Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit fiscale eenheid
3.4 Artikel 15, vierde lid, onderdeel f, Wet Vpb 1969; kasgeldvennootschappen
Geldend
Geldend vanaf 26-04-2024
- Bronpublicatie:
02-04-2024, Stcrt. 2024, 11814 (uitgifte: 25-04-2024, regelingnummer: 2024-186206)
- Inwerkingtreding
26-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-04-2024, Stcrt. 2024, 11814 (uitgifte: 25-04-2024, regelingnummer: 2024-186206)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Fiscale eenheid
Een dochtermaatschappij kan niet in een fiscale eenheid worden opgenomen als de moedermaatschappij de aandelen in de dochtermaatschappij (on)middellijk als voorraad houdt (artikel 15, vierde lid, onderdeel f, Wet Vpb 1969). Hetzelfde geldt als een topmaatschappij de aandelen in een dochtermaatschappij of de aangemerkte moedermaatschappij (on)middelijk als voorraad houdt. Om discussie te voorkomen over de vraag of aandelen in zogenoemde kasgeldvennootschappen als voorraad worden gehouden, keur ik het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur onder een voorwaarde goed dat een kasgeldvennootschap als dochtermaatschappij kan worden opgenomen in een fiscale eenheid. Dit betekent voor de toepassing van artikel 15, vierde lid, onderdeel f, Wet Vpb 1969 dat de moedermaatschappij of de topmaatschappij wordt geacht de aandelen in de dochtermaatschappij niet (on)middellijk als voorraad te houden.
Voorwaarde
Voor deze goedkeuring geldt de voorwaarde dat de discount bij aankoop en de upcount bij verkoop van de kasgeldvennootschap tot de winst wordt gerekend van het jaar waarin de aankoop respectievelijk verkoop plaatsvindt.
Voor de volledigheid merk ik op dat verder aan alle vereisten voor het vormen van een fiscale eenheid moet zijn voldaan.