RvdW 2016/1135
Dynamische verkeerscontrole. Controlebevoegdheden WVW 1994 aangewend t.b.v. opsporingsactiviteiten: détournement de pouvoir?
HR 01-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2454
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
1 november 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, E.F. Faase
- Zaaknummer
16/00207
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2454, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑11‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:460, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑06‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑02‑2016
- Wetingang
Art. 359a Sv; art. 160 lid 1 en 4 WVW 1994
Essentie
Dynamische verkeerscontrole. Zolang een controlebevoegdheid ex WVW 1994, uitgevoerd door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, mede is uitgeoefend ter controle van de naleving van de bij of krachtens de WVW 1994 vastgestelde voorschriften, is die uitoefening in beginsel rechtmatig. Het oordeel van het hof dat de controlebevoegdheden uitsluitend zijn aangewend ten behoeve van opsporingsactiviteiten, hetgeen détournement de pouvoir oplevert, is niet begrijpelijk.
Art. 160 lid 1, 4 WVW 1994 bevatten geen aanwijzingen over de selectie van bestuurders t.a.v. wie de controlebevoegdheden worden uitgeoefend. Indien de rechter oordeelt dat bij die selectie een niet gerechtvaardigd onderscheid is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.