Hof Arnhem, 03-11-2010, nr. 21-001533-10
ECLI:NL:GHARN:2010:BO2815
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
03-11-2010
- Zaaknummer
21-001533-10
- LJN
BO2815
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2010:BO2815, Uitspraak, Hof Arnhem, 03‑11‑2010; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROE:2007:BB7563
Uitspraak 03‑11‑2010
Inhoudsindicatie
Tussenarrest in de Venrayse Moordzaak. Het gerechtshof te Arnhem wijst alle verzoeken van de advocaat-generaal en de verdediging toe.
Partij(en)
Sector strafrecht
Parketnummer: 21-001533-10
Uitspraak d.d.: 3 november 2010
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van 5 november 2007 in de strafzaak tegen
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats, adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is -na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad- gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 oktober 2010 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen de advocaat-generaal naar voren heeft gebracht. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens de verdachte door zijn raadsman, mr A.C.J. Lina, advocaat te Venlo, naar voren is gebracht.
Verzoeken van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft bij brief van 30 juli 2010 de navolgende onderzoekswensen aan het hof kenbaar gemaakt en deze ter terechtzitting van 20 oktober 2010 nader toegelicht en aangevuld, zakelijk weergegeven:
- 1.
Het horen als getuige van [getuige 1], [adres getuige 1], broer van de verdachte, omdat deze heeft aangegeven feiten of omstandigheden te kennen die relevant zijn of kunnen zijn voor de strafzaak.
- 2.
DNA-onderzoek in de zin van contactsporenonderzoek op de bovenkleding van [slachtoffer], te laten verrichten door het onderzoeksinstituut Independent Forensic Services (hierna: IFS).
- 3.
Een ‘second opinion’ met betrekking tot de sectie, met name een nadere analyse van de verwondingen, van het stoffelijk overschot van [slachtoffer], te verrichten door een deskundige buiten het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), namelijk een deskundige verbonden aan IFS waarin in ieder geval de volgende vragen worden beantwoord:
- 1.
Hoeveel en welke verschillende type verwondingen c.q. trauma’s (die dus naar hun uiterlijk voorkomen onderling zijn te onderscheiden) zijn op het stoffelijk overschot van [slachtoffer] vast te stellen?
- 2.
Kan worden aangegeven/vastgesteld of deze trauma’s door verschillende wapens/voorwerpen zijn toegebracht?
- 3.
Vanaf welke zijde/kant van het lichaam van het slachtoffer zijn deze verschillende trauma’s toegebracht?
- 4.
In welke positie heeft het slachtoffer zich bevonden ten tijde van het toebrengen van de verschillende trauma’s?
- 5.
Is vast te stellen of de trauma’s door 1 of meer personen zijn toegebracht?
- 6.
Zijn er trauma’s aan te wijzen die hebben geleid tot een groot/fors bloedverlies? Welke zijn dat dan?
- 7.
Zal het trauma (boven) op het hoofd bloedverlies hebben veroorzaakt? Zo ja, in welke orde van grootte zal dat bloedverlies zijn geweest?
- 8.
Kan worden vastgesteld of het trauma (boven) op het hoofd op een ander tijdstip is aangebracht dan de overige trauma’s?
- 9.
Is het mogelijk dat een persoon zich met deze trauma’s nog kan verplaatsen?
- 10.
Is er aan de hand van een analyse van de trauma’s aan het lichaam van [slachtoffer] een verloop van het toebrengen van deze trauma’s te beschrijven? Zo ja, welk verloop?
4. Aanvullend DNA-onderzoek door het NFI naar het nagelvuil van het slachtoffer, gelet op de overwegingen in het arrest van het hof te ‘s-Hertogenbosch van 8 oktober 2008.
5. Een statistische dan wel wetenschappelijke onderbouwing door het NFI van de betekenis van het(/de) aangetroffen DNA-profiel(en) in nagelvuil in het algemeen, en dat van [slachtoffer] in het bijzonder en zo mogelijk een vergelijking van de aangetroffen DNA-profielen met DNA-databanken.
6. Nader onderzoek door het NFI of IFS naar de bloedsporen die zijn aangetroffen in het toilet in [plaats 1], waarbij de volgende vragen worden beantwoord:
1. Kan worden aangegeven of het bloedspoor op de grond van de wc – naast de toiletrollen (CVA945) – afkomstig is van het wassen van bebloede handen of dat dit bloedspoor een andere oorsprong heeft (bijvoorbeeld een partiële afdruk van een schoen of ander voorwerp)?
2. Kan aan de hand van de aangetroffen hoeveelheid bloed in de wasbak en handdoek en vloer een uitspraak worden gedaan over de hoeveelheid bloed die zich aanvankelijk op de handen (welke zijn afgewassen) heeft bevonden?
3. Kan aan de hand van de beschikbare informatie een bloedspooranalyse van de sporen in dit toilet worden gemaakt?
7a. Nader onderzoek door IFS aan de inbeslaggenomen handdoek uit het toilet in [plaats 1] (het hof verstaat, zoals ter terechtzitting door de advocaat-generaal is bevestigd: spoor CVA 947)) om te beoordelen of zich op de handdoek daadwerkelijk bloed van [verdachte] bevindt.
7b. IFS te vragen conclusie 9 in het rapport van d.d. 25 juli 2007 (pagina 23) dat het hoofdprofiel in het verkregen mengprofiel overeenkomstig het profiel van verdachte is, statistisch te onderbouwen.
8. Aanvullend DNA-onderzoek door het NFI aan het bloedspoor op het onderlaken van het kinderbedje (spoor CVA997) in de woning aan de [adres, plaats].
9. DNA-onderzoek door het NFI aan de binnenzijde van de schoenen van verdachte, omdat dat tot dusverre niet is gebeurd.
- 10.
DNA-onderzoek door het NFI aan de bloedsporen welke zijn bemonsterd in de auto van verdachte, te weten de bloedsporen CVA939, CVA940 en CVA941, omdat dat tot dusverre niet is gebeurd.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting medegedeeld geen bezwaar te hebben tegen voormelde onderzoekswensen van het openbaar ministerie. De raadsman heeft verder aangegeven dat hij het onder 2 geformuleerde verzoek wenst uit te breiden in die zin dat het contactsporenonderzoek niet alleen wordt verricht aan de bovenkleding van het slachtoffer, maar tevens aan de broek of rok, en schoenen, sokken en sieraden, welke aan het lichaam van het slachtoffer zijn aangetroffen. De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen de door de raadsman verzochte uitbreiding.
Beoordeling van de verzoeken van het openbaar ministerie
Ad 1: De getuige [getuige 1] is tijdens het opsporingsonderzoek door de politie gehoord. De getuige is niet meer gehoord op een ander moment in het strafproces.
Het hof acht het gewenst dat [getuige 1], geboren op [geboortedatum], wonende te [adres getuige 1] ter terechtzitting als getuige wordt gehoord.
Ad 2: Het hof acht het gewenst dat DNA-contactsporenonderzoek wordt verricht door IFS op de bovenkleding van het slachtoffer, alsmede de door de raadsman verzochte uitbreiding tot de broek of rok, en schoenen, sokken en sieraden, voorzover deze sieraden aan het lichaam van het slachtoffer zijn aangetroffen en nog bij de politie beschikbaar zijn.
Ad 3: Het hof acht het gewenst dat een second opinion wordt gegeven door een of meer deskundigen van IFS met betrekking tot de sectie, met name een nadere analyse van de verwondingen, van het stoffelijk overschot van [slachtoffer], waarbij de door de advocaat-generaal gestelde vragen in ieder geval dienen te worden beantwoord. Het hof acht het gewenst dat naar aanleiding van deze second opinion, als deskundige ter terechtzitting van het hof wordt gehoord de deskundige van IFS die het onderzoek heeft verricht. Het hof acht het voorts gewenst dat tegelijkertijd met de deskundige van IFS, een deskundige van het NFI ter terechtzitting van het hof naar aanleiding van de bevindingen van de patholoog-anatoom van het NFI en de bevindingen van IFS wordt gehoord. Nu het hof ambtshalve bekend is dat de deskundige van het NFI die de sectie heeft verricht niet meer werkzaam is bij het NFI, geeft het hof de advocaat-generaal in overweging op te roepen drs A. Maes, als patholoog-anatoom verbonden aan het NFI.
Ad 4 en 5: Het hof acht het gewenst dat aanvullend DNA-onderzoek wordt verricht te laten verrichten door het NFI naar het nagelvuil van het slachtoffer en daarnaast een statistische dan wel wetenschappelijke onderbouwing door het NFI van de betekenis van het(/de) aangetroffen DNA-profiel(en) in nagelvuil in het algemeen, en dat van het slachtoffer in het bijzonder, te geven. Het hof acht het gewenst dat de resultaten van dat onderzoek zo mogelijk worden vergeleken met de gegevens in relevante DNA- databanken.
Ad 6: Het hof acht het gewenst dat door het NFI nader onderzoek wordt verricht naar de bloedsporen die zijn aangetroffen in het toilet in [plaats 1].
Ad 7: Het hof acht het gewenst dat nader onderzoek wordt verricht door IFS aan het spoor CVA947 (op het handdoekje uit het toilet in [plaats 1]) om te beoordelen of zich op de handdoek daadwerkelijk bloed van [verdachte] bevindt. Het hof acht het tevens gewenst dat door IFS conclusie 9 in het rapport d.d. 25 juli 2007 (pagina 23) statistisch wordt onderbouwd.
Ad 8: Het hof acht het gewenst dat door het NFI aanvullend DNA-onderzoek wordt verricht aan het bloedspoor op het onderlaken van het kinderbedje (spoor CVA997).
Ad 9 en 10: Het hof acht het gewenst dat door het NFI DNA-onderzoek wordt verricht aan de binnenzijde van de schoenen van verdachte en aan de bloedsporen welke zijn bemonsterd in de auto van verdachte, te weten de bloedsporen CVA939, CVA940 en CVA941.
Verzoeken van de verdediging
De raadsman heeft bij brief van 18 augustus 2010 de volgende onderzoekswensen van de verdediging kenbaar gemaakt -zakelijk weergegeven -:
- a.
De verdediging verzoekt om het horen als getuige van [getuige 2], [adres getuige 2], moeder van de verdachte, omdat zij bij verdachte heeft aangedrongen op het geven van openheid over de gebeurtenissen op 15 maart 2006.
- b.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht om opdracht te geven aan drs S.J.M. Eijkelenboom-Schieveld, forensisch geneeskundige, om forensisch onderzoek te verrichten door het maken van een analyse van de verwondingen bij het slachtoffer waarbij de wondpatronen worden vergeleken en met elkaar in verband worden gebracht om zo te komen tot een zo volledig mogelijk beeld van het ontstaan van de verwondingen en de doodsoorzaak van het slachtoffer.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van bovenstaande verzoeken.
Beoordeling van de verzoeken van de verdediging
Ad a: De moeder van verdachte [getuige 2] is tijdens het opsporingsonderzoek door de politie gehoord. Zij is niet meer gehoord op een ander moment in het proces.
Naar het oordeel van het hof is het in het belang van de verdediging dat ter terechtzitting van het hof als getuige wordt gehoord: [getuige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres getuige 2].
Ad b: Het hof acht het gewenst dat nader door IFS forensisch onderzoek wordt verricht naar de verwondingen van het slachtoffer waarbij de wondpatronen worden vergeleken en met elkaar in verband worden gebracht om zo te komen tot een zo volledig mogelijk beeld van het ontstaan van de verwondingen en de doodsoorzaak van het slachtoffer. Dit onderzoek komt grotendeels overeen met het hiervoor onder 3 geformuleerde en toegewezen verzoek van de advocaat-generaal.
Het hof zal in verband met de onderzoekshandelingen ad 2 tot en met ad 10 en ad b de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling in strafzaken in de rechtbank Roermond, met het verzoek
- -
wat betreft de onderzoekshandelingen ad 2, 3 ,7 en b als (getuige-)deskundigen te benoemen ing. R. Eikelenboom, forensisch onderzoeker, en/of drs. S.J.M. Eikelenboom-Schieveld, arts/forensisch-medisch onderzoeker, beiden verbonden aan IFS;
- -
wat betreft de onderzoekshandelingen ad 4, 5, 8, 9 en 10 als (getuige-) deskundige te benoemen een of meer deskundigen verbonden aan het NFI;
- -
wat betreft de onderzoekshandelingen ad 6 een deskundige van het NFI of IFS te benoemen, zulks ter beoordeling van de rechter-commissaris.
De deskundigen wordt verzocht eigener beweging al datgene aan te geven dat zij voor een goed begrip van de zaak nodig achten.
Zoals reeds ter terechtzitting van 20 oktober 2010 is bepaald, zal het onderzoek ter terechtzitting van 17 februari 2011 te 14:00 uur worden hervat.
BESLISSING
Het hof:
Wijst toe in de hiervoor vermelde zin de verzoeken zoals hiervoor geformuleerd onder 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en b.
Verwijst de zaak daartoe naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Roermond.
Verzoekt de rechter-commissaris overigens al hetgeen te doen dat hij dienstig acht voor het uitvoeren van voornoemde onderzoekshandelingen.
Stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Roermond, met voormelde doelen.
Wijst toe de verzoeken tot het horen als getuigen van [getuige 1], geboren op [geboortedatum], wonende te [adres getuige 1], en [getuige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres getuige 2].
Beveelt de oproeping van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] tegen de terechtzitting van 17 februari 2011 te 14.00 uur.
Beveelt de oproeping van de deskundigen:
- -
de deskundige van IFS die uitvoering heeft gegeven aan het verzoek onder 3;
- -
een deskundige van het NFI, ter uitvoering van de wens van het hof in verband met het verzoek onder 3;
tegen de terechtzitting van 17 februari 2011 te 14.00 uur.
Verzoekt de advocaat-generaal de resultaten van het ad 3 toegewezen onderzoek tijdig voor de terechtzitting van 17 februari 2011 aan de deskundige van het NFI te doen toekomen.
Aldus gewezen door
mr P.A.H. Lemaire, voorzitter,
mr E.A.K.G. Ruys en mr C. Caminada, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr R. Salet, griffier,
en op 3 november 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.