Een afschrift van de schriftuur van de verdachte als bedoeld in art. V lid 1 van het Procesreglement van de strafkamer van de Hoge Raad is pas op 10 juni 2014 aan de benadeelde partij toegezonden. Dit betekent dat er gelet op de termijn van dertig dagen vermeld in lid 2 van dit artikel nog een verweerschrift van de benadeelde partij kan binnenkomen. Mocht dit zich inderdaad voordoen dan ben ik desgewenst uiteraard bereid aanvullend te concluderen.
HR, 24-11-2015, nr. 14/04590
ECLI:NL:HR:2015:3358, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-11-2015
- Zaaknummer
14/04590
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:3358, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑11‑2015; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2014:2630, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1779, Contrair
ECLI:NL:PHR:2015:1779, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑06‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:3358, Contrair
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0531
Uitspraak 24‑11‑2015
Inhoudsindicatie
Vordering bp. Falende klacht over het oordeel van het Hof dat de bp als gevolg van de bewezenverklaarde feiten rechtstreekse schade heeft geleden. Het Hof heeft kennelijk geoordeeld dat de kosten van het herstel van de schade aan de woningen met adres A en B voor rekening komen van de bp. Dat oordeel is, gelet op het in proces-verbaal van aangifte ter zake van de poging tot inbraak in de woning met adres C, dat het Hof niettegenstaande de vrijspraak van die poging tot woninginbraak bij zijn beoordeling te dezen heeft kunnen betrekken, en het voegingsformulier, niet onbegrijpelijk. Daarvan uitgaande is het oordeel van het Hof dat de bp rechtstreekse schade heeft geleden a.g.v. de bewezenverklaarde feiten evenmin onbegrijpelijk. V.zv. het middel daarover klaagt, is het tevergeefs voorgesteld. Voorts kan in cassatie niet met vrucht voor het eerst worden geklaagd dat de vordering van de bp ten onrechte ook de in rekening gebrachte BTW omvat, aangezien dit een onderzoek van feitelijke aard vergt. Ook in zoverre faalt het middel.
Partij(en)
24 november 2015
Strafkamer
nr. S 14/04590
LBS/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 10 juni 2014, nummer 23/002528-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel, en tot terugwijzing van de zaak opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel bevat onder meer de klacht dat het oordeel van het Hof dat [A] BV rechtstreekse schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten, ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 4 februari 2013 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een of meer woningen, gelegen aan [a-straat] 160 en 162, goederen van hun gading en/of geldsommen weg te nemen, toebehorende aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en zich daarbij de toegang tot voornoemde woningen te verschaffen en die weg te nemen goederen van hun gading en/of die geldsommen onder hun bereik te brengen door middel van braak, naar voornoemde woningen zijn gegaan en vervolgens
- eenmaal of meermalen hebben aangebeld bij perceel 162 en vervolgens
- de cilinder van het voordeurslot van perceel 162 hebben verwijderd en vervolgens
- meermalen een scherp en/of puntig voorwerp in het voordeurslot van perceel 162 hebben gestoken en vervolgens
- meermalen met dat scherpe en/of puntige voorwerp het voordeurslot van perceel 162 hebben getracht open te draaien en vervolgens
- naar de voordeur van perceel 160 zijn gegaan en vervolgens
- een schroef in het voordeurslot van perceel 160 hebben gedraaid en vervolgens
- tegen de voordeur van perceel 160 hebben geduwd en vervolgens
- tegen de voordeur van perceel 160 hebben getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op het volgende bewijsmiddel.
"4. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL134H 2013028724-1 van 4 februari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] (p. 25 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [betrokkene 1], zakelijk weergegeven:
Ik was vandaag, 4 februari 2013 in mijn woning aan het [a-straat] 162 te Amsterdam, aanwezig. Ik hoorde op een gegeven moment dat de deurbel meerdere malen achter elkaar ging. Ik hoorde meteen na het meerdere malen bellen dat het slot van de deur geluid maakte. Ik hoorde metaal tegen metaal knarsen in het slot. Toen ik eenmaal bij de voordeur aangekomen was keek ik via de oculair en ik zag dat er drie mannelijke personen aan de buitenzijde van de voordeur waren. Ik zag dat er een mannelijk persoon met een rode jas knielde voor mijn voordeur.
(...)
Ik hoorde op een gegeven moment dat er iets aan de binnenzijde van de voordeur op de grond viel. Toen ik naar beneden keek zag ik dat er naast mijn voet een deel van het slot van de voordeur op de grond lag. Ik voelde toen ik de deur tegenhield dat er druk werd uitgeoefend op de deurklink welke ik vasthield. Ik voelde dat de mannen bij de voordeur meerdere malen het slot probeerden te openen, want ik hoorde het slot een aantal keer draaien. (..) Ik zag dat ze bij elkaar gingen staan en dat ze met elkaar spraken.
Ik zag door het oculair dat ze bij de deur van de buren van perceel 160 gingen staan en ik zag dat de man met de rode jas (NNI) op zijn knieën zat en aan het slot zat. Ik zag dat ze probeerden de deur te forceren en ik hoorde een geluid dat leek op een scheurend en krassend geluid. Ik zag dat de man met de rode jas (NNI) met zijn lichaam probeerde de deur van de buren open te duwen. En ik zag toen dat niet lukte, dat de man die fors van postuur (NN2) was een trap tegen de deur gaf. Ik zag dat de deur bij de buren niet opende. Ik zag dat de mannen weer bij elkaar kwamen en hierna via de trap weggingen."
2.2.3.
Bij de stukken van het geding bevindt zich een voegingsformulier op naam van [A] BV met bijlage. Dit formulier houdt in:
"Schade
(...)
Omschrijving bedrag nummer bijlage
zie offerte DZM 130009 € 3764,89 1
(...)"
De bijlage houdt in:
"DZM Vastgoed Onderhoud
Betreft:
[a-straat] 158-160-162 Amsterdam
Herstel inbraakschade
Offerte DZM 130009
Amsterdam 13-02-2013
Geachte heer Gloudemans,
In dank voor de door u gevraagde offerte voor onderstaande werkzaamheden in bovenstaand project komen wij tot de volgende prijsstelling
Werkzaamheden
Leveren en plaatsen 3 noodcilinders nrs 158-160-162
Verwijderen en afvoeren WTD nr 160
Leveren en monteren WTD inclusief H&S nr 160
Herstel kozijn nr 160
Schilderwerk kozijn in bestaande kleur. nr. 160
Leveren en plaatsen 3 knopcilinders op certificaat.
nrs 158-160-162
Leveren en plaatsen 2 meerpuntsluitingen. nrs 158-62
Totaal kosten 3096
Car verzekering 0,5% 15,48
Sub totaal exclusief BTW 3111,48
BTW 21% 653,41
Totaal inclusief BTW 3.764,89
Met vriendelijke groet,
DZM Vastgoed Onderhoud."
2.2.4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
"De raadsman voert het woord tot verdediging. Hij verklaart - zakelijk weergegeven -: (...)
Wat betreft de vordering van de benadeelde partij: ik vind het onbegrijpelijk dat dit schadeformulier klakkeloos wordt geaccepteerd. De vordering is onduidelijk en niet eenvoudig van aard. 'WTD' en 'H&S' staan onder andere als kostenpost opgenomen, maar ik heb geen idee wat dit betekent. Bovendien is het een offerte, dus het is onduidelijk of deze kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Het is daarnaast de vraag of degene die dit schadeformulier heeft getekend gemachtigd was om op te treden. Mijn cliënt krijgt de volle schadeclaim in zijn schoenen geschoven, want de medeverdachten zullen niet in staat zijn dit op te brengen.
(...)
De raadsman voert het woord in dupliek en verklaart - zakelijk weergegeven -:
De voorzitter zegt dat WTD staat voor 'witte toegangsdeur'. Dat zou kunnen, maar we weten het niet zeker. Hang- en sluitwerk vind ik goed gevonden. Het is niet duidelijk geworden dat het nodig was de deur in zijn geheel te vervangen. In ieder geval is onvoldoende gespecificeerd welke kosten voor welk onderdeel zijn gemaakt. In hoger beroep had de benadeelde partij dit makkelijk uitgebreider kunnen specificeren, maar dit is nagelaten."
2.3.
Het Hof heeft de vordering van de benadeelde partij [A] BV toegewezen tot een bedrag van € 2.400,- en de verdachte voorts veroordeeld dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van [A] BV. Het Hof heeft in dit verband het volgende overwogen:
"Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
De vordering is namens de bewoners van de betrokken woningen opgesteld op basis van pogingen tot het plegen van inbraken in drie woningen. Aangezien het hof enkel de pogingen tot het plegen van inbraken in twee woningen gelegen aan het [a-straat], te weten de nummers 160 en 162, bewezen acht, heeft het hof de hoogte van het toe te wijzen bedrag in redelijkheid vastgesteld op € 2.400,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het bedrag van € 2.400,00 zal worden toegewezen. Aangezien de verdachte voor de poging tot het plegen van een woninginbraak bij nummer 158 wordt vrijgesproken, is de verdachte niet gehouden tot vergoeding van deze schade, zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze."
2.4.
Bij de stukken van het geding bevindt zich voorts een proces-verbaal van aangifte van 5 februari 2013, dat onder meer inhoudt als verklaring van [betrokkene 3]:
"Ik ben namens de benadeelde, [A] BV, gerechtigd tot het doen van aangifte terzake poging inbraak bij de woning [a-straat] 158 te Amsterdam. Op de deur van 158 zag ik zwarte vegen die veroorzaakt zijn door sporenonderzoek. Ik schat de totale schade van de drie woningen tussen de € 3000,- en € 3.500,-."
2.5.
Het Hof heeft kennelijk geoordeeld dat de kosten van het herstel van de schade aan de woningen gelegen aan het [a-straat] 160 en 162 voor rekening komen van [A] BV. Dat oordeel is, gelet op het in proces-verbaal van aangifte ter zake van de poging tot inbraak in de woning [a-straat] 158, dat het Hof niettegenstaande de vrijspraak van die poging tot woninginbraak bij zijn beoordeling te dezen heeft kunnen betrekken, en (de bijlage bij) het voegingsformulier, niet onbegrijpelijk. Daarvan uitgaande is het oordeel van het Hof dat [A] BV rechtstreekse schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten evenmin onbegrijpelijk. Voor zover het middel daarover klaagt, is het tevergeefs voorgesteld.
2.6.
In cassatie kan niet met vrucht voor het eerst worden geklaagd dat de vordering van de benadeelde partij ten onrechte ook de in rekening gebrachte BTW omvat, aangezien dit een onderzoek van feitelijke aard vergt. Ook in zoverre faalt het middel.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2015.
Conclusie 30‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Vordering bp. Falende klacht over het oordeel van het Hof dat de bp als gevolg van de bewezenverklaarde feiten rechtstreekse schade heeft geleden. Het Hof heeft kennelijk geoordeeld dat de kosten van het herstel van de schade aan de woningen met adres A en B voor rekening komen van de bp. Dat oordeel is, gelet op het in proces-verbaal van aangifte ter zake van de poging tot inbraak in de woning met adres C, dat het Hof niettegenstaande de vrijspraak van die poging tot woninginbraak bij zijn beoordeling te dezen heeft kunnen betrekken, en het voegingsformulier, niet onbegrijpelijk. Daarvan uitgaande is het oordeel van het Hof dat de bp rechtstreekse schade heeft geleden a.g.v. de bewezenverklaarde feiten evenmin onbegrijpelijk. V.zv. het middel daarover klaagt, is het tevergeefs voorgesteld. Voorts kan in cassatie niet met vrucht voor het eerst worden geklaagd dat de vordering van de bp ten onrechte ook de in rekening gebrachte BTW omvat, aangezien dit een onderzoek van feitelijke aard vergt. Ook in zoverre faalt het middel.
Nr. 14/04590 Zitting: 30 juni 2015 | Mr. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 10 juni 2014 de verdachte wegens primair “poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en verdachte dienaangaande een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in het arrest nader is bepaald.
2. Namens verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.1.
3. Het middel komt met diverse klachten op tegen de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
4. Blijkens de aan de Hoge Raad toegezonden stukken heeft [A] BV zich in eerste aanleg als benadeelde partij gevoegd voor een schadebedrag van in totaal € 3.764,89. In het “Schadeopgaveformulier Misdrijven” wordt voor de opgave van de schade verwezen naar de bijgevoegde offerte DSM van 13 februari 2013. Deze offerte houdt onder meer in: “Werkzaamheden. Leveren en plaatsen 3 noodcilinders nrs 158-160-162. Verwijderen en afvoeren WTD nr 160. Leveren en monteren WTD inclusief H&S nr 160. Herstel kozijn nr 160. Schilderwerk kozijn in bestaande kleur, nr. 160. Leveren en plaatsen 3 knopcilinders op certificaat nrs 158-160-162. Leveren en plaatsen 2 meerpuntsluitingen nrs 158-162. (…) Totaal inclusief BTW € 3.74,89”. Ook zijn handgeschreven aantekeningen op deze offerte geplaatst (die moeilijk leesbaar zijn, PV).
5. Ter terechtzitting in eerste aanleg is de benadeelde partij niet verschenen. Uit het proces-verbaal van de zitting volgt dat de raadsman van de verdachte de vordering heeft betwist door aan te voeren dat het gevorderde bedrag nogal hoog is, dat er complete deuren zijn verwijderd en dat de vordering niet van eenvoudige aard is. De Rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen tot een bedrag van € 3.764,89.2.
6. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 27 mei 2014 blijkt dat de benadeelde partij niet is verschenen. Voorts volgt uit voornoemd proces-verbaal dat van de kant van de verdediging de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij is betwist. In het proces-verbaal is het navolgende op dit punt opgenomen.
“Wat betreft de vordering van de benadeelde partij: ik vind het onbegrijpelijk dat dit schadeformulier klakkeloos wordt geaccepteerd. De vordering is onduidelijk en niet eenvoudig van aard. 'WTD' en ‘H&S' staan onder andere als kostenpost opgenomen, maar ik heb geen idee wat dit betekent. Bovendien is het een offerte, dus het is onduidelijk of deze kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Het is daarnaast de vraag of degene die dit schadeformulier heeft getekend gemachtigd was om op te treden. Mijn cliënt krijgt de volle schadeclaim in zijn schoenen geschoven, want de medeverdachten zullen niet in staat zijn dit op te brengen.(…)De raadsman voert het woord in dupliek en verklaart - zakelijk weergegeven -:
De voorzitter zegt dat WTD staat voor 'witte toegangsdeur '. Dat zou kunnen, maar we weten het niet zeker. Hang- en sluitwerk vind ik goed gevonden. Het is niet duidelijk geworden dat het nodig was de deur in zijn geheel te vervangen. In ieder geval is onvoldoende gespecificeerd welke kosten voor welk onderdeel zijn gemaakt. In hoger beroep had de benadeelde partij dit makkelijk uitgebreider kunnen specificeren, maar dit is nagelaten.”
7. In het bestreden arrest heeft het Hof omtrent de vordering van de benadeelde partij het volgende overwogen:
“Vordering van de benadeelde partij [A] BV
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.764,89. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
De vordering is namens de bewoners van de betrokken woningen opgesteld op basis van pogingen tot het plegen van inbraken in drie woningen. Aangezien het hof enkel de pogingen tot het plegen van inbraken in twee woningen gelegen aan het [a-straat], te weten de nummers 160 en 162, bewezen acht, heeft het hof de hoogte van het toe te wijzen bedrag in redelijkheid vastgesteld op € 2.400,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het bedrag van € 2.4000,00 zal worden toegewezen. Aangezien de verdachte voor de poging tot het plegen van een woninginbraak bij nummer 158 wordt vrijgesproken, is de verdachte niet gehouden tot vergoeding van deze schade, zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.”
8. De steller van het middel voert in de eerste plaats aan dat het Hof de vordering van de benadeelde partij heeft toegewezen terwijl de vordering grotendeels is opgebouwd uit schade die niet rechtstreeks het gevolg is van de tenlastegelegde en bewezenverklaarde poging tot inbraak. Uit het ‘Schadeopgaveformulier Misdrijven’ volgt niet dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden als gevolg van de poging tot inbraak in de woningen aan het [a-straat] 160 en 162 noch dat de benadeelde partij de vordering namens de bewoners van de betrokken woningen heeft ingediend. De overweging van het Hof dat de vordering door [A] BV namens de bewoners van de betrokken woningen (is) opgesteld’ is dan ook onbegrijpelijk, aldus de steller van het middel.
9. Vooropgesteld wordt dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij kan voegen in het strafproces (art. 51a, eerste lid, Sv). Van rechtstreekse schade is sprake indien iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. In het algemeen beschermen strafbepalingen niet het belang van rechtsopvolgers noch dat van derde belanghebbenden, zodat doorgaans alleen het slachtoffer zelf zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces.3.De Minister voegde daaraan toe dat aan de voorwaarde dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit is voldaan als in de tenlastelegging de gedraging is omschreven die schade heeft veroorzaakt, zodat op basis van de tenlastelegging de vordering kan worden onderzocht. Maar niet nodig is dat ook de schade zelf in de tenlastelegging is vermeld.4.
10. In de Memorie van toelichting bij het voorstel dat is uitgemond in de Wet van 17 december 2009, Stb. 2010, 1 haalde de Minister de omschrijving in het EU-Kaderbesluit van 15 maart 2001 (Pb EG 22 maart 2001, L 82, blz. 1-4) van wie slachtoffer is aan: “De natuurlijke persoon die als direct gevolg van het handelen of nalaten dat in strijd is met de strafwetgeving van een lidstaat schade, met inbegrip van lichamelijk of geestelijk letsel, geestelijke pijn of economische schade heeft geleden”. Het gaat dus om een persoon aan wie door de pleger van een strafbaar feit materiële of immateriële schade is toegebracht. De Minister bracht in herinnering dat naar Nederlands recht sprake moet zijn van rechtstreekse schade die door het slachtoffer van een strafbaar feit is geleden.5.
11. De vordering van de benadeelde partij [A] BV strekt ter vergoeding van de ten gevolge van het tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit geleden schade. De diefstalbepaling beschermt het vermogen, in het bijzonder de eigendom en het bezit van roerende zaken. Uit de door [betrokkene 3] gedane aangifte (het wel door de politierechter, maar niet door het Hof gebezigde bewijsmiddel 7) volgt dat hij namens [A] BV gerechtigd is tot het doen van aangifte ter zake van poging tot inbraak bij de woning [a-straat] 158 te Amsterdam. Noch uit deze aangifte noch uit de aangifte gedaan door de bewoners van de woningen aan het [a-straat] 160 en 162 (blijkens bewijsmiddel 6 en 4 resp. [betrokkene 2] en [betrokkene 1], zoals ook genoemd in de bewezenverklaring) volgt dat deze benadeelden aan [A] BV opdracht hebben gegeven om namens hen op te treden. Dit brengt mee dat het (kennelijke) oordeel van het Hof dat de benadeelde partij [A] BV degene is die rechtstreeks schade heeft geleden doordat er schade aan de woningen [a-straat] 160 en 162 is ontstaan niet begrijpelijk is. Dit klemt temeer nu het Hof verdachte heeft vrijgesproken van de poging tot diefstal in de woning aan het [a-straat] 158 en bewijsmiddel 7 niet voor het bewijs heeft gebruikt.
12. Gelet op het bovenstaande behoefde het oordeel van het Hof dat de vordering door [A] BV namens de bewoners van de betrokken woningen is opgesteld nadere motivering.
13. Het middel is dan ook terecht voorgesteld.
14. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van het bestreden arrest behoren te leiden.
15. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel, en tot terugwijzing van de zaak opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 30‑06‑2015
Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken heb ik geen wensenformulier van de benadeelde partij aangetroffen inhoudende dat zij haar eerder ingediende verzoek tot schadevergoeding in hoger beroep wenst te handhaven.
Kamerstukken II, 1989/90, 21345, nr. 3, p. 11-12.