NJ 2014/109
Oplichting: toereikend bewijs samenweefsel van verdichtsels.
HR 04-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:236, m.nt. Redactionele aantekening
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 februari 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
12/02234
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Noot
Red. Aant.
- JCDI
JCDI:ADS127789:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:236, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑02‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2437, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑12‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑11‑2012
- Wetingang
Art. 326 Sr
Essentie
Bij de beoordeling of sprake is van een ‘samenweefsel van verdichtsels’ cfm art. 326 Sr zijn van belang de vertrouwenwekkende aard en de indringendheid van de onware mededelingen in hun onderlinge samenhang en de mate waarin, het aantal en de indringendheid van de onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, en de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen. In aanmerking genomen dat de door de verdachte aan gedane mededelingen aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.