Einde inhoudsopgave
Reglement justitiële jeugdinrichtingen
Artikel 28
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
05-11-2014, Stb. 2014, 441 (uitgifte: 21-11-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-11-2014, Stb. 2014, 443 (uitgifte: 21-11-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Justitiële jeugdinrichtingen
1.
Het perspectiefplan bestrijkt een periode van vier maanden, of zoveel korter als het strafrestant of het verblijf in de inrichting is, of zoveel korter als het strafrestant of het verblijf in de inrichting is[lees: of zoveel korter als het strafrestant of het verblijf in de inrichting is].
2.
De jeugdige heeft recht op een periodieke evaluatie door de directeur van het perspectiefplan. Deze evaluatie vindt ten minste driemaal per jaar plaats, doch in ieder geval tijdig voor de opmaking van een advies als bedoeld in artikel 77t, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht of een verlenging als bedoeld in artikel 265c, eerste lid, of 305, derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
3.
De evaluatie van het perspectiefplan vindt plaats op basis van informatie van ten minste de functionaris en de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 25, vierde lid. De jeugdige wordt in de gelegenheid gesteld zijn visie te geven op het verloop van het verblijf in de inrichting. Tevens worden bij de evaluatie betrokken de ouders of voogd, stiefouder of pleegouders van de jeugdige, met inachtneming van artikel 25, vijfde lid, en de betrokken gecertificeerde instelling. Van de evaluatie wordt een verslag opgesteld.
4.
Bij de evaluatie worden de volgende aspecten betrokken:
- a.
het verblijf in de groep;
- b.
het bereiken van de gestelde doelen en de noodzaak tot wijziging van de doelen;
- c.
de veranderingen in het toestandsbeeld van de jeugdige in het kader van de behandeling;
- d.
de bewegingsvrijheid binnen en buiten de inrichting;
- e.
belangrijke voorvallen waarbij de jeugdige betrokken is geweest;
- f.
de noodzaak van verlenging van het verblijf in de inrichting.