Hof Amsterdam, 12-12-2017, nr. 16/00129
ECLI:NL:GHAMS:2017:5342
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
12-12-2017
- Zaaknummer
16/00129
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2017:5342, Uitspraak, Hof Amsterdam, 12‑12‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:1359
- Wetingang
art. 6.17 Wet inkomstenbelasting 2001
- Vindplaatsen
NLF 2018/0045 met annotatie van
NTFR 2018/214
Uitspraak 12‑12‑2017
Inhoudsindicatie
Hoogte (extra) vervoerskosten als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 2001.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Kenmerk 16/00129
12 december 2017
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
(E. Bloem en mr. J.H. van Wier)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 14/5192 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
en
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2010 met dagtekening 19 april 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.220.
1.2.
Na tegen de hiervoor vermelde aanslag gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 24 november 2014, die aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de hiervoor vermelde uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 17 februari 2016 heeft de rechtbank daarop als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.852 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 21;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiseres te vergoeden.”
1.4.
Het door de inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 29 maart 2016, aangevuld bij brief van 21 april 2016. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Op 25 augustus 2016 zijn nadere stukken ontvangen van de inspecteur. Op 20 oktober 2016 en 31 oktober 2017 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende. Voormelde stukken zijn over en weer aan partijen verstrekt.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2017. Van de zijde van de inspecteur zijn verschenen Bloem en Van Wier voornoemd. Van de zijde van belanghebbende is – met kennisgeving aan het Hof – niemand verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak van [A]
(kenmerk 16/00130).
2. Feiten
2.1.
De rechtbank heeft – voor zover in hoger beroep van belang – de volgende feiten vastgesteld:
“Feiten
1. Eiseres is gehuwd met [B] (hierna: de echtgenoot). De echtgenoot lijdt aan congenitale familiaire granulocytopenie met optredende infecties in de darm, mond en peri-anale abcessen, stenose en ontstekingen. Verder lijdt de echtgenoot aan de ziekte van Crohn en daarmee samenhangende gewrichtsklachten (reuma), artrose en osteoporose en incontinentieproblemen.
2. Eiseres en haar echtgenoot hebben twee kinderen, waaronder dochter [C] (hierna: de dochter).
3. Op 10 maart 2011 heeft eiseres aangifte ib/pvv gedaan voor het jaar 2010. In de aangifte heeft zij onder meer de volgende specifieke zorgkosten in aftrek gebracht:
kosten medicijnen | € | 450 |
uitgaven voor overige aanpassingen | € | 399 |
uitgaven voor vervoer in verband met ziekte of invaliditeit | € | 9.785 |
dieetkosten | € | 5.395 |
extra uitgaven voor kleding en beddengoed | € | 1.500 |
totaal uitgaven specifieke zorgkosten | € | 17.529 |
af: drempel | € | 1.545 |
totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten | € | 15.984 |
4. Eiseres en haar echtgenoot hebben in 2010 twee auto’s in hun bezit gehad:
- Toyota Prius met kenteken [1.-..-..] , aangekocht in 2009 (6,5 maanden in bezit, ingeruild op 19 juli 2010)
- Toyota Prius met kenteken [2.-...-.] , aangekocht op 19 juli 2010 (5,5 maanden in bezit).
5. Tot de dossierstukken behoort een verklaring van [D] , internist-hematoloog, met dagtekening 30 september 2014, waarin, voor zover hier van belang, het volgende staat vermeld:
“ [B] , patiëntnummer [...] komt i.v.m. reguliere bloedcontroles en X-thorax tussen zijn reguliere afspraken naar het AMC. De uitslag van deze onderzoeken wordt in een afspraak op een later tijdstip meegedeeld, niet op de dag zelf. (…)”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Hieraan voegt het Hof nog het volgende toe.
2.2.
De echtgenoot van belanghebbende, [B] , is ten gevolge van ziekte of invaliditeit aangewezen op vervoer per auto.
2.3.
De rechtbank (rechtsoverweging 17 van de rechtbankuitspraak) en de inspecteur (pagina 1 van de motivering van het hoger beroep) gaan wat betreft de echtgenoot van belanghebbende uit van (in ieder geval) 17 vastgelegde afspraken in het AMC. De echtgenoot van belanghebbende is in 2010 ook onder behandeling van een fysiotherapeut. Volgens een overzichtsdocument met daarop de afspraken van de echtgenoot van belanghebbende bij de fysiotherapeut in 2010 betrof het 19 behandelingen.
2.4.
De dochter van belanghebbende is in 2010 in behandeling bij een orthopeed in het AMC.
2.5.
De afstand van de woning van belanghebbende naar het AMC en de fysiotherapeut betreft (zoals tussen partijen afgesproken op de zitting bij de rechtbank) respectievelijk 76 km (retour) en 50 km (retour).
2.6.
Uit een garagenota van 23 juni 2010 van de Toyota Prius met kenteken [1.-..-..] en uit gegevens van de Nationale Auto Pas (hierna: de NAP) volgt een kilometerstand van deze auto per 10 september 2009 van 50.540 km, per 23 juni 2010 van 65.230 km en per 19 juli 2010 van 66.430 km. Uit een garagenota van 14 juli 2011 van de Toyota Prius met kenteken [2.-...-.] volgt een kilometerstand van deze auto per 14 juli 2011 van 15.277 km.
2.7.
Tot de gedingstukken behoort een medische verklaring van [E] , internist-hematoloog in het AMC, van 17 januari 2014, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“ [B] , (…) ken ik al vele jaren met diverse aandoeningen die hij al van kinds af aan heeft (aangeboren) en invloed hebben op zijn kwaliteit van leven en conditie.
Hij heeft een congenitale familiaire granulocytopenie, waardoor hij zeer vatbaar is voor infectieziekten en waarvoor hij injecties nodig heeft met Neupogen (…). (…) Daarnaast heeft hij ook een chronische aandoening van de darm (ziekte van Crohn) met daarnaast abcessen rond de anus en met de ziekte van Crohn samenhangende gewrichtsklachten (reuma), arthrose en osteoporose. Hij moet geregeld voor medische interventies naar het ziekenhuis komen. (…)”
2.8.
Tot de gedingstukken behoort een e-mailbericht van [D] , internist-hematoloog in het AMC, aan de echtgenoot van belanghebbende van 28 april 2016, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“Beste [B] ,
Ik heb je dossier nagekeken. Je bent 10 x in 2010 geweest voor bloedonderzoek en rontgencontrole conform afspraak. (…)”
2.9.
Belanghebbende heeft in haar aangifte IB/PVV 2010 een aftrekbaar bedrag aan specifieke zorgkosten aangegeven van € 17.529. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
- kosten medicijnen € 450
- uitgaven voor overige aanpassingen € 399
- uitgaven voor vervoer i.v.m. ziekte of invaliditeit € 9.785
- dieetkosten € 5.395
- extra uitgaven kleding en beddengoed € 1.500
----------
Totaal € 17.529
Af: Drempel € 1.545
----------
Totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten € 15.984
Belanghebbende heeft aan haarzelf toegerekend een bedrag van € 14.900 (93,2%).
Belanghebbende heeft aan haar echtgenoot toegerekend een bedrag van € 1.084 (6,8%). Belanghebbende heeft aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.918.
2.10.
De inspecteur is van de aangifte afgeweken en heeft het aftrekbaar bedrag aan specifieke zorgkosten vastgesteld op € 3.861. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
- uitgaven voor vervoer i.v.m. ziekte of invaliditeit € 656
- dieetkosten € 4.150
- extra uitgaven kleding en beddengoed € 600
----------
Totaal € 5.406
Af: Drempel € 1.545
----------
Totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten € 3.861
Aan belanghebbende is toegerekend een bedrag van € 3.598 (93,2%). Aan de echtgenoot van belanghebbende is toegerekend een bedrag van € 263 (6,8%). De definitieve aanslag IB/PVV 2010 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.220.
3. Geschil in hoger beroep
3.1.
In hoger beroep is in geschil de hoogte van de (extra) vervoerskosten als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Meer in het bijzonder liggen de volgende vragen voor:
- wat is het aantal verreden kilometers in verband met behandelingen in het AMC in 2010?;
- wat is het totaal aantal verreden kilometers in 2010?;
- Zijn de vervoerskosten van belanghebbende hoger dan die van personen die niet ziek of invalide zijn, maar wat inkomen, vermogen en gezinsomstandigheden betreft in een vergelijkbare positie (hierna ook aangeduid als de maatman) verkeren als belanghebbende?
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen de inspecteur daaraan ter zitting heeft toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.
4. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil het volgende overwogen:
“Beoordeling van het geschil
Vervoerskosten
14. Ingevolge artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet IB 2001, voor zover hier van belang, worden als specifieke zorgkosten aangemerkt uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor vervoer. Onder genoemde vervoerskosten dienen behalve uitgaven voor bezoek aan medische hulpverleners of voor het ondergaan van een medische behandeling ook te worden gerekend de overige op eiseres drukkende kosten van vervoer voor zover zij meer bedragen dan de vervoerskosten van andere belastingplichtigen die niet ziek of invalide zijn maar overigens in dezelfde financiële en maatschappelijke positie verkeren als eiseres.
15. Tussen partijen is niet in geschil dat de echtgenoot ten gevolge van zijn ziekte of invaliditeit is aangewezen op vervoer per auto en dat derhalve met betrekking tot de autokosten sprake is van noodzakelijke en als gevolg van de ziekte of invaliditeit gemaakte kosten van vervoer. Voorts is niet in geschil dat de behandelingen in het AMC en door de fysiotherapeut kwalificeren als geneeskundige hulp waarvan de reiskosten als specifieke zorgkosten zijn aan te merken in de zin van de Wet IB 2001.
16. Ter zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de afstand van de woning van eiseres naar het ziekenhuis (AMC) en de fysiotherapeut en deze zijn als volgt vastgesteld:
AMC | 76 km | (retour) |
fysiotherapeut | 50 km | (retour) |
De rechtbank ziet geen aanleiding om van bovenstaande af te wijken.
17. Verweerder en eiseres verschillen van mening over het aantal afspraken in verband met de geneeskundige hulp. Verweerder neemt het standpunt in dat eiseres recht heeft op aftrek van de vervoerskosten die zien op de behandelingen zoals blijken uit de door eiseres overgelegde afsprakenkaart (AMC) en de verklaring van de fysiotherapeut over de behandeldata, hetgeen neerkomt op 17 behandelingen in het AMC en 19 door de fysiotherapeut. Het aantal behandelingen bij de fysiotherapeut zijn verder niet in geschil. Ten aanzien van de behandelingen in het AMC neemt eiseres het standpunt in dat haar echtgenoot, behoudens de afspraken welke vermeld staan op de afsprakenkaart, veelvuldig naar het ziekenhuis moet voor bloedonderzoek, echo’s en (röntgen)foto’s, hetgeen neerkomt op in totaal 22 bezoeken. De bezoeken voor bloedonderzoek, echo’s en foto’s staan niet vermeld op de afsprakenkaart, omdat de echtgenoot daar geen afspraak voor behoeft te maken dan wel dat daar gezien de verslechtering van zijn gezondheidssituatie geen tijd voor is. Voorts neemt eiseres het standpunt in dat zij recht heeft op aftrek van vervoerskosten die zien op de behandelingen van de dochter, dat zijn 5 behandelingen in het AMC. De rechtbank is van oordeel dat eiseres, met hetgeen zij heeft gesteld, aannemelijk heeft gemaakt dat haar echtgenoot 22 keer een bezoek heeft gebracht aan het AMC. Daarbij hecht de rechtbank, naast de geloofwaardige verklaring van eiseres ter zitting, belang aan de verklaring van [E] van 17 januari 2014 waarin staat dat de echtgenoot geregeld voor medische interventies naar het ziekenhuis moet komen. Voorts is de rechtbank is van oordeel dat eiseres, met hetgeen zij heeft gesteld, aannemelijk heeft gemaakt dat de dochter 5 keer een bezoek heeft gebracht aan het AMC.
18. Op grond van bovenstaande komt de rechtbank in verband met geneeskundige behandelingen tot een totaal aantal kilometers van (1.672 + 950 + 380 =) 3.002.
19. Aan eiseres is een aftrek wegens vervoer in verband met artsenbezoek verleend van € 656. Eiseres stelt zich echter op het standpunt dat zij recht heeft op aftrek van een bedrag van € 1.410,94, uitgaande van 3.002 kilometer maal € 0,47 per kilometer. In beroep neemt verweerder het standpunt in dat eiseres recht heeft op aftrek van een bedrag van € 521, uitgaande van 1.894 kilometer maal € 0,2755 per kilometer, en dat hij, gelet op de reeds toegekende aftrek van € 656, geen aanleiding ziet om de aftrek te verhogen. De rechtbank zal hierna de kilometerprijs beoordelen.
20. Eiseres heeft aan de hand van de gegevens van de ANWB de kilometerprijs bepaald op € 0,47. Op de website van de ANWB heeft eiseres een berekening gemaakt van de autokosten van de Toyota Prius (kenteken [1.-..-..] en [2.-...-.] ). Voor de berekening van de autokosten heeft eiseres diverse gegevens moeten invullen (waaronder kenteken, bouwjaar en opties (lak)). Aan de hand van de ingevulde gegevens wordt een berekening gemaakt van de vaste kosten (vaste afschrijving, verzekering, motorrijtuigenbelasting en onderhoud carrosserie en diversen), de variabele kosten (variabele afschrijving, brandstof, reparatie en onderhoud en banden) en de rente. Het aantal gereden kilometers in 2010 bedraagt volgens eiseres 12.201, conform de door haar doorgegeven kilometerstanden aan de gemeente in verband met de WMO-vergoeding.
21. Verweerder heeft aan de hand van de kilometerstanden welke vermeld staan op de website van de Nationale Autopas het door eiseres gemiddeld aantal kilometers per dag berekend en op grond daarvan het in 2010 gereden aantal kilometers bepaald. Deze berekening leidt tot een totaal aantal kilometers van 19.080 in 2010. Vervolgens heeft verweerder aan de hand van het totaal aantal kilometers en het totaalbedrag van de vervoerskosten zoals vastgesteld door verweerder in het nadere stuk dat verweerder ter zitting heeft overgelegd de kilometerprijs berekend op: € 5.279 / 19.080 = € 0,2755 per kilometer.
22. De bewijslast van de aftrek van de kosten van vervoer rust in beginsel op eiseres. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt wel mee dat indien belastingplichtige bewijs heeft geleverd van de door hem gemaakte vervoerskosten, het vervolgens aan verweerder is om (statistische) gegevens aan te dragen op basis waarvan kan worden beoordeeld of de door eiseres gehanteerde kilometerprijs juist is berekend.
23. Naar het oordeel van de rechtbank dient bij het bepalen van het aantal gereden kilometers in 2010 aansluiting te worden gezocht bij hetgeen door eiseres in deze is gesteld nu eiseres in verband met de WMO-vergoeding jaarlijks de kilometerstanden moet doorgeven aan de gemeente. Verweerder heeft de gereden kilometers berekend aan de hand van de gegevens van de Nationale Autopas, maar nu voor de auto’s niet elk jaar de kilometerstanden zijn geregistreerd kan naar het oordeel van de rechtbank uit de wel beschikbare kilometers onvoldoende nauwkeurig worden bepaald hoeveel kilometers eiseres in 2010 met de auto’s heeft gereden. Eiseres heeft aldus aannemelijk gemaakt dat in 2010 12.201 kilometers zijn gereden.
Werkelijke kosten
24. Eiseres neemt het standpunt in dat de werkelijke kosten, exclusief de afschrijving, bestaan uit: brandstofkosten ad € 1.217, verzekeringskosten/motorrijtuigenbelasting van € 601, kosten parkeren/voorziening ad € 170, kosten rente lening € 1.298 en kosten onderhoud en schoonmaak ad € 273, in totaal derhalve € 3.559. Verweerder heeft de volgende bedragen aangemerkt als werkelijke kosten: € 1.104 brandstofkosten, € 170 parkeerkosten en kosten schoonmaak en € 601 verzekeringskosten/motorrijtuigenbelasting (in totaal € 1.875).
25. Eiseres heeft het bedrag van € 1.217 aan brandstofkosten en de kosten onderhoud en schoonmaak ad € 273 niet aannemelijk gemaakt. Uit de gedingstukken is niet af te leiden dat voornoemd bedrag geheel ziet op die uitgaven. Uit de gedingstukken volgt wel dat eiseres, in afwijking tot hetgeen verweerder heeft vastgesteld, een bedrag van € 90 aan carwash en een bedrag van € 5 aan parkeerkosten heeft besteed. Verweerder heeft daar naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte geen rekening mee gehouden. De rechtbank ziet aanleiding de door verweerder vastgestelde werkelijke kosten te verhogen met voorvermelde bedragen tot € 1.970.
Afschrijvingskosten
26. Ten aanzien van de vervoerskosten bestaat met name verschil van mening over de hoogte van de afschrijvingskosten van de auto’s. De rechtbank overweegt dat de methode van degressieve afschrijving, waarbij de kosten in de eerste jaren hoger zijn dan de latere jaren, de afschrijvingskosten van een auto van jaar tot jaar nauwkeuriger benadert dan in het geval van lineaire afschrijving (zie Hof Amsterdam 10 januari 2013, 11/00903, ECLI:NL:GHAMS:2013:BY9824, HR 11 oktober 2013, nr. 13/00457, ECLI:NL:HR:2013:939 en Hof Amsterdam 23 juli 2015, 14/00190, ECLI:NL:GHAMS:2015:3453). De rechtbank zal daarom de methode van degressieve afschrijving volgen, waarbij rekening wordt gehouden met de door verweerder gehanteerde tabel, welke als volgt luidt:
als de auto wordt gebruikt in het | dan is afschrijving per jaar | |
nieuwe auto’s | gebruikte auto’s | |
eerste jaar | 20% | 23% |
tweede jaar | 17% | 15% |
derde jaar | 14% | 13% |
vierde jaar | 12% | 11% |
vijfde jaar | 11% | 11% |
zesde en volgende jaren | 9% | 11% |
27. Met betrekking tot de aanschafprijs oordeelt de rechtbank dat uitgegaan moet worden van de werkelijke aanschafprijs. Uit de nota betreffende de aanschaf van de Toyota Prius met kenteken [2.-...-.] volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de aanschafprijs € 29.613 is. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat de aanschafprijs niet meer in geschil is en dat zij zich aansluit bij de waarde van € 29.613.
28. Voor de berekening van de afschrijving gaat de rechtbank uit van de volgende aanschafprijzen:
merk | kenteken | aanschafprijs | aanschafdatum | |
Toyota Prius | [1.-..-..] | € 16.000 | 4-9-2009 | gebruikt |
Toyota Prius | [2.-...-.] | € 29.613 | 19-7-2010 | nieuw |
29. De berekening van de afschrijving is dan als volgt:
Toyota Prius [1.-..-..] | ||||
januari t/m half juli (6,5/12) | 23% | € 16.000 | € 1.993 | |
Toyota Prius [2.-...-.] | ||||
half juli t/m december (5,5/12) | 20% | € 29.613 | € 2.715 | |
totaal | € 4.708 |
30. De rechtbank stelt voorop dat de werkelijke kostprijs per kilometer zo goed mogelijk moet worden benaderd. Het ligt op de weg van eiseres de door haar gestelde kilometerprijs aannemelijk te maken. De door de ANWB berekende kilometerprijzen zijn niet meer dan een hulpmiddel. Gezien de door eiseres overgelegde gegevens omtrent haar werkelijke autokosten, aan de hand waarvan de werkelijke kilometerprijs kan worden bepaald, ziet de rechtbank geen aanleiding uit te gaan van de ANWB-kostprijzen en zal de rechtbank aansluiten bij de berekeningsmethode zoals gehanteerd is door verweerder.
31. De werkelijke kostprijs per kilometer bedraagt aldus:
autokosten | € 1.970 |
bij: afschrijvingen | € 4.708 |
af: WMO-vergoeding | € 1.304 |
werkelijke kostprijs | € 5.374 |
/ aantal kilometers | 12.201 |
kostprijs per kilometer | € 0,44 |
32. Gelet op het vorenoverwogene bedragen de totale drukkende vervoerskosten € 5.374 en de in aanmerking te nemen kilometerprijs € 0,44. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat de werkelijke kostprijs per kilometer afwijkt van hetgeen verweerder heeft berekend, zal de rechtbank de vervoerskosten vaststellen conform de bovenvermelde oordelen. De kosten voor het vervoer ten behoeve van artsenbezoek dienen aldus te worden vastgesteld op (3.002 x € 0,44 =) € 1.321 in plaats van de door verweerder in aftrek geaccepteerde uitgaven van € 656. Het verschil ad € 665 komt alsnog in mindering op het belastbaar inkomen uit werk en woning van eiseres.
Extra vervoerskosten
33. Eiseres is evenwel van mening dat zij naast bovenvermelde vervoerskosten recht heeft op aftrek voor extra vervoerskosten. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
De bewijslast van de omvang van deze meerkosten rust in beginsel op eiseres. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt wel mee dat indien een belastingplichtige bewijs heeft geleverd van de door hem gemaakte vervoerskosten, het vervolgens aan verweerder is om (statistische) gegevens aan te dragen op basis waarvan kan worden beoordeeld of de door betrokkene gemaakte kosten hoger zijn dan gebruikelijk.
34. Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of de kosten van eiseres hoger zijn dan de uitgaven voor vervoer van personen die niet ziek of invalide zijn, maar wat inkomen, vermogen en gezinsomstandigheden betreft in een gelijke positie verkeren als eiseres (hierna: de maatman).
35. In geschil is wat onder besteedbaar inkomen moet worden verstaan. Verweerder neemt het standpunt in dat daaronder wordt verstaan het bruto inkomen verminderd met de ingehouden loonheffing, maar vermeerderd met de ontvangen teruggaven ib/pvv en toeslagen en stelt deze vast op € 50.494. Eiseres neemt het standpunt in dat het besteedbaar inkomen tussen de € 30.000 en € 40.000 bedraagt. Daarbij verwijst eiseres naar een uitdraai van de website van het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS). Op de uitdraai van de website van het CBS staat het volgende:
“Het besteedbare inkomen is het bruto-inkomen verminderd met:
betaalde inkomensoverdrachten;
premies inkomensverzekeringen;
premies ziektekostenverzekeringen;
belastingen op inkomen en vermogen.”
36. De rechtbank is van oordeel dat onder het besteedbaar inkomen moet worden verstaan het bruto-inkomen verminderd met de ingehouden loonheffing, de premie volksverzekeringen en de premie ziektekostenverzekering (vergelijk de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 2 november 2011, ECLI:NL:RBHAA:2011:5237). Dat leidt tot de conclusie dat verweerder het besteedbaar inkomen te hoog heeft vastgesteld. De rechtbank stelt het besteedbaar inkomen van eiseres en haar echtgenoot vast op € 41.263.
37. Om te bepalen wat het normale bestedingspatroon is van een vergelijkbaar persoon, heeft verweerder gebruik gemaakt van een rekenprogramma. In tabel B van het rekenprogramma worden de gemiddelde autokosten bij een kilometrage van 16000 per jaar berekend en is gebaseerd op gegevens van Nibud. In tabel C van het rekenprogramma worden de kilometers per jaar berekend aan de hand van de gezinssamenstelling en het besteedbaar inkomen, gebaseerd op gegevens van het CBS.
38. De rechtbank is van oordeel dat het rekenprogramma van verweerder een bruikbare maatstaf is. In de cijfers van het CBS en Nibud wordt de mobiliteit van de Nederlandse bevolking en de gemiddelde autokosten aan de hand van de cijfers van het Nibud tot uitdrukking gebracht. Dat betekent dat in de tabellen zowel personen zijn verwerkt die woon-werk kilometers maken als ook personen die geen woon-werk kilometers maken, alsmede personen die het woon-werkverkeer met het openbaar vervoer afleggen.
39. De rechtbank zal aan de hand van het rekenprogramma van verweerder berekenen wat de autokosten van de maatman zijn en vervolgens berekenen of eiseres in aanmerking komt voor aftrek van extra vervoerskosten. Eiseres heeft niet dan wel onvoldoende weersproken dat sprake is van een middenklasse auto, zodat de rechtbank daar bij de berekening van uitgaat.
besteedbaar inkomen | € | 41.263 | ||
tabel B gemiddelde autokosten bij 16000 km per jaar | ||||
constante kosten | € | 5.028 | ||
variabele kosten | € | 2.700 | ||
totale kosten | € | 7.728 | ||
correctie variabele kosten | ||||
kilometers per jaar bij besteedbaar inkomen € 41.263 | 14.235 | |||
af: kilometers | 16.000 | |||
kilometers | - 1.765 | |||
vermenigvuldigd met € 0,16875 (variabele kosten per km) | € | 298- | ||
autokosten maatman | € | 7.430 | ||
autokosten eiseres | € | 6.678 | ||
af: WMO vergoeding | € | 1.304 | ||
af: aftrekbare vervoerskosten | € | 1.321 | ||
werkelijke autokosten eiseres | € | 4.053 |
40. Uit voormelde berekening volgt dat de autokosten van eiseres (€ 4.053) lager zijn dan de autokosten van de maatman (€ 7.430), zodat eiseres geen recht heeft op aftrek wegens uitgaven extra vervoerskosten.
(…)
56. In totaal is derhalve reeds een persoonsgebonden aftrek verleend van € 3.598. Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank de persoonsgebonden aftrek (na toepassing van de drempel) thans als volgt vast:
medicijnen | € | 140,00 |
kosten vervoer | € | 1.321,00 |
extra kosten van vervoer | ||
dieetkosten | € | 4.450,00 |
extra kosten kleding en beddengoed | € | 600,00 |
totaal | € | 6.511,00 |
af: drempelbedrag | € | 1.545,00 |
totaal aftrekbedrag specifieke zorgkosten | € | 4.966,00 |
Het verschil tussen het reeds aan persoonsgebonden aftrek verleende bedrag van € 3.598 en het totaal bedrag aan aftrek specifieke zorgkosten (€ 4.966), zijnde € 1.368, zal de rechtbank in mindering brengen op het belastbaar inkomen uit werk en woning van eiseres.
57. Nu de aanslag zal worden verlaagd, dient ook de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig te worden verminderd.
58. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
59. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Ingevolge artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) komen voor vergoeding in aanmerking de reiskosten die eiseres heeft moeten maken voor het bijwonen van het onderzoek ter zitting op 11 november 2015.
60. De ziekte van de echtgenoot brengt met zich dat hij zich uitsluitend per auto kan verplaatsen. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit de reiskosten vast te stellen op de autokosten. Voor de berekening van de autokosten sluit de rechtbank aan bij de in artikel 11, eerste lid, onderdeel d van het Besluit tarieven strafzaken (tekst 2016) opgenomen vergoeding voor getuigen van € 0,28 per kilometer. De afstand tussen de woning van eiseres en de rechtbank is volgens ‘Routeplanner’ 38,2 km is, zodat de rechtbank deze kosten derhalve berekent op (afgerond) € 21.”
5. Beoordeling van het geschil
Vervoerskosten
5.1.
Niet in geschil is dat ter zake van de ten behoeve van de echtgenoot van belanghebbende gemaakte autokosten sprake is van noodzakelijke en als gevolg van invaliditeit gemaakte vervoerskosten als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet IB 2001. Verder is ook niet in geschil dat de behandelingen van de echtgenoot van belanghebbende in het AMC en door de fysiotherapeut kunnen worden aangemerkt als geneeskundige hulp waarvan de reiskosten als specifieke zorgkosten zijn aan te merken in de zin van de voormelde bepaling (zie mede rechtsoverweging 15 van de rechtbankuitspraak).
5.2.
Partijen twisten wat betreft de hoogte van de vervoerskosten allereerst over het aantal bezoeken dat de echtgenoot van belanghebbende en haar dochter in 2010 aan het AMC hebben gebracht. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat de echtgenoot van belanghebbende 22 keer en haar dochter 5 keer een bezoek aan het AMC heeft gebracht. Daarbij heeft de rechtbank (naast de 17 vastgelegde afspraken) waarde gehecht aan de verklaring van belanghebbende ter zitting en aan de medische verklaring van [E] zoals hiervoor onder 2.7 opgenomen. De inspecteur kan zich hiermee niet verenigen. Hij betoogt dat belanghebbende aan de hand van (nadere) informatie op te vragen bij het AMC of bij haar ziektekostenverzekeraar aannemelijk dient te maken dat van in totaal 27 afspraken daadwerkelijk sprake is geweest. Nu belanghebbende die informatie niet heeft overgelegd, heeft zij niet aan haar bewijslast voldaan, aldus de inspecteur. Op basis van de documentatie van het AMC die door belanghebbende is overgelegd komen naar de mening van de inspecteur de kosten van 17 ritten naar het AMC voor aftrek in aanmerking.
5.3.
Ook het Hof acht belanghebbende op wie in beginsel de bewijslast van de vervoerskosten rust, niet erin geslaagd aannemelijk te maken dat sprake is geweest van de door haar gestelde 27 ritten naar het AMC. Vast staat dat in 2010 sprake is geweest van in ieder geval 17 bezoeken aan het AMC (zie 2.3). Het resterende gedeelte van 10 (27 -/- 17) bezoeken volgt niet uit de documenten van het AMC zoals deze door belanghebbende zijn overgelegd. De enkele stelling van belanghebbende is onvoldoende om meer dan 17 bezoeken aan te nemen. Ook vormt de medische verklaring van [E] hiertoe onvoldoende onderbouwing, nu hierin alleen wordt geschreven dat de echtgenoot van belanghebbende geregeld naar het ziekenhuis moet komen voor medische interventies. Die regelmaat wordt getalsmatig of anderszins niet nader geduid. Onduidelijk blijft hoeveel bezoeken (in 2010) de arts hieronder verstaat. De verklaring van zijn collega-arts [D] (zie hiervoor onder 2.8) maakt dit eveneens niet anders. Weliswaar schrijft [D] over 10 bezoeken van de echtgenoot van belanghebbende aan het AMC; onduidelijk is in hoeverre die bezoeken deel uitmaken van de 17 bezoeken die volgen uit de overgelegde documentatie van het AMC. Verder valt in dit verband ook niet in te zien waarom belanghebbende geen uitdraaien van afspraken voor bloedonderzoeken, echo’s en foto’s etc., bij het ziekenhuis of de verzekeraar heeft opgevraagd c.q. heeft kunnen opvragen waaruit wel dergelijke getalsmatige conclusies kunnen worden afgeleid.
5.4.
Uitgaande van deze 17 behandelingen in het AMC en van 19 behandelingen door een fysiotherapeut en uitgaande van de in 2.4 opgenomen afstanden heeft belanghebbende in het jaar 2010 in verband met geneeskundige hulp in totaal 2.242 km gereden (te weten de optelsom van 17 x 76 + 19 x 50).
5.5.
Partijen houdt verder nog verdeeld de vraag tegen welke kilometerprijs de aftrek voor vervoerskosten dient te worden toegekend. Meer specifiek twisten partijen over het aantal kilometers dat door belanghebbende in het jaar 2010 is verreden en op basis waarvan die kilometerprijs dient te worden berekend. Belanghebbende wenst in hoger beroep uit te gaan van een prijs van € 0,55 per kilometer. Bij de berekening van die prijs neemt zij als basis een in 2010 totaal aantal verreden kilometers van 12.201. Het betreft het aantal kilometers dat door belanghebbende aan de gemeente [Z] is doorgegeven in verband met de WMO-vergoeding. Hierop heeft zij vervolgens 5.110 kilometer in mindering gebracht, te weten het aantal kilometers dat de maatman volgens het CBS op jaarbasis rijdt uitgaande van een vergelijkbare gezinssamenstelling en een vergelijkbaar besteedbaar inkomen per jaar. Hierbij heeft belanghebbende de door de maatman voor werk gereden kilometers geëlimineerd, aldus belanghebbende.
5.6.
De inspecteur daarentegen wenst uit te gaan van de aantallen die volgen uit de gegevens van de NAP en uit de beschikbare garagenota’s van de auto’s van belanghebbende, zoals hiervoor onder 2.6 opgenomen. Aan de hand van die gegevens kunnen zijns inziens als beste het werkelijk aantal verreden kilometers in 2010 worden benaderd. Op grond hiervan wenst de inspecteur een aftrek toe te kennen tegen een kilometerprijs van € 0,31. De inspecteur schrijft ter zake van de berekening van de werkelijk aantal verreden kilometers in de motivering van zijn hoger beroepschrift van 21 april 2016 het volgende:
“Uit de door belanghebbende overgelegde bescheiden, zijnde de garagenota van de Toyota Prius met het kenteken [1.-..-..] blijkt de volgende kilometerstand:
kilometerstand per 23 juni 2010: 65230 (garagenota bijlage 2)
Daarnaast blijken er uit de NAP gegevens de volgende kilometerstanden:
kilometerstand per 10 september 2009: 50540
kilometerstand per 19 juli 2010: 66430 (NAP bijlage 3)
Toename van het aantal kilometers aantal verreden kilometers in de periode 10 september 2009 tot en met 19 juli 2010 is 15890.
Toename in 10 maanden is 15890, per maand is dit 1590. Gesteld kan worden dat er naar rato 1590 x 6,5 = 10335 kilometer is verreden.
Uit de door belanghebbende overgelegde bescheiden, zijnde de garagenota van de Toyota Prius met het kenteken [2.-...-.] blijkt de volgende kilometerstand:
kilometerstand per 14 juli 2011: 15277 (garagenota bijlage 4)
Ik ga ervan uit dat de beginstand van deze auto ten tijde van aanschaf, 19 juli 2010, 10 kilometer is geweest.
Het totaal aantal verreden kilometers gedurende deze periode is 15267. Per maand is dit 1272 kilometer (15267 : 12). Gesteld kan worden dat er in 2010 gedurende de periode 19 juli 2010 tot en met 31 december 2010 5,5 x 1272 = 6996 kilometer met deze nieuwe auto is verreden.
Op jaarbasis betekent dit voor het jaar 2010 dat er 10335 + 6996 = 17331 kilometer is verreden.”
Vervolgens heeft de inspecteur de werkelijke autokosten ad € 1.970 en de afschrijvingskosten ad € 4.708 van belanghebbende over 2010, zoals vastgesteld door de rechtbank en waarvan de hoogte in hoger beroep niet langer in geschil is, bij elkaar opgeteld en verminderd met de aan belanghebbende in 2010 toegekende WMO-vergoeding ad
€ 1.304, die eveneens tussen partijen vaststaat, wat een saldo geeft van € 5.374 aan werkelijke autokosten in 2010. Dit saldo heeft de inspecteur voorts gedeeld door het totaal aantal verreden kilometers van 17.331, hetgeen resulteert in een kilometerprijs van € 0,31. Deze prijs is hoger dan de prijs van € 0,275 die de inspecteur in eerste aanleg voorstond. De inspecteur wil nochtans van deze hogere prijs van € 0,31 uitgaan.
5.7.
Naar het oordeel van het Hof dient voor het vaststellen van de kilometerprijs waartegen de aftrek voor vervoerskosten wordt toegekend zoveel als mogelijk aansluiting te worden gezocht bij het werkelijke aantal verreden kilometers in 2010. Hiervan uitgaande biedt de berekening van de inspecteur die is gebaseerd op de (objectieve) gegevens van (derde) instanties als de NAP en de beschikbare garagenota’s een beter aanknopingspunt dan de door belanghebbende aan de Gemeente [Z] doorgegeven maar niet door die instantie gecontroleerde kilometers. Het Hof zal daarom van de berekening van de inspecteur uitgaan en de kilometerprijs van € 0,31 hanteren als basis voor de hoogte van de aftrek vervoerskosten. Belanghebbende heeft met al wat zij daartoe in de beroeps- en de hoger beroepsfase heeft gesteld niet aannemelijk gemaakt dat het werkelijk aantal verreden kilometers lager ligt.
5.8.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen stelt het Hof de vervoerskosten ten behoeve van geneeskundige hulp vast op een bedrag van € 695, te weten 2.242 verreden kilometers (zie onder 5.4) vermenigvuldigd met een prijs van € 0,31 (zie onder 5.7). De rechtbank heeft alsdan een te hoog bedrag aan aftrek vervoerskosten in aanmerking genomen, te weten een bedrag van € 4.679 (€ 5.374 -/- € 695). Het hoger beroep is in zoverre gegrond.
Extra vervoerskosten
5.9.
Ook ter zake van de aftrek van de extra vervoerskosten, ook wel aangeduid als meerkosten, rust de bewijslast in beginsel op belanghebbende. Belanghebbende dient aannemelijk te maken dat haar vervoerskosten hoger zijn dan de uitgaven van personen die niet ziek of invalide zijn maar wat inkomen, vermogen en gezinsomstandigheden in een gelijke positie verkeren (de maatman). Belanghebbende heeft hiertoe gebruik gemaakt van gegevens van het CBS. Die gegevens geven aan de hand van tabellen het totaal aantal verreden kilometers op jaarbasis weer behorende bij een specifieke gezinssamenstelling en een specifiek besteedbaar inkomen. Op zichzelf zijn deze gegevens bruikbaar. Belanghebbende heeft hierop echter een verfijning aangebracht, in de zin dat zij de verreden woon-werk kilometers in mindering heeft gebracht op het totaal aantal verreden kilometers (te weten woon-werk- én privé-verkeer). Die verfijning mag naar het oordeel van het Hof niet worden aangebracht. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de meerkosten worden verkregen door de werkelijk drukkende kosten van belanghebbende af te zetten tegen 100% van de vervoerskosten van de in de vergelijking betrokken maatman. Dit zijn de vervoerskosten van woon-werk- én privéverkeer. Reeds om die reden kan de berekening van belanghebbende niet als uitgangspunt dienen voor de vaststelling van de door hem in 2010 mogelijk gemaakte extra vervoerskosten.
5.10.
De vraag rijst of belanghebbende in aanmerking komt voor deze extra aftrek indien wordt uitgegaan van alle kilometers, dus woon-werk én privé-verkeer. Alvorens deze vraag te kunnen beantwoorden dient eerst de tweede vergelijkingsmaatstaf die in geschil is nader te worden geduid. Het betreft het besteedbaar inkomen van belanghebbende in 2010 op grond waarvan mede de specifieke vergelijkingsgroep in de CBS-tabellen moet worden bepaald.
5.11.
In tegenstelling tot de rechtbank is het Hof van oordeel dat er bij vaststelling van dit besteedbaar inkomen wel degelijk rekening dient te worden gehouden met de in 2010 betaalde en terugontvangen belastingen en premies volksverzekeringen en met de in dat jaar betaalde en ontvangen zorgtoeslag. Het besteedbaar inkomen van belanghebbende dient immers te worden vastgesteld in overeenstemming met de uitgangspunten van het CBS om een deugdelijke vergelijking met de in de CBS-tabellen gehanteerde besteedbare inkomens, die mede zijn opgebouwd uit de op jaarbasis betaalde en ontvangen premies en belastingen, mogelijk te maken. Het Hof is dan ook met de inspecteur van oordeel dat in dit verband onder het besteedbaar inkomen moet worden verstaan het bruto-inkomen verminderd met de ingehouden loonheffing, de betaalde premie volksverzekeringen, de betaalde premie ziektekostenverzekering, de betaalde inkomstenbelasting en de betaalde zorgtoeslag, en vermeerderd met de ontvangen premie volksverzekeringen, de ontvangen inkomstenbelasting en de ontvangen zorgtoeslag.
5.12.
De inspecteur heeft in zijn hoger beroepschrift betoogd dat als uit dient te worden gegaan van zijn definiëring van het begrip “besteedbaar inkomen”, dit inkomen dient te worden vastgesteld op € 42.210. Die vaststelling heeft belanghebbende in hoger beroep niet althans onvoldoende betwist. Deze opwaartse bijstelling van het besteedbaar inkomen heeft evenwel, zoals de inspecteur in hoger beroep terecht heeft betoogd, geen gevolgen voor de berekende aftrek van de extra vervoerskosten, te weten een aftrek van nihil. De vervoerskosten van belanghebbende komen hiermee niet uit boven die van de maatman; het inkomen waarmede wordt vergeleken valt in dezelfde categorie (> 40.000) en niet ver boven het inkomen dat de rechtbank voor belanghebbende heeft vastgesteld (€ 41.263). De sterke neerwaartse bijstelling van de vervoerskosten (zie onder 5.8) maakt voorts dat die kosten nog lager uitkomen.
Overig
5.13.
Belanghebbende heeft het Hof in haar nader stuk in hoger beroep van 30 oktober 2017 gevraagd om voor de tijdsduur van deze zaak haar vrijstelling te verlenen van heffingsrente, administratie- en incassokosten over de jaren 2009 tot en met 2014. Het Hof zal hieraan niet tegemoetkomen. Vooropgesteld zij dat deze zaak alleen ziet op het belastingjaar 2010; over de jaren 2009 en 2011 tot en met 2014 kan het Hof zich reeds om die reden niet uitlaten. Voorts beschikt het Hof niet over de bevoegdheid tot het verlenen van deze vrijstellingen. Ook voor het jaar 2010 kan het Hof dus niet aan belanghebbendes verzoek tegemoetkomen.
Totale aftrek specifieke zorgkosten 2010
5.14.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder 5.8 en 5.12 dient de totale aftrek specifieke zorgkosten voor 2010 als volgt te worden herrekend:
medicijnen | € | 140 |
kosten vervoer | € | 695 |
extra kosten van vervoer | ||
dieetkosten | € | 4.450 |
extra kosten kleding en beddengoed | € | 600 |
totaal | € | 5.885 |
af: drempelbedrag | € | 1.545 |
totaal aftrekbedrag specifieke zorgkosten | € | 4.340 |
Hiervan is een deel van 93,2 % toe te rekenen aan belanghebbende, te weten € 4.045. De meer te verlenen aftrek betreft een bedrag van € 447 (namelijk € 4.045 -/- € 3.598; de bij de definitieve aanslag aan belanghebbende toegerekende aftrek; zie ook onder 2.10).
5.15.
Gelet op het vorenstaande zou het belastbaar inkomen uit werk en woning van belanghebbende nader dienen te worden vastgesteld op € 35.773 (vastgesteld inkomen bij definitieve aanslag € 36.220 -/- € 447).
Slotsom
De slotsom is dat het hoger beroep van de inspecteur gegrond is (zie hiervoor onder 5.8).
De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd, het beroep dient gegrond te worden verklaard en de aanslag dient te worden verminderd naar een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.773.
6. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten in verband met de behandeling van het hoger beroep op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 8:108 van die wet.
7. Beslissing
Het Hof:
- -
vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens voor zover deze betrekking heeft op de proceskosten en het griffierecht;
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar, en
- -
vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.773.
De uitspraak is gedaan door mrs. N. Djebali, voorzitter, F.J.P.M. Haas en M.J. Leijdekker, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier.
De beslissing is op 12 december 2017 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.