Rb. Haarlem, 30-09-2010, nr. 10-602048-09
ECLI:NL:RBHAA:2010:BN8727
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
30-09-2010
- Zaaknummer
10-602048-09
- LJN
BN8727
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2010:BN8727, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 30‑09‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 30‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Onderzoek Deur; poging tot moord/doodslag op Cor van Hout, zijn vriendin en driejarig zoontje; vrijspraak. De rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Haarlem, spreekt verdachte vrij van de tenlastegelegde drievoudige poging tot moord, dan wel doodslag, op wijlen Cor van Hout, diens toenmalige vriendin en hun destijds driejarige zoontje, gepleegd op 27 maart 1996 in de Deurloostraat te Amsterdam. De rechtbank is van oordeel dat de voorhanden camerabeelden van de aanslag te vaag en onduidelijk zijn om met het bewijsmiddel 'eigen waarneming van de rechtbank' te kunnen vaststellen dat verdachte de schutter was.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM, zitting houdende te HAARLEM
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 10/602048-09 (zaak DEUR)
Uitspraakdatum: 30 september 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 21 en 22 juni 2010 en 13, 14 en 16 september 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] (voormalig Joegoslavië),
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Amsterdam Over-Amstel, Huis van Bewaring Demersluis te Amsterdam.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 maart 1996 te Amsterdam, althans elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade), één of meer perso(o)n(en) genaamd C. van Hout en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), vanaf korte afstand met een vuurwapen een of meer kogel(s) naar / in de richting van die C. van Hout en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte bepleit dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk verklaard dient te worden in diens vervolging van verdachte, wegens bewuste, opzettelijke en ernstige schending van het belang dat de Nederlandse samenleving heeft bij persvrijheid, welke vrijheid door de Staat dient te worden gegarandeerd. Immers, zo heeft de raadsman betoogd, het Openbaar Ministerie heeft tijdens het verhoor van [getuige 1] opzettelijk gebruik gemaakt van twee onrechtmatig afgeluisterde conversaties tussen [journalist] en de destijds in de Extra Beveiligde Inrichting gedetineerde [getuige 1]. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman gewezen op het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage, zitting houdende te Haarlem, van 14 juli 2010 (LJN BN1191, AIVD-zaak), waarin volgens de raadsman – kort weergegeven – is geoordeeld dat een vrije pers een noodzakelijke voorwaarde betreft voor het goed functioneren van de democratische rechtstaat en dat journalisten om die reden, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, niet mogen worden afgeluisterd.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
Uit het dossier blijkt dat om redenen van bescherming van de veiligheid van de inrichting (de EBI te Vught) de door gedetineerde [getuige 1] gevoerde telefoongesprekken rechtmatig werden opgenomen. Op enig moment heeft [journalist] een telefoongesprek gevoerd met [getuige 1], dat in het kader van genoemde redenen werd opgenomen. Anders dan de raadsman meent, is het niet zo dat bij ieder opgenomen telefoongesprek waaraan een journalist deelneemt per definitie sprake is van een schending van de persvrijheid. Van een schending van de persvrijheid kan eerst sprake zijn wanneer de telefoon van een journalist zonder noodzaak wordt afgeluisterd met als enig doel het achterhalen van de journalistieke bron. Dit laatste is in casu in het geheel niet aan de orde. Reeds daarom wordt het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie verworpen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van het Openbaar Ministerie
Namens het Openbaar Ministerie is gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit - met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen - en is gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren.
4. Oordeel van de rechtbank over het bewijs
Op 27 maart 1996 is op klaarlichte dag meermalen met een vuurwapen geschoten op wijlen Cor van Hout toen hij om 12.05 uur samen met zijn toenmalige vriendin [slachtoffer 2] en hun destijds driejarige zoontje [slachtoffer 3] in de auto zat ter hoogte van perceel Deurloostraat 20 te Amsterdam, zijnde de toenmalige woning van [slachtoffer 2]. Bij de aanslag zijn zowel Cor van Hout als [slachtoffer 2] gewond geraakt.
Op het moment van de aanslag was Cor van Hout zelf subject van een strafrechtelijk onderzoek betreffende de handel in verdovende middelen, te weten het onderzoek Citypeak. In het kader van dat onderzoek werd (de omgeving van) perceel Deurloostraat 20 te Amsterdam, waar Cor van Hout vanwege zijn relatie met [slachtoffer 2] destijds regelmatig verbleef, geobserveerd door middel van videocamera’s. Zo filmde een camera beelden van de volledige Deurloostraat (in het dossier aangeduid als straatcamera) en was een andere camera gericht op een verkeersdrempel, bedoeld om de kentekens van voor het perceel Deurloostraat 20 stoppende voertuigen op te nemen (in het dossier aangeduid als kentekencamera). De aanslag op Cor van Hout is door deze camera’s gefilmd en vastgelegd op VHS-videobanden.
De originele VHS-videobanden bevinden zich niet in het dossier. De verdediging heeft betoogd dat deze originele VHS-videobanden in het dossier moeten worden gevoegd. De rechtbank overweegt daarover het volgende. Uit het dossier blijkt dat de originele VHS-beelden, wegens broosheid en het gevaar van breken van de videobanden, in het najaar van 2009 door het Nederlands Forensisch Instituut zijn gedigitaliseerd en overgezet op een dvd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting dat hierbij sprake is geweest van het één op één kopiëren van de originele beelden en dat er geen enkele aanleiding bestaat om aan te nemen dat de beelden tijdens het kopiëren op enigerlei wijze zijn gewijzigd of bewerkt. De rechtbank acht het dan ook niet noodzakelijk de originele VHS-videobanden aan het dossier toe te voegen en neemt de dvd met daarop het beeldmateriaal van de straatcamera en de kentekencamera als uitgangspunt bij de beoordeling van onderhavige zaak.
Het beeldmateriaal is ter terechtzitting van 21 juni 2010 getoond. In het algemeen kan worden opgemerkt dat de beelden van de kentekencamera helder en scherp zijn. De beelden van de straatcamera zijn daarentegen vager en minder duidelijk. Ook de beelden van de aanslag zijn vaag.
Op het beeldmateriaal van de kentekencamera is om 10.47 uur en 11.44 uur telkens een persoon herkenbaar in beeld, die in de directe nabijheid van de verkeersdrempel gelegen ter hoogte van perceelnummer 20 de Deurloostraat oversteekt.
De bewegende beelden van genoemde tijdstippen zijn getoond aan [getuige 2], de voormalige vriendin van verdachte die ruim tien jaar een relatie met hem heeft gehad, [getuige 3], een nicht van verdachte die hem reeds haar hele leven kent en [getuige 4], een voormalig contact van verdachte die hem sinds 1992 kent en naar eigen zeggen gedurende twee jaar haast dag en nacht met hem samen is geweest. Door deze drie getuigen is, onafhankelijk van elkaar, de persoon die is te zien op genoemde beeldsequenties voor 100% herkend als verdachte.
De rechtbank heeft geen enkele reden om aan te nemen dat deze getuigen niet naar waarheid hebben verklaard. De rechtbank acht de uitspraken van de getuigen betrouwbaar nu zij allen verdachte bovendien reeds lang kennen en hem ook kennen uit de periode van 1996.
Nu verdachte op 27 maart 1996 om 10.47 en 11.44 uur duidelijk herkend is, stelt de rechtbank vast dat verdachte op die tijdstippen aanwezig is geweest op de plaats waar (zeer) kort daarna de aanslag op Cor van Hout, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft plaatsgevonden. Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte geen enkele verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in de Deurloostraat te Amsterdam op 27 maart 1996 op voornoemde tijdstippen. Deze vaststellingen in combinatie met verklaringen in het dossier waaruit naar voren komt dat verdachte relaties heeft in het criminele circuit, geweld niet schuwt en bekend is met vuurwapengebruik, maakt dat jegens verdachte sprake is van een ernstige verdenking van betrokkenheid bij de aanslag op Cor van Hout. Hiermee is echter nog niet wettig bewezen dat verdachte dit feit daadwerkelijk heeft gepleegd. Vermoedens, aanwijzingen en hypotheses zijn immers niet voldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
De vraag die voor ligt, is of de persoon op de beelden van de kentekencamera van 10.47 uur en 11.44 uur (zoals hiervoor is vastgesteld: verdachte) dezelfde persoon is als degene op de beelden van de straat- en kentekencamera’s die om 12.05 uur van zeer dichtbij meerdere kogels afvuurt op de auto waarin Cor van Hout, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich bevinden.
De aanslag om 12.05 uur is alleen volledig zichtbaar op de beelden die gemaakt zijn door de straatcamera. Beelden van deze camera zijn, zoals gezegd, vaag en onduidelijk. Uit kennisname van de beelden van de straatcamera, zoals deze ook ter terechtzitting zijn getoond, volgt dat er een persoon waarneembaar is die naar de auto van Cor van Hout rent en vervolgens daarvandaan rent. De persoon is door het perspectief van de camera zeer klein waarneembaar. Op de beelden gemaakt door de kentekencamera is slechts een gedeelte van het verloop van de aanslag waarneembaar; op deze beelden is het (onder)lichaam van de schutter slechts deels en vaag waarneembaar.
De rechtbank is, anders dan het Openbaar Ministerie heeft betoogd, van oordeel dat de beelden van 12.05 uur te onduidelijk en te vaag zijn om met het wettig bewijsmiddel ‘eigen waarneming van de rechtbank’ te oordelen dat de persoon van 10.47 en 11.44 uur, die geïdentificeerd is als de verdachte, dezelfde is als de persoon die om 12.05 uur geschoten heeft op de auto van Cor van Hout. Bij deze stand van zaken komt de rechtbank dan ook niet toe aan het beoordelen van het door het Openbaar Ministerie overig aangedragen bewijsmateriaal ter ondersteuning van de ‘eigen waarneming van de rechtbank’.
De rechtbank stelt voorts vast dat de beelden van 12.05 uur niet zijn getoond aan [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4]. Deze getuigen hebben zich dus niet kunnen uitlaten over de vraag of zij in de schutter van 12.05 uur verdachte herkennen.
Concluderend komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte niet kan worden geïdentificeerd als de schutter op Cor van Hout, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Nu het dossier ook overigens geen (direct) bewijs tegen verdachte bevat, is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en dient hij daarvan te worden vrijgesproken.
5. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte en beveelt zijn onmiddellijke invrijheidsstelling.
6. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter,
mrs. T.A.M. Tijhuis en E. Kanninga-Jonker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. P. de Mos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 september 2010.