Artikel 3 Nationale behandeling; wederkerigheid

De natuurlijke en rechtspersonen die hun woonplaats of zetel hebben in één van de Unie-Staten, genieten in de andere Unie-Staten voor de toekenning en de bescherming van het recht van de kweker de behandeling die de onderscheidene wetten van die Staten verlenen of in de toekomst zullen verlenen aan hun onderdanen, dit alles onverminderd de in dit Verdrag in het bijzonder bedoelde rechten en onder voorbehoud, dat de voorwaarden en formaliteiten, opgelegd aan de eigen onderdanen, vervuld zijn.

De onderdanen van de Unie-Staten die noch hun woonplaats, noch hun zetel in één van die Staten hebben, genieten eveneens dezelfde rechten, mits zij voldoen aan de verplichtingen die hun kunnen worden opgelegd ten einde het onderzoek van de rassen die zij eventueel hebben gekweekt, en het toezicht op vermeerdering daarvan mogelijk te maken.

In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid heeft iedere Unie-Staat die dit Verdrag toepast op een bepaald geslacht of op een bepaalde soort, de bevoegdheid het genot van de bescherming te beperken tot de onderdanen van die Unie-Staten die dit Verdrag toepassen op dat geslacht of op die soort, alsmede tot de natuurlijke en rechtspersonen, die hun woonplaats of zetel hebben in een van die Unie-Staten.