Rb. Overijssel, 17-09-2021, nr. ak, 20, 2225
ECLI:NL:RBOVE:2021:3553
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
17-09-2021
- Zaaknummer
ak_20_2225
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2021:3553, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 17‑09‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 17‑09‑2021
Inhoudsindicatie
Met enkele stelling dat de huur € 600,- bedroeg heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de WOZ-waarde relevante kan zijn voor de maximale huurprijs; vanwege ontbreken relativiteit verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2225
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
gemachtigde: G. Gieben,
en
de directeur van GBTwente, verweerder
gemachtigde: mr. D. Prook.
Procesverloop
Ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) heeft verweerder de waarde van de onroerende zaak [adres] te Enschede vastgesteld bij beschikking van 29 februari 2020. Daarbij is de waarde vastgesteld op € 364.000,- per waardepeildatum
1 januari 2019 voor het belastingjaar 2020.
Bij uitspraak op bezwaar van 29 september 2020 heeft verweerder het tegen de beschikking gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak op bezwaar is beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door C. van Abbe, namens G. Gieben. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door C. Snippers en B.J.M. Eijsink.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken. Bij brief van 18 mei 2021 heeft eiser nadere informatie verstrekt. Verweerder heeft bij brief van 20 april 2021 gereageerd op de brief van eiser.
Het ter onderzoek ter zitting is voortgezet op 3 september 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door H.J. van Zelst, namens G. Gieben. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door D. Prook, C. Snippers en B.J.M. Eijsink.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. Eiser is gebruiker (huurder) van de onroerende zaak [adres] te Enschede (hierna: de onroerende zaak). Dit is een woning. Bij beschikking met dagtekening 29 februari 2020 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat de WOZ-waarde van bedoelde woning per 1 januari 2019 is vastgesteld op € 364.000,-.
2. Verweerder heeft de WOZ-beschikking en de uitspraak op het daartegen door eiser gemaakte bezwaar aan eiser gericht. Eiser is beroepsgerechtigd. Blijkens HR 20 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:467, overwegingen 2.3.2 en 2.4.3, wordt hij ook geacht belanghebbende te zijn.
3. Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel niet (mede) strekt tot bescherming van degene die zich daarop beroept. In deze zaak wordt door eiser een beroep gedaan op normen over de hoogte van de WOZ-waarde. Die kunnen voor eiser als woninghuurder alleen effect hebben als er sprake is van een sociale huurwoning, waarvan de huur op 1 januari 2019 lager was dan € 721,- per maand.
4. Eiser is in de gelegenheid gesteld aannemelijk te maken dat sprake is van sociale huur. Eiser heeft volstaan met de niet onderbouwde stelling dat de huur € 600,- per maand bedroeg. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser zich verder gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met zijn enkele stelling heeft eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde relevant kan zijn voor de maximale huurprijs.
5. Nu niet aannemelijk is gemaakt dat de normen waarop eiser zich beroept (minstens mede) in zijn belang zijn gegeven, ontbreekt de relativiteit en toetst de rechtbank niet aan die normen. Ook overigens is niets aangevoerd dat de bestreden beschikking aantast. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, rechter, in aanwezigheid van D. Roest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen de uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.