Einde inhoudsopgave
Regeling houders van dieren
Artikel 5.3 Examens
Geldend
Geldend vanaf 23-07-2019
- Bronpublicatie:
02-07-2019, Stcrt. 2019, 36374 (uitgifte: 22-07-2019, regelingnummer: WJZ/ 19087280)
- Inwerkingtreding
23-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-07-2019, Stcrt. 2019, 36374 (uitgifte: 22-07-2019, regelingnummer: WJZ/ 19087280)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Algemeen
1.
Een examen als bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EG) nr. 1099/2009 wordt afgenomen door een door de minister aangewezen instelling.
2.
Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid geschiedt uitsluitend indien de betreffende instelling:
- a.
schriftelijk aantoont dat zij beschikt over een stelsel van integrale kwaliteitszorg en kwaliteitsborging op grond waarvan zeker is gesteld dat examens op onafhankelijke wijze worden afgenomen;
- b.
beschikt over een reglement waarin onder meer is vastgelegd aan welke eisen dient te worden voldaan om een examen te mogen afleggen, wanneer examens worden afgenomen, de wijze waarop het resultaat wordt beoordeeld, wie gerechtigd is het examen bij te wonen en een regeling voor geschillen.
3.
Een kwaliteitssysteem dat is gecertificeerd op basis van NEN-EN-ISO/IEC 17024:2012 voldoet in elk geval aan het vereiste, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.
4.
Het reglement, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, behoeft de goedkeuring van de minister.
5.
De minister keurt het reglement, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, goed indien zeker is gesteld dat kennis en kunde voor het verrichten van activiteiten als bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, van verordening (EG) nr. 1099/2009 en de onderwerpen in bijlage IV van die verordening, voldoende en door personen met de daartoe benodigde expertise wordt getoetst en indien het voldoet aan de overige eisen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b.