NJ 2016/91
Ontbindingsverklaring niet gerechtvaardigd; nadere beëindigingsovereenkomst; derogerende werking redelijkheid en billijkheid o.g.v. art. 6:248 lid 2 BW.
HR 29-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:152
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 januari 2016
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
14/04174
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS153955:1
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:152, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑01‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2581, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑10‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑05‑2014
- Wetingang
Art. 6:248 BW
Essentie
Ontbindingsverklaring niet gerechtvaardigd; nadere beëindigingsovereenkomst; derogerende werking redelijkheid en billijkheid o.g.v. art. 6:248 lid 2 BW.
Uit HR 8 juli 2011, NJ 2012/684, m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai (G4/Hanzevast) volgt dat indien de wederpartij de gerechtvaardigdheid van de ontbindingsverklaring bestrijdt, zij daarmee in beginsel ook het met de ontbindingsverklaring beoogde rechtsgevolg bestrijdt. Beslist de rechter dat de ontbindingsverklaring niet gerechtvaardigd was, dan staat daarmee in beginsel vast dat de overeenkomst partijen nog steeds bindt. Partijen kunnen zich echter naar aanleiding van een niet-gerechtvaardigde ontbindingsverklaring zodanig tegenover elkaar gedragen dat daarin een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.