Hof Amsterdam, 10-06-2014, nr. 23-002528-13
ECLI:NL:GHAMS:2014:2630
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
10-06-2014
- Zaaknummer
23-002528-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2014:2630, Uitspraak, Hof Amsterdam, 10‑06‑2014; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:3358, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 10‑06‑2014
Inhoudsindicatie
Verweren woninginbraak verworpen waaronder medeplegen of medeplichtigheid.
parketnummer: 23-002528-13
datum uitspraak: 10 juni 2014
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 mei 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-025732-13 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 mei 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 februari 2013 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer woning(en), gelegen aan [straatnaam 1] 158 en/of 160 enóf 162, goederen van zijn/hun gading en/of een of meer geldsom(men) weg te nemen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning(en) te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen van zijn/hun gading en/of die geldsom(men) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, naar voornoemde woning(en) is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- eenmaal of meermalen heeft/hebben aangebeld bij perceel 162 en/of (vervolgens)
- de cilinder van het (voor)deurslot (van perceel 162) heeft/hebben verwijderd en/of (vervolgens)
- eenmaal of meermalen een scherp en/of puntig voorwerp in het (voor)deurslot (van perceel 162) heeft/hebben gestoken en/of (vervolgens)
- eenmaal of meermalen (met dat scherpe en/of puntige voorwerp) het (voor)deurslot (van perceel 162) heeft/hebben getracht open te draaien en/of (vervolgens)
- naar de (voor)deur van perceel 160 is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- eenmaal of meermalen een schroef in de (voor)deurslot (van perceel 160) heeft/hebben gedraaid en/of (vervolgens)
- eenmaal of meermalen tegen de (voor)deur (van perceel 160) heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens)
- eenmaal of meermalen tegen de (voor)deur (van perceel 160) heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of (vervolgens)
- naar de (voor)deur van perceel 158 is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- eenmaal of meermalen tegen de (voor)deur (van perceel 158) heeft/hebben getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 4 februari 2013 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer woning(en), gelegen aan [straatnaam 1] 158 en/of 160 enóf 162, goederen van zijn/hun gading en/of een of meer geldsom(men) weg te nemen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning(en) te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen van zijn/hun gading en/of die geldsom(men) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, naar voornoemde woning(en) is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- eenmaal of meermalen heeft/hebben aangebeld bij perceel 162 en/of (vervolgens)
- de cilinder van het (voor)deurslot (van perceel 162) heeft/hebben verwijderd en/of (vervolgens)
- eenmaal of meermalen een scherp en/of puntig voorwerp in het (voor)deurslot (van perceel 162) heeft/hebben gestoken en/of (vervolgens)
- eenmaal of meermalen (met dat scherpe en/of puntige voorwerp) het (voor)deurslot (van perceel 162) heeft/hebben getracht open te draaien en/of (vervolgens)
- naar de (voor)deur van perceel 160 is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- eenmaal of meermalen een schroef in de (voor)deurslot (van perceel 160) heeft/hebben gedraaid en/of (vervolgens)
- eenmaal of meermalen tegen de (voor)deur (van perceel 160) heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens)
- eenmaal of meermalen tegen de (voor)deur (van perceel 160) heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of (vervolgens)
- naar de (voor)deur van perceel 158 is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- eenmaal of meermalen tegen de (voor)deur (van perceel 158) heeft/hebben getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van voornoemd misdrijf hij, verdachte medeplichtig/behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Bespreking van de ter terechtzitting gevoerde verweren
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat er geen rechtsreeks bewijs is dat de verdachte een van de drie mannen is geweest die de ten laste gelegde inbraken hebben geprobeerd te plegen en dat de verdachte daarom dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft betoogd dat de twee medeverdachten die zijn aangehouden weliswaar voldoen aan de door getuigen gegeven signalementen, maar dat het dossier geen signalement bevat waaraan de verdachte voldoet.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hiertoe als volgt. Aangeefster [slachtoffer 1] heeft drie mannen gezien die bij haar woning op nummer 162 en bij de woning van nummer 160 probeerden in te breken (dossierpagina’s 25-27). Huismeester [persoon] heeft drie mannen de flat uit zien lopen (dossierpagina 13). Getuige [getuige] heeft vervolgens drie mannen vanuit de richting van de flat naar de [straatnaam 2] zien lopen (dossierpagina 10), alwaar de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] door de politie in een auto zijn aangehouden (dossierpagina’s 11 en 12). Al deze gebeurtenissen hebben zich in een zeer kort tijdsbestek afgespeeld. De signalementen van twee van de drie mannen die door de getuigen zijn gezien komen zeer duidelijk overeen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. De verklaring van de verdachte dat hij slechts in de auto heeft gezeten en niet bij de inbraak betrokken is geweest acht het hof gezien het voorgaande niet geloofwaardig. Uit het dossier is niet gebleken van de aanwezigheid van een vierde persoon, noch van een wisseling van een van de drie mannen met de verdachte zodat verwarring dienaangaande nagenoeg is uitgesloten. De door de raadsman aangevoerde alternatieve lezing van de feiten is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden.
Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat, mocht het hof de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraken bewezen achten, hij slechts als medeplichtige kan worden aangemerkt, omdat hij als derde man slechts op de uitkijk stond.
Het hof stelt vast dat de verdachte zich in het zicht van de aangeefster [slachtoffer 1] (dossierpagina 26) en dus op zeer geringe afstand van de medeverdachten bevond. In de optiek van aangeefster waren drie mannen bezig bij haar in te breken. Ook zijn de drie mannen gezamenlijk weggegaan en in elkaars gezelschap in een auto aangehouden. Het hof is van oordeel dat de omstandigheid dat de verdachte mogelijk niet zelf de sloten heeft geforceerd niet wegneemt dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking om bij [slachtoffer 1] in te breken. Van omstandigheden waaruit kan worden opgemaakt dat de verdachte een geringere rol in het geheel speelde op grond waarvan slechts medeplichtigheid moet worden aangenomen is niet gebleken.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:hij op 4 februari 2013 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een of meer woningen, gelegen aan [straatnaam 1] 160 en 162, goederen van hun gading en/of geldsommen weg te nemen, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en zich daarbij de toegang tot voornoemde woningen te verschaffen en die weg te nemen goederen van hun gading en/of die geldsommen onder hun bereik te brengen door middel van braak, naar voornoemde woningen zijn gegaan en vervolgens
- eenmaal of meermalen hebben aangebeld bij perceel 162 en vervolgens
- de cilinder van het voordeurslot van perceel 162 hebben verwijderd en vervolgens
- meermalen een scherp en/of puntig voorwerp in het voordeurslot van perceel 162 hebben gestoken en vervolgens
- meermalen met dat scherpe en/of puntige voorwerp het voordeurslot van perceel 162 hebben getracht open te draaien en vervolgens
- naar de voordeur van perceel 160 zijn gegaan en vervolgens
- een schroef in het voordeurslot van perceel 160 hebben gedraaid en vervolgens
- tegen de voordeur van perceel 160 hebben geduwd en vervolgens
- tegen de voordeur van perceel 160 hebben getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met anderen op klaarlichte dag geprobeerd in te breken in twee woningen. Dit is allereerst een ergerlijk feit, omdat de verdachte hiermee een inbreuk heeft gemaakt op het eigendomsrecht van anderen en schade heeft aangericht aan deze woningen. Daarnaast heeft het handelen van de verdachte met name bij de bewoner van het [straatnaam 1] 160, die thuis was op het moment dat de verdachten het slot probeerden te forceren teneinde de woning te betreden, een gevoel van angst teweeggebracht. Het hof rekent de verdachte en zijn medeverdachten dit aan. Dergelijke feiten maken een inbreuk op het gevoel van veiligheid dat mensen in hun woning zouden moeten kunnen hebben.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 mei 2014 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van vermogensdelicten.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.764,89. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
De vordering is namens de bewoners van de betrokken woningen opgesteld op basis van pogingen tot het plegen van inbraken in drie woningen. Aangezien het hof enkel de pogingen tot het plegen van inbraken in twee woningen gelegen aan het [straatnaam 1], te weten de nummers 160 en 162, bewezen acht, heeft het hof de hoogte van het toe te wijzen bedrag in redelijkheid vastgesteld op € 2.400,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het bedrag van € 2.4000,00 zal worden toegewezen. Aangezien de verdachte voor de poging tot het plegen van een woninginbraak bij nummer 158 wordt vrijgesproken, is de verdachte niet gehouden tot vergoeding van deze schade, zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.400,00 (tweeduizend vierhonderd euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf], een bedrag te betalen van € 2.400,00 (tweeduizend vierhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 34 (vierendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. D. Radder en mr. R.A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van H.J. van Woudenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 juni 2014.
Mr. R.A.F. Gerding en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]