Einde inhoudsopgave
Wet op de naburige rechten
Artikel 7a [Filmproducent]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
19-11-2014, Stb. 2014, 470 (uitgifte: 05-12-2014, kamerstukken: 33846)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-11-2014, Stb. 2014, 471 (uitgifte: 05-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Algemeen
Intellectuele-eigendomsrecht / Naburige rechten
1.
De producent van de eerste vastleggingen van films heeft het uitsluitend recht om toestemming te verlenen voor:
- a.
het reproduceren van een door hem vervaardigde eerste vastlegging van een film of van een reproduktie daarvan;
- b.
het verkopen, verhuren, uitlenen, afleveren of anderszins in het verkeer brengen van een door hem vervaardigde eerste vastlegging van een film of een reproduktie daarvan, dan wel het voor die doeleinden invoeren, aanbieden of in voorraad hebben;
- c.
het beschikbaar stellen voor het publiek van een door hem vervaardigde eerste vastlegging van een film of een reproductie daarvan.
2.
Is een eerste vastlegging van een film of een reproduktie daarvan door de houder van het uitsluitend recht, bedoeld in het eerste lid, of met zijn toestemming voor de eerste maal in een van de lid-staten van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 in het verkeer gebracht door eigendomsoverdracht, dan handelt de verkrijger van die eerste vastlegging of die reproduktie niet in strijd met dit uitsluitend recht door ten aanzien daarvan de in het eerste lid, onder b, genoemde handelingen, met uitzondering van verhuur en uitlening, te verrichten.
3.
Onverminderd het bepaalde in het tweede lid is het uitlenen van de in dat lid bedoelde eerste vastlegging of een reproduktie daarvan toegestaan, mits degene die de uitlening verricht of doet verrichten een billijke vergoeding betaalt.
4.
Instellingen van onderwijs en instellingen van onderzoek en de aan die instellingen verbonden bibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek zijn vrijgesteld van de betaling van een vergoeding voor uitlenen als bedoeld in het derde lid.
5.
Publiek toegankelijke bibliotheekvoorzieningen, die in overwegende mate door gemeenten, provincies, het rijk of het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba worden gesubsidieerd of in stand gehouden, zijn voor het uitlenen van op basis van artikel 10, onderdeel i, omgezette materialen aan bij die voorzieningen ingeschreven personen met een handicap, vrijgesteld van betaling van de vergoeding, bedoeld in het derde lid.
6.
De in het derde lid bedoelde vergoeding is niet verschuldigd indien de betalingsplichtige kan aantonen dat de houder van het uitsluitend recht afstand heeft gedaan van het recht op een billijke vergoeding. De houder van het uitsluitend recht dient de afstand schriftelijk mee te delen aan de in de artikelen 15a en 15b bedoelde rechtspersonen.