RvdW 2019/188
Verstek. Afwijzing ter zitting van voorafgaand door raadsvrouw gedaan aanhoudingsverzoek, terwijl verdachte noch raadsvrouw zijn verschenen, niet onbegrijpelijk.
HR 22-01-2019, ECLI:NL:HR:2019:90
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 januari 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
17/02331
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS13837:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:90, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑01‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1313, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑11‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑07‑2017
- Wetingang
Essentie
Verstek. Afwijzing ter zitting in hoger beroep van een voorafgaand aan de zitting door de (opvolgend) raadsvrouw per e-mail gedaan aanhoudingsverzoek op de grond dat de raadsvrouw dat verzoek zonder enige motivering heeft gedaan, terwijl verdachte noch de raadsvrouw ter zitting zijn verschenen om redenen op te geven voor aanhouding. Het oordeel dat door of namens verdachte niet is vermeld waarop het aanhoudingsverzoek steunt, zodat het verzoek moet worden afgewezen, is niet onbegrijpelijk.
Samenvatting
De raadsvrouw van verdachte heeft zich in een e-mailbericht een week voor de zitting in hoger beroep gesteld als raadsvrouw en meegedeeld dat zij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.