BNB 2017/182
Borgtocht en verjaring. Einde verjaringstermijn van vordering op niet meer bestaande rechtspersoon
HR 30-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:1182, m.nt. J.J. Vetter
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 juni 2017
- Magistraten
Mrs. Heisterkamp, Polak, Tanja-van den Broek, Du Perron, Kroeze
- Zaaknummer
16/00350
- Conclusie
A-G Timmerman
- Noot
J.J. Vetter
- JCDI
JCDI:ADS927137:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:1182, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑06‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:525, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 12‑05‑2017
ECLI:NL:HR:2016:1512, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑07‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:450, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 27‑05‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑12‑2015
- Wetingang
Art. 2:23c lid 2, art. 3:320 en 7:853 BW
Essentie
Borgtocht en verjaring. Einde verjaringstermijn van vordering op niet meer bestaande rechtspersoon
Samenvatting
Eiser in cassatie heeft zich borg gesteld voor een financieringsovereenkomst tussen een vennootschap en een bank. De vennootschap is op 6 april 2005 failliet verklaard. Het faillissement is op 2 maart 2006 opgeheven bij gebrek aan baten. De vennootschap is daardoor opgehouden te bestaan. De bank vordert uit hoofde van de overeenkomst van borgtocht betaling. De vordering is in de feitelijke instanties toegewezen en daarbij is een beroep op verjaring verworpen.
HR: Indien na het tijdstip waarop een vennootschap is opgehouden te bestaan, nog een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.