Einde inhoudsopgave
Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer
Artikel 41 Wederzijdse toerekening
Geldend
Geldend vanaf 04-11-2003
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 2016, 135).
- Bronpublicatie:
28-05-1999, Trb. 2001, 91 (uitgifte: 16-05-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
04-11-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-09-2005, Trb. 2005, 2 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De handelingen en nalatigheden van de feitelijke vervoerder of van zijn hulppersonen die handelen in de uitoefening van hun dienstbetrekking worden, met betrekking tot het door de feitelijke vervoerder verrichte vervoer, tevens geacht die van de contractuele vervoerder te zijn.
2.
De handelingen en nalatigheden van de contractuele vervoerder of van zijn hulppersonen die handelen in de uitoefening van hun dienstbetrekking worden, met betrekking tot het door de feitelijke vervoerder verrichte vervoer, tevens geacht die van de feitelijke vervoerder te zijn. Niettemin zal geen van deze handelingen of nalatigheden de feitelijke vervoerder aansprakelijk kunnen maken boven de in de artikelen 21, 22, 23 en 24 gestelde grenzen. Geen bijzonder beding op grond waarvan de contractuele vervoerder verplichtingen op zich neemt die niet door dit Verdrag zijn opgelegd, geen afstand van rechten of verweermiddelen die door dit Verdrag worden verleend, en geen bijzondere verklaring omtrent het belang bij de aflevering, bedoeld in artikel 22 van dit Verdrag, zullen van kracht zijn ten aanzien van de feitelijke vervoerder, tenzij hij daarin heeft toegestemd.