NJB 2020/2175
Ontzetting uit het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurder of feitelijk leidinggevende van een rechtspersoon, dan wel een daarmee gelijkgestelde vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, maatschap, rederij of doelvermogen, art. 28 lid 1, aanhef en onder 5°, Sr: ingevolge deze bepaling kan een verdachte worden ontzet uit onder meer het recht bepaalde beroepen uit te oefenen. Die mogelijkheid bestaat in de bij de wet bepaalde gevallen en indien het strafbare feit is begaan in de uitoefening van dat beroep. Deze ontzetting dient betrekking te hebben op het recht op uitoefening van een beroep dat in voldoende verband staat met het beroep waarin het strafbaar feit is begaan. De ontzetting kan zich ook uitstrekken tot de beroepsuitoefening als overeenkomstig het rechtspersonenrecht benoemd bestuurder van een rechtspersoon. In casu kon het hof oordelen dat het beroep van bestuurder van een rechtspersoon in voldoende verband staat met de uitoefening van het beroep waarin de verdachte de bewezenverklaarde misdrijven heeft begaan. Ondertussen kan ‘feitelijk leidinggeven’ in de zin van de in art. 51 Sr neergelegde strafbaarstelling van het feitelijk leidinggeven aan een door een rechtspersoon of een daaraan gelijkgestelde rechtsvorm begaan strafbaar feit als zodanig niet worden aangemerkt als de uitoefening van een voldoende bepaald beroep als bedoeld in de zin van artikel 28 lid 1, aanhef en onder 5°, Sr. Dat doet echter niet af aan de mogelijkheid dat de ontzetting betrekking heeft op een specifiek omschreven vorm van beroepsuitoefening, waarvan leidinggeven aan activiteiten van een rechtspersoon deel kan uitmaken
HR 08-09-2020, ECLI:NL:HR:2020:1378
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 september 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Grienden, M.J. Borgers
- Zaaknummer
19/00523
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1378, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑09‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:570, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑06‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑09‑2019
- Wetingang
Essentie
Ontzetting uit het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurder of feitelijk leidinggevende van een rechtspersoon, dan wel een daarmee gelijkgestelde vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, maatschap, rederij of doelvermogen, art. 28 lid 1, aanhef en onder 5°, Sr: ingevolge deze bepaling kan een verdachte worden ontzet uit onder meer het recht bepaalde beroepen uit te oefenen. Die mogelijkheid bestaat in de bij de wet bepaalde gevallen en indien het strafbare feit is begaan in de uitoefening van dat beroep. Deze ontzetting dient betrekking te hebben op het recht op uitoefening van een beroep dat in voldoende verband ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.