NJB 2016/1424:Beklag aangaande beslag art. 552a Sv en verschoningsrecht advocaat art. 98 Sv. Hoge Raad herhaalt kader omtrent inbeslagneming van brieven of geschriften die tot het begaan van het strafbare feit hebben gediend in de zin van art. 98 lid 5 Sv en de procedure daaromtrent. Daarbij geldt dat – gezien de aard van het verschoningsrecht – de beklagrechter bij de beoordeling de nodige behoedzaamheid in acht zal moeten nemen. In ieder geval moeten de door de hem vastgestelde feiten en omstandigheden zijn oordeel dat het in beslag genomen stuk ‘voorwerp van het strafbare feit uitmaakt’ of ‘tot het begaan daarvan heeft gediend’ kunnen dragen. In casu ontoereikende motivering in het bijzonder omdat uit hetgeen de rechtbank heeft vastgesteld omtrent de aard van de (grote hoeveelheid) in beslag genomen stukken waarvoor een beroep op het verschoningsrecht is gedaan, niet zonder meer kan worden afgeleid dat al die stukken voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend. A-G: anders