NJ 2015/147
Oplichting; samenweefsel van verdichtsels.
HR 03-02-2015, ECLI:NL:HR:2015:200, m.nt. N. Keijzer
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 februari 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, N. Jörg, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
13/04493
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Noot
N. Keijzer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS128008:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:200, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑02‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2504, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑10‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑08‑2014
- Wetingang
Art. 326 Sr
Essentie
Verdachte, die in zijn hoedanigheid van verzekeringsadviseur een vertrouwensrelatie had met de aangevers, is betrokken geweest bij adviezen om geldbedragen door tussenkomst van hem of van het assurantiekantoor waaraan hij was verbonden, te benutten voor het afsluiten, aflossen of volstorten van een verzekeringspolis en heeft specifieke mededelingen gedaan over de wijze waarop de betalingen aan de levensverzekeringsmaatschappijen zouden moeten plaatsvinden, terwijl hij in werkelijkheid die betalingen voor zichzelf aanwendde. Mede gelet op ‘het zichtbare gedragspatroon, waarin verdachte telkenmale onder valse voorwendselen bedragen leent of op rekeningen laat storten en deze geldbedragen vervolgens ten eigen nutte aanwendt’, was telkens sprake ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.