Zaaksdossier B-11, processen-verbaal van verhoor op 13 en 17 januari 2013, pag. 0235-0269 resp. pag. 0001-0022.
Hof Amsterdam, 31-03-2016, nr. 23-002114-13
ECLI:NL:GHAMS:2016:1267
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
31-03-2016
- Zaaknummer
23-002114-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:1267, Uitspraak, Hof Amsterdam, 31‑03‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1028
Uitspraak 31‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Medeplegen mensenhandel door het slachtoffer naar Nederland mee te nemen om haar beschikbaar te (laten) stellen voor prostitutie.
parketnummer: 23-002114-13
datum uitspraak: 31 maart 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 april 2013 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-708074-12 (hierna: zaak A) en 13-731014-13 (hierna: zaak B) tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] ,
adres: [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 mei 2014, 22 juni 2015, 23 juni 2015, 25 juni 2015, 24 augustus 2015, 7 september 2015, 15 maart 2016 en 17 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zaak A:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot en met 31 augustus 2010 te Amsterdam en/of Zwanenburg en/of Goes, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, een ander of anderen te weten [slachtoffer 1] en/of één of meer andere vrouwen,
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die en/of één of meer andere vrouwen,
en/of
voornoemde [slachtoffer 1] en/of één of meer andere vrouwen heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of één of meer andere vrouwen in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
die [slachtoffer 1] en/of een of meer andere vrouwen (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of een of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden),
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of een of meer andere vrouwen
en/of
die [slachtoffer 1] en/of één of meer andere vrouwen met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of één of meer andere vrouwen met of voor een derde
bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of die afpersing en/of die misleiding en/of dat opzettelijk voordeel trekken hierin dat verdachte tezemen en in vereniging met zijn mededader(s)
Ten aanzien van die [slachtoffer 1]
- die [slachtoffer 1] één of meermalen heeft gehuisvest (in Goes en/of Zwanenburg en/of Amsterdam) en/of die [slachtoffer 2] onderdak heeft verschaft en/of
- een of meer malen een prostitutiekamer voor de [slachtoffer 1] heeft geregeld en/of betaald en/of
- die [slachtoffer 1] (meermalen) onder druk heeft/hebben gezet en/of er (zodoende) toe heeft/hebben aangezet en/of heeft/hebben gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken, onder meer door haar te zeggen dat zij een schuld bij hem, verdachten en/of zijn mededader(s) had en/of die [slachtoffer 1] een schuld bij hem, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft laten opbouwen
- die [slachtoffer 1] (meermalen) onder druk heeft gezet en/of er (zodoende) toe heeft aangezet en/of heeft gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken en/of
- die [slachtoffer 1] werkinstructies heeft gegeven en/of laten geven en/of
- die [slachtoffer 1] zeven dagen per week heeft laten werken en/of dubbele diensten heeft laten werken en/of
- die [slachtoffer 1] tijden ziekte en/of ongesteldheid door heeft laten werken en/of
- (terwijl die [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden verrichte) (telefonisch en/of in persoon) die [slachtoffer 1] heeft gecontroleerd en/of laten controleren en/of
- die [slachtoffer 1] verantwoording heeft laten afleggen over en/of heeft gecontroleerd op haar werktijden en/of pauzes en/of hoeveel klanten zij heeft gehad en/of
- die [slachtoffer 1] heeft beperkt in haar bewegingsvrijheid en/of die [slachtoffer 1] (ten alle tijden) nauwlettend in de gaten heeft gehouden en/of laten houden en/of de deur van haar woning op slot te doen (terwijl zij zelf geen sleutel van de woning had) en/of
- de telefoon van die [slachtoffer 1] heeft afgenomen en/of laten afnemen en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gedwongen haar borsten te vergroten (tot de maximaal haalbare cupmaat) (zodat zij meer geld kon verdienen) en/of
- die [slachtoffer 1] in elkaar heeft geslagen en/of laten slaan en/of schoppen en/of trappen (indien zij geld achterhield) en/of indien hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ontevreden op en/of boos over haar was/waren en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) heeft gedwongen seks met hem en/of zijn medeverdachte(n) te hebben (al dan niet met condoom) tegen haar wil en/of die [slachtoffer 1] anaal heeft verkracht en/of
- heeft gedreigd de kinderen van die [slachtoffer 1] iets aan te doen en/of
- die [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een vuurwapen (zodat zij voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s) zou gaan werken) en/of
- die [slachtoffer 1] heeft opgedragen een vast bedrag per dag (1000,00) te verdienen en/of haar voor elke 100,00 die zij minder verdiende te slaan en/of haar voor elke 100,00 die zij minder verdiende een schuld bij hem, verdachte en/of zijn mededader(s) te laten opbouwen en/of
- (dagelijks) alle dan wel een groot deel van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] heeft afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 1] heeft laten afstaan en/of
- die [slachtoffer 1] een bedrag van 10.000,00 aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) heeft laten afstaan en/of
- die [slachtoffer 1] een auto (ter waarde van 32.500,00) voor hem verdachte en/of zijn mededader heeft laten kopen/bekostigen
2:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot en met 31 augustus 2010 te Amsterdam en/of Zwanenburg en/of Goes, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in genoemde periode bij wijze van gewoonte, een of meer (contante) geldbedrag(en) en/of voorwerpen, te weten:
- (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 1] en/of één of meer andere vrouwen verrichte prostitutiewerkzaamheden, verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven;
3:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 16 april 2012 te Amsterdam en/of Alkmaar en/of Zwanenburg en/of Goes en/of Groningen, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband bestaande uit verdachte en [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- mensenhandel (artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht)
- witwassen (artikel 420bes/420ter van het Wetboek van Strafrecht)
- (gekwalificeerde) diefstal (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) en/of
- overtreding van artikel 26 juncto 55 Wet Wapens en Munitie,
terwijl hij, verdachte, leider en/of oprichter en/of bestuurder was;
zaak B:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot en met 30 november 2005 te Groningen en/of Amsterdam en/of Presov in elk geval in Nederland en/of Duitsland en/of Slowakije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander of anderen, te weten [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ,
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6]
en/of
voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] in een ander land, te weten in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6]
en/of
die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] met of voor een derde,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(ten aanzien van die [slachtoffer 5] )
- die [slachtoffer 5] in Slowakije benaderd om in Nederland voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s) (onder valse voorwendselen) (in de prostitutie) te komen werken (immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zich valselijk voorgedaan als Spanjaarden en/of broers en/of die [slachtoffer 5] gezegd dat zij als serveerster in Spanje zou kunnen werken) en/of
- die [slachtoffer 5] met de auto naar Nederland vervoerd en/of
- die [slachtoffer 5] in Nederland gehuisvest in een hotel en/of een (werk)kamer en/of
- die [slachtoffer 5] (schreeuwend) gezegd dat als zij niet wilde werken als prostituée zij maar naar huis moest gaan, terwijl verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) wisten, althans hadden moeten weten, dat die [slachtoffer 5] geen geld en/of middelen had om huiswaarts te keren en/of
- die [slachtoffer 5] (meermalen) onder druk gezet en/of er (zodoende) toe aangezet en/of gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken en/of
- tegen de beste vriendin (te weten die [slachtoffer 6] ) van die [slachtoffer 5] gezegd dat de familie van die [slachtoffer 6] problemen zou(den) krijgen als die [slachtoffer 6] niet zou (mee)werken, waardoor die [slachtoffer 5] zich (nog meer) onder druk gezet voelde en/of
- die [slachtoffer 5] gedwongen een (seksuele) relatie met verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) te onderhouden en/of
- die [slachtoffer 5] bedreigd en/of geslagen en/of klappen gegeven en/of
- die [slachtoffer 5] gedwongen (prostitutie)werkzaamheden te verrichten en/of
- de werktijden van die [slachtoffer 5] bepaald en/of
- die [slachtoffer 5] gecontroleerd door haar, [slachtoffer 5] , in de gaten te houden en/of
- de werktijden voor die [slachtoffer 5] bepaald en/of
- (terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die [slachtoffer 5] in Nederland nergens naartoe kon en/of in Nederland geen vrienden had en/of zij de taal niet sprak en/of dat zij bang was) (een groot gedeelte van) alle verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden heeft afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 5] aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft laten afstaan en/of
- die [slachtoffer 5] voorgehouden dat van het door haar (met prostitutiewerkzaamheden) verdiende geld een woning in Amsterdam gekocht zou worden en/of
(ten aanzien van die [slachtoffer 6] )
- die [slachtoffer 6] met de auto naar Nederland en/of (terug naar) Slowakije vervoerd en/of
- die [slachtoffer 6] in Nederland gehuisvest in een hotel en/of een (werk)kamer en/of
- die [slachtoffer 6] gedwongen een (seksuele) relatie met verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) te onderhouden en/of
- tegen de wil van die [slachtoffer 6] anale seks met haar gehad en/of
- die [slachtoffer 6] gedwongen (prostitutie)werkzaamheden te verrichten en/of
- die [slachtoffer 6] bedreigd (met lichamelijk letsel) en/of geslagen en/of aan de haren heeft getrokken en/of - die [slachtoffer 6] gezegd dat zij (verdachte en/of zijn mededader(s)) de familie van die [slachtoffer 6] kenden en/of gezegd dat haar ( [slachtoffer 6] 's) familie problemen zou krijgen als zij, [slachtoffer 6] , niet zou doen wat hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) wilde en/of
- zijn stem verheven tegen die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 6] hard bij de hand vastgepakt en/of
- (terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die [slachtoffer 6] in Nederland nergens naartoe kon en/of in Nederland geen vrienden had en/of zij de taal niet of nauwelijks sprak en/of dat zij bang was) (een groot gedeelte van) alle verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden heeft afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 6] aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft laten afstaan en/of
- de werktijden voor die [slachtoffer 6] bepaald en/of bepaald dat die [slachtoffer 6] pas mocht rusten en/of slapen als zij klaar was met alle klanten en/of
- het geld van die [slachtoffer 6] bewaard en/of niet teruggegeven en/of
- die [slachtoffer 6] voorgehouden dat van het door haar (met prostitutiewerkzaamheden) verdiende geld een woning in Amsterdam gekocht zou worden en/of
- die [slachtoffer 6] (in november 2005) benaderd terwijl die [slachtoffer 6] aan het werk was en haar gezegd dat zij zich moest vrijkopen en/of (weer) voor verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) moest komen werken en/of
- die [slachtoffer 6] (in november 2005) bedreigd door haar de woorden toe te voegen "ik brand je beide ogen uit" en/of "ik mismaak je" en/of "je bent mijn hond en ik stuur een keer een junkie op je af en die snijdt je buik van onderen naar boven helemaal open", althans woorden van gelijke strekking en/of zijn hand naar [slachtoffer 6] op te heffen;
2:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot en met 30 november 2005 te Groningen en/of Amsterdam en/of Presov in elk geval in Nederland en/of Duitsland en/of Slowakije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in genoemde periode bij wijze van gewoonte, een of meer (contante) geldbedrag(en) en/of voorwerpen, te weten:
- (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] verrichte prostitutiewerkzaamheden en/of
- een of meer andere geldbedragen en/of voorwerpen,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) en of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Gevoerde verweren en uitdrukkelijk onderbouwde standpunten
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep ingestemd met de door de verdediging en het openbaar ministerie voorgestane werkwijze dat in eerste aanleg gevoerde verweren en uitdrukkelijk onderbouwde standpunten als voorgedragen konden worden beschouwd, mits deze integraal deel uitmaken van de pleitnota in hoger beroep, onderscheidenlijk het requisitoir in hoger beroep.
Derhalve worden de in eerste aanleg gevoerde verweren en onderbouwde standpunten die niet in de pleitnota in hoger beroep onderscheidenlijk het requisitoir in hoger beroep zijn opgenomen, in dit arrest niet besproken.
Het hof heeft daarnaast ingestemd met de verwijzing in het onderhavige pleidooi naar de verweren die door de raadslieden van de medeverdachten zijn voorgedragen zodat deze, voor zover van toepassing, ook in het onderhavige arrest zullen worden besproken.
Geldigheid inleidende dagvaarding zaak A feit 2
Het hof is van oordeel dat de in zaak A in feit 2 opgenomen zinsnede “en/of één of meer andere vrouwen” onvoldoende feitelijk is, zodat de tenlastelegging ten aanzien van die zinsnede niet voldoet aan artikel 261 Wetboek van Strafvordering en de inleidende dagvaarding in zoverre nietig is.
Voorts heeft de raadsman van medeverdachte [medeverdachte 3] ten aanzien van het in die zaak gelijkluidende onder 2 ten laste gelegde het volgende verweer gevoerd:
“Primair stelt de verdediging dat de tenlastelegging nietig is. [medeverdachte 3] weet niet waartegen hij zich heeft te verweren”.
Ten aanzien van dit verweer, dat tevens is gevoerd in de zaak van de verdachte, overweegt het hof als volgt.
De motivering van het verweer is toegespitst op [medeverdachte 3] . In de omstandigheid dat hij niet zou weten waartegen hij zich heeft te verweren noch overigens ziet het hof aanknopingspunten voor de conclusie dat tenlastelegging in zaak A onder 2 in de zaak van de verdachte niet duidelijk is. Nu deze naar plaats en tijd voldoende gespecificeerd is verwerpt het hof het verweer.
Geldigheid inleidende dagvaarding zaak B feit 2
In de omschrijving van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde gewoontewitwassen wordt onder meer melding gemaakt van “een of meer andere geldbedragen en/of voorwerpen”. Nu uit de tenlastelegging noch uit het dossier kan worden opgemaakt op welke geldbedragen en voorwerpen hiermee wordt gedoeld, kan deze omschrijving niet als voldoende feitelijk worden aangemerkt, zodat de inleidende dagvaarding in zoverre nietig is.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte op de volgende gronden.
In zaak A:
I. Aangeefster [slachtoffer 1] is op 13 december 2012 (en ook op 4 juni 2012 en 27 november 2012) door de politie gehoord, zonder dat de raadslieden daarvan op de hoogte waren, terwijl de rechter-commissaris al op 10 mei 2012 had beslist dat [slachtoffer 1] in het kader van een mini-instructie zou worden gehoord en de raadslieden bij dat verhoor aanwezig mochten zijn. Ook zijn door [slachtoffer 1] , in het bijzonder op 13 december 2012, geuite ontlastende passages niet gerelateerd door de politie in het proces-verbaal van dat verhoor en is zij in haar verklaring gestuurd door de politie. Voorts hebben de bij dat verhoor betrokken opsporingsambtenaren gelogen over de totstandkoming van dat verhoor.
II. De politie heeft verdachten en getuigen beïnvloed: tegen [slachtoffer 4] is gezegd dat ze haar auto, die in beslag was genomen, pas terug zou krijgen als ze aangifte zou doen; de moeder van [slachtoffer 4] is onder druk gezet om te verklaren dat [slachtoffer 4] slachtoffer was; volgens [slachtoffer 2] heeft de politie haar “helemaal gek gemaakt” en is haar gezegd dat ze het onder haar in beslag genomen geld pas terug zou krijgen als ze aangifte zou doen; de politie heeft de liefde van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] voor [medeverdachte 1] , alsmede [slachtoffer 3s] zwangerschap gebruikt om deze getuigen tegen elkaar uit te spelen.
III. Het openbaar ministerie heeft aanvankelijk processtukken die vooral bestonden uit ontlastende verklaringen aan de verdediging onthouden. Deze stukken zijn pas later in het dossier gevoegd.
IV. In het kader van rechtshulpverzoeken zijn getuigen gehoord, onder wie dr. [dokter] in België, zonder dat de rechter-commissaris en de verdediging hierover zijn geïnformeerd. In het kader van de waarheidsvinding had de verdediging in de gelegenheid moeten worden gesteld bij die verhoren aanwezig te zijn, temeer nu een gerechtelijk vooronderzoek liep. Doordat dit niet is gebeurd, is sprake van “schending van het aanwezigheidsrecht” en zijn de rechten en belangen van de verdachte onherstelbaar geschaad.
V. Het openbaar ministerie heeft vooringenomen gehandeld doordat eenzijdig opsporingsonderzoek is verricht, louter gericht op de bewijsgaring tegen “de groep van [bijnaam van medeverdachte 1] ”, waardoor in het bijzonder de onbetrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] is verdoezeld.
In zaak B:
Het openbaar ministerie heeft nagelaten de verdediging en de rechtbank op de hoogte te stellen van het feit dat [man 1] in 2009 is veroordeeld voor mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] voor wat betreft de periode van 1 juni 2005 tot 1 september 2006, derhalve dezelfde periode als is ten laste gelegd aan de verdachte.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In zaak A:
Ad I
Hoewel de wet parallelle opsporing toelaat en het in dat verband kan voorkomen dat getuigen bij de politie worden gehoord, terwijl de rechter-commissaris reeds doende is getuigen te horen en anderszins onderzoek te (doen) verrichten, is het hof van oordeel dat het verhoor van [slachtoffer 1] op 13 december 2012 bij de politie buiten aanwezigheid van de raadslieden nadat de rechter-commissaris had bepaald dat dat verhoor in zijn kabinet zou plaatsvinden en dat de raadslieden van de verdachten daarbij aanwezig mochten zijn, zodanig onzorgvuldig is dat van een vormverzuim moet worden gesproken. Dit vormverzuim is niet hersteld door de raadsman/vrouw alsnog aanwezig te laten zijn bij de latere verhoren van [slachtoffer 1] .
Maar zelfs indien moet worden aangenomen, zoals de verdediging heeft gesteld, dat de politie hierbij met “boos opzet” heeft gehandeld en dat de verdachte in zijn belangen is geschaad doordat de rechter-commissaris over bedoeld verhoor bij de politie niet tijdig is ingelicht, leidt dit niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat weliswaar is aangevoerd dat door voormeld handelen beginselen van een behoorlijke procesorde zijn geschonden, maar niet is betoogd op welke concrete wijze tekort is gedaan aan het recht van de verdachte op een eerlijk proces. Het verzuim van de politie het desbetreffende verhoor van [slachtoffer 1] volledig te relateren is immers hersteld. De gestelde aantasting van de waarheidsvinding is evenmin nader geconcretiseerd, terwijl het hof bij de waarheidsvinding voor wat betreft de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen geen noemenswaardige obstakels heeft ondervonden.
Ad II
Het hof acht geenszins aannemelijk dat de politie tegen [slachtoffer 4] heeft gezegd dat ze haar auto pas terug zou krijgen als ze aangifte zou doen, noch dat aan haar moeder is gezegd wat ze moest verklaren. Evenmin is aannemelijk dat ongeoorloofde druk is uitgeoefend op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , terwijl tevens moet worden geconstateerd dat, voor zover zij al enige druk van de kant van de politie hebben ondervonden, dit geen effect heeft gehad, omdat geen van beiden aangifte tegen de verdachte [medeverdachte 1] heeft gedaan.
Enig vormverzuim kan derhalve niet worden vastgesteld.
Ad III
Voor zover het onthouden van de genoemde stukken aan de verdediging als een vormverzuim moet worden aangemerkt, is dit in een later stadium hersteld, zodat artikel 359a Sv daarop niet van toepassing is.
Ad IV
Nu in het verweer slechts in het algemeen wordt gesproken van “rechtshulpverzoeken”, van de gehoorde “getuigen” alleen dr. [dokter] bij naam is genoemd en verder op geen enkele wijze is geconcretiseerd waarom de rechten en belangen van de verdachte “onherstelbaar zijn geschaad”, voldoet het niet aan de daaraan te stellen eisen, zodat het geen respons behoeft.
Ad V
De omstandigheid dat het opsporingsonderzoek was gericht op “de groep van [bijnaam van medeverdachte 1] ” kan geen bevreemding hebben gewekt, nu ten aanzien van die groep, bestaande uit onder anderen de verdachte en zijn medeverdachten, verdenking bestond van (medeplegen van) mensenhandel. Niet aannemelijk is geworden dat politie en openbaar ministerie daarbij “eenzijdig” te werk zijn gegaan en/of “vooringenomen” hebben gehandeld; overigens is niet nader toegelicht wat daaronder in dit verband moet worden verstaan.
In zaak B:
Het verzuim van het openbaar ministerie kenbaar te maken dat [man 1] is veroordeeld ter zake van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] is hersteld, zodat er reeds om die reden geen grond bestaan voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Het voorgaande brengt het hof tot de slotsom dat door politie en/of openbaar ministerie geen ernstige inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijk proces. Het hof vermag voorts niet in te zien, anders dan door de verdediging is gesteld, dat zich een “fundamentele inbreuk” heeft voorgedaan waardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt.
Het verweer wordt dan ook in al zijn onderdelen verworpen.
Vrijspraak zaak A feit 1, 2 en 3 en zaak B feit 1 (partieel) en 2
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van [slachtoffer 1] (zaak A feit 1)
[slachtoffer 1] heeft vele verklaringen afgelegd over het feit dat zij door onder anderen [verdachte] gedwongen zou zijn in de prostitutie werkzaam te zijn en de daarmee gegenereerde verdiensten af te staan. Op grond van die verklaringen en de overige inhoud van het dossier acht het hof het zeer aannemelijk dat [slachtoffer 1] gedurende langere tijd werkte in de prostitutie, alsmede dat zij met regelmaat contact had met [verdachte] , dat hij zich met haar werkzaamheden bemoeide en ook deelde in haar verdiensten. Ook sluiten haar verklaringen over de door [medeverdachte 1] opgelegde (en door een [medeverdachte 1] bekende arts uitgevoerde) borstvergroting aan bij de verklaringen van [slachtoffer 4] die dezelfde behandeling heeft ondergaan.
Naar het oordeel van het hof is evenwel onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen van hetgeen [verdachte] is ten laste gelegd voor wat betreft de gedwongen prostitutie en uitbuiting van [slachtoffer 1] . Het hof wijst op de verklaringen van vele getuigen, inhoudende dat [slachtoffer 1] volledig vrij was te gaan en staan waar zij wilde, dat zij van het door haar verdiende geld veel luxe goederen aanschafte voor zichzelf en voor haar kinderen, dat ze een zeer mondige prostituee was en geenszins de indruk wekte te worden mishandeld, onder druk gezet of gecontroleerd door derden. Het gaat hier onder meer om getuigen van wie [slachtoffer 1] juist had gezegd dat zij de juistheid van haar verhaal konden bevestigen, hetgeen zij dus niet hebben gedaan. De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] is op het punt van haar gedwongen prostitutie en uitbuiting aldus niet in toereikende mate vast te stellen.
Op grond hiervan en gelet op de ontkenning van [verdachte] dat hij zich ten aanzien van [slachtoffer 1] aan enig strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, kan niet met voldoende zekerheid wordt vastgesteld of en, zo ja, op welke wijze, hij betrokken was bij mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (zaak A feit 1)
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden afgeleid dat [slachtoffer 3] slachtoffer is geweest van (gedwongen) prostitutie en of uitbuiting. Voorts kan daaruit niet worden afgeleid dat de verdachte op zodanige wijze betrokken is geweest bij de prostitutie en/of uitbuiting van [slachtoffer 2] of [slachtoffer 4] dat hij te dien aanzien als medepleger kan worden aangemerkt.
Hetgeen de advocaat-generaal terzake heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
Ten aanzien van zaak A feit 2 (witwassen)
Niet is komen vast te staan dat de verdachte opzettelijk verdiensten van [slachtoffer 1] uit prostitutiewerkzaamheden heeft verworven, voorhanden gehad of overgedragen, zodat de verdachte in zoverre ook van zaak A feit 2 moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van zaak B feit 1 partieel, 2 en 3
Vóór aanvang van de ten laste gelegde periode in zaak B onder 1 was [slachtoffer 6] reeds in Nederland werkzaam in de prostitutie. Zij heeft verklaard op enig moment voor “ [naam 1] ” (verdachte [verdachte] ) te zijn gaan werken. Uit haar verklaringen valt evenwel niet eenduidig af te leiden welke invloed de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben gehad op haar beweegredenen in de prostitutie te blijven werken noch hoe het in die periode – voordat in juni 2015 de reis naar Slowakije werd ondernomen – precies gesteld was met het oogmerk van uitbuiting bij [verdachte] en [medeverdachte 1] , terwijl [slachtoffer 6] evenmin in/vanuit een ander land is aangeworven of meegenomen om haar in de prostitutie te laten werken. Hetgeen de advocaat-generaal bij requisitoir terzake heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Dit brengt mee dat de verdachte in zoverre van dit feit moet worden vrijgesproken.
Het hof zal de verdachte eveneens vrijspreken van hetgeen hem in zaak B onder 1 is ten laste gelegd voor zover dat ziet op het voordeel trekken uit de uitbuiting van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] en het hen dwingen of bewegen de verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de prostitutiewerkzaamheden van beide dames, nu hun verklaringen hierover zodanig innerlijk en onderling tegenstrijdig zijn, dat niet met voldoende zekerheid valt vast te stellen wat zich precies heeft afgespeeld rondom het afstaan van de verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] .
Gelet op het voorgaande en op de overige inhoud van het dossier kan evenmin bewezen worden verklaard het in zaak B onder 2 ten laste gelegde witwassen ten aanzien van de verdiensten van de door [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] verrichte prostitutiewerkzaamheden.
Nadere bewijsoverwegingen inzake [slachtoffer 5] (zaak B feit 1)
[slachtoffer 6] heeft op 6 december 2005 aangifte van mensenhandel gedaan. Op 13 en 17 januari 2013 is zij, in het bijzijn van de raadsman van de verdachte, gehoord door de politie.1.De verklaringen van [slachtoffer 6] houden onder meer het volgende in.
In de lente van 2005 heeft [slachtoffer 6] in Amsterdam een man ontmoet die zich [naam 1] noemde. Een tijd later heeft [naam 1] haar aan [naam 2] voorgesteld. [slachtoffer 6] is in juni 2005 samen met [naam 1] en [naam 2] naar Slowakije gegaan. In Slowakije heeft zij [slachtoffer 5] aan [naam 1] en [naam 2] voorgesteld. [slachtoffer 6] had aan haar eigen familie en aan [slachtoffer 5] verteld dat zij in Spanje als serveerster werkte. [naam 1] en [naam 2] wilden dat zij [slachtoffer 5] zou meelokken om zogenaamd ook als serveerster in Spanje te werken; ze wilden echter dat [slachtoffer 5] meeging naar Nederland om in de prostitutie te gaan werken. Het was niet moeilijk [slachtoffer 5] over te halen want werken in Spanje was aantrekkelijk. [naam 1] en [naam 2] zeiden tegen [slachtoffer 5] dat het werk als serveerster in Spanje goed betaalde. [slachtoffer 6] heeft toen niet aan [slachtoffer 5] verteld wat de werkelijke bedoelingen waren. [slachtoffer 5] wilde heel graag met hen mee omdat zij haar voorhielden dat zij in Spanje als serveerster kon gaan werken. Ongeveer eind juni 2005 zijn ze uit Slowakije vertrokken. In Groningen heeft zij aan [slachtoffer 5] verteld dat zij in Nederland waren en wat voor werk zij moesten gaan doen. [slachtoffer 5] was onthutst, in shock. [naam 1] zei tegen [slachtoffer 5] : “als het je niet aanstaat, kun je naar huis; je hebt geen andere keus”. [slachtoffer 5] is vervolgens daadwerkelijk in de prostitutie gaan werken.
Op 6 september 2007 is aan [slachtoffer 6] een foto van [verdachte] en [medeverdachte 1] getoond en heeft zij de mannen herkend als respectievelijk [naam 1] en [naam 2] .
Op 30 november 2005 heeft [slachtoffer 5] aangifte gedaan.2.Op 24 en 25 is januari 2013 is zij, in het bijzijn van de raadsman van de verdachte, gehoord in Slowakije.3.De verklaringen van [slachtoffer 5] houden onder meer het volgende in.
[slachtoffer 6] kwam in juni 2005 in Prešov (Tsjechië) bij [slachtoffer 5] op bezoek. Zij was samen met twee mannen die zich [naam 1] en [naam 2] noemden. [slachtoffer 6] vertelde [slachtoffer 5] dat zij als serveerster in Spanje werkte. Onderweg naar Nederland vertelde [slachtoffer 6] aan haar dat zij als prostituee werkte. [naam 1] en [slachtoffer 6] zeiden dat ook [slachtoffer 5] dit werk zou gaan doen. Toen [slachtoffer 5] zei dat zij dat niet wilde, begon [naam 1] tegen haar te schreeuwen en zei dat zij dan naar huis kon gaan. [slachtoffer 5] had helemaal geen geld om naar huis te gaan en sprak de Nederlandse taal niet.
[naam 1] , [naam 2] en [slachtoffer 6] hebben [slachtoffer 5] met behulp van leugens naar Nederland gebracht; ze hebben haar voorgelogen en haar prostitutiewerk laten doen, wat zij nooit van haar leven had willen doen. Zij kwamen in een plaats aan waarvan zij later hoorde dat het Groningen was. Kort daarna is [slachtoffer 5] in de prostitutie gaan werken.
Op 2 oktober 2007 heeft de politie aan [bijnaam slachtoffer 5] een foto van [medeverdachte 1] en [verdachte] getoond. [bijnaam slachtoffer 5] heeft de mannen als respectievelijk [naam 2] en [naam 1] herkend.
De verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben verklaard met [slachtoffer 6] naar Slowakije te zijn gegaan en later naar Nederland te zijn teruggekeerd in gezelschap van [slachtoffer 5] .
Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] tezamen en in vereniging [slachtoffer 5] vanuit Slowakije naar Nederland hebben meegenomen om haar in de prostitutie te laten werken en dat zij daartoe noodgedwongen is overgegaan.
De in 2005 door beide slachtoffers gedane aangiften komen op dit punt op essentiële onderdelen overeen. De omstandigheid dat in hun nadien afgelegde verklaringen op sommige onderdelen enigszins anders is verklaard, valt te begrijpen uit het tijdsverloop tussen de onderhavige gebeurtenis (juni/juli 20015) en die latere verklaringen (januari 2013). Voorts acht het hof de door de raadslieden geconstateerde inconsistenties van ondergeschikte aard, zodat deze niet in de weg staan aan een bewezenverklaring.
Voorwaardelijk verzoek horen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5]
Het hof acht zich door de inhoud van de door [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] afgelegde verklaringen voldoend geïnformeerd, zodat geen noodzaak bestaat hen als getuigen te horen en het daartoe strekkende voorwaardelijk gedane verzoek wordt afgewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak B onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak B:
1:
hij in de periode van 1 juni 2005 tot en met 30 juli 2005 in Nederland en Duitsland en Slowakije,
tezamen en in vereniging met een ander, door misleiding en misbruik van een kwetsbare positie [slachtoffer 5] heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 5] in een ander land, te weten in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, immers heeft de verdachte tezamen en in vereniging met een ander die [slachtoffer 5] gezegd dat zij als serveerster in Spanje zou kunnen werken en die [slachtoffer 5] met de auto naar Nederland vervoerd en die [slachtoffer 5] (schreeuwend) gezegd dat als zij niet wilde werken als prostituee zij maar naar huis moest gaan, terwijl de verdachte en zijn mededader hadden moeten weten dat die [slachtoffer 5] geen geld of middelen had om huiswaarts te keren.
Hetgeen in de zaak met parketnummer zaak B onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer zaak B onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijgesproken.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft aangevoerd dat de strafeis van de advocaat-generaal vooral bij vergelijking met de strafeis in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] niet in verhouding staat met de zeer beperkte rol van de verdachte. Voorts is het hof verzocht strafvermindering toe te passen, indien de gevoerde verweren strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie of bewijsuitsluiting niet zouden worden gehonoreerd.
De raadsman heeft ook opgemerkt dat het zeer oude zaken betreft en heeft het hof verzocht ten hoogste een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen of, indien het hof oplegging van gevangenisstraf van langere duur overweegt, een (werk)straf of een geheel voorwaardelijke straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan mensenhandel door het slachtoffer vanuit Slowakije via Duitsland naar Nederland mee te nemen om haar beschikbaar te (laten) stellen voor prostitutie. Mensenhandel is een ernstig feit, dat aspecten van een moderne vorm van slavernij in zich heeft. Gelet hierop doet slechts oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur recht aan de ernst van het bewezen verklaarde.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 maart 2016 is hij vóór het bewezen verklaarde in Nederland niet strafrechtelijk veroordeeld, hetgeen het hof bij de strafmaat ten voordele van de verdachte meeweegt.
Het hof is, op grond van hetgeen reeds in het kader van het niet-ontvankelijkheidsverweer is overwogen, van oordeel dat geen sprake is geweest van enig vormverzuim, zodat strafvermindering niet aan de orde is.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde kan met oplegging van een straf gelijk aan het voorarrest, al dan niet in combinatie met een werkstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals bepleit, niet worden volstaan.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof deze vordering zal toewijzen, met hoofdelijke aansprakelijkheid.
Door de verdediging is verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] af te wijzen, subsidiair niet-ontvankelijk te verklaren.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde handelen dat betrekking heeft op [slachtoffer 1] , zodat zij niet kan worden ontvangen in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 4]
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof ten behoeve van [slachtoffer 4] de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 136.800 zal opleggen. Ter onderbouwing van haar vordering heeft de advocaat-generaal een brief van mr. [advocaat slachtoffer 4] , advocaat van [slachtoffer 4] , van 11 mei 2015, met bijlage, overgelegd.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde handelen dat betrekking heeft op [slachtoffer 4] , zodat de vordering van de advocaat-generaal wordt afgewezen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.000 als voorschot op de materiële schade ter zake van misgelopen inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden (en € 5.000 als voorschot op immateriële schade, waarvoor zij uitdrukkelijk slechts medeverdachte [medeverdachte 1] aansprakelijk acht).
De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. Zij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat van de benadeelde partij heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep toegelicht en verzocht de vordering tot materiële schadevergoeding toe te wijzen, met hoofdelijke aansprakelijkheid.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering zal toewijzen, met hoofdelijke aansprakelijkheid.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van de in zaak B onder 1 ten laste gelegde handelingen waardoor de gestelde schade aan gederfde inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden bij [slachtoffer 5] zou zijn veroorzaakt. Om die reden kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 18.000, bestaande uit € 13.000 als voorschot op de materiële schade en € 5000 als voorschot op de immateriële schade. Verzocht is ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat van de benadeelde partij heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep toegelicht en heeft verzocht de materiële schadevergoeding met hoofdelijke aansprakelijkheid toe te wijzen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering zal toewijzen, met hoofdelijke aansprakelijkheid.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde handelen dat betrekking heeft op [slachtoffer 6] waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. Om die reden kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde nietig voor wat betreft de zinsnede “en/of één of meer andere vrouwen”.
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde nietig voor wat betreft de zinsnede “een of meer andere geldbedragen en/of voorwerpen”.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1, 2 en 3 en in B onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak B onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. A.M. van Woensel en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 maart 2016.