Wet op het BTW-compensatiefonds
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2003
- Bronpublicatie:
27-06-2002, Stb. 2002, 399 (uitgifte: 25-07-2002, kamerstukken: 27293)
- Inwerkingtreding
01-01-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-06-2002, Stb. 2002, 399 (uitgifte: 25-07-2002, kamerstukken: 27293)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
1.
Geen recht op bijdrage bestaat voor omzetbelasting die in rekening is gebracht op een tijdstip dat is gelegen op of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, in gevallen waarin de omzetbelasting:
- a.
betrekking heeft op leveringen of diensten, voorzover die worden verricht op een tijdstip dat is gelegen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet;
- b.
op grond van de wettelijke bepalingen inzake de omzetbelasting in rekening had moeten worden gebracht op een tijdstip dat is gelegen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet;
- c.
betrekking heeft op de levering van een gebouw of een gedeelte van een gebouw en het erbij behorende terrein dan wel van een bouwterrein, alsmede van rechten waaraan deze zijn onderworpen, welk gebouw of gedeelte van een gebouw dan wel bouwterrein voor het eerst geheel dan wel gedeeltelijk in gebruik is genomen uiterlijk twee jaren voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
2.
Bij diensten waarvoor periodiek een vergoeding in rekening wordt gebracht wordt het recht op bijdrage beperkt in de gevallen waarin en voorzover de vergoeding die in rekening wordt gebracht na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet meer dan tien percent hoger is dan de vergoeding die gemiddeld in rekening is gebracht in de periode van twee jaren voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. Het percentage van tien wordt vermeerderd met tien voor elk heel jaar dat sinds het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is verstreken.
3.
De beperking in het recht op bijdrage, bedoeld in het voorgaande lid, vervalt voor diensten met betrekking tot roerende zaken vijf jaren en voor diensten met betrekking tot onroerende zaken tien jaren na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. Een overeenkomstige vervaltermijn geldt voor rechten waaraan roerende dan wel onroerende zaken zijn onderworpen. Voor overige diensten geldt een vervaltermijn van vijf jaren na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.