzoek zal heropenen’, kan niet gelden als een zodanige beslissing.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 10 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.