Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 2160/2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers
Artikel 4 Communautaire doelstellingen inzake het verminderen van de prevalentie van zoönoses en zoönoseverwekkers
Geldend
Geldend vanaf 07-08-2009
- Bronpublicatie:
18-06-2009, PbEU 2009, L 188 (uitgifte: 18-07-2009, regelingnummer: 596/2009)
- Inwerkingtreding
07-08-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-06-2009, PbEU 2009, L 188 (uitgifte: 18-07-2009, regelingnummer: 596/2009)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Er worden communautaire doelstellingen voor het verminderen van de prevalentie van de in bijlage I, kolom 1, genoemde zoönoses en zoönoseverwekkers bij de dierpopulaties die zijn opgenomen in bijlage I, kolom 2, vastgelegd, met inachtneming van met name:
- a)
de ervaring die is opgedaan in het kader van de bestaande nationale maatregelen; en
- b)
de informatie die aan de Commissie of de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid is verstrekt uit hoofde van de bestaande communautaire voorschriften, in het bijzonder in het kader van de informatie als bedoeld in Richtlijn 2003/99/EG, met name artikel 5.
De doelstellingen, en eventuele wijzigingen daarvan, worden door de Commissie vastgelegd. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
2.
De doelstellingen als bedoeld in lid 1 bestaan ten minste uit:
- a)
een numerieke uitdrukking van:
- i)
het maximumpercentage epidemiologische eenheden dat positief blijft en/of
- ii)
het minimumpercentage waarmee het aantal positief blijvende epidemiologische eenheden moet worden verminderd;
- b)
de maximumtermijn voor het bereiken van de doelstelling;
- c)
de definitie van de epidemiologische eenheden als bedoeld onder a);
- d)
de definitie van de nodige testschema's om na te gaan of de doelstelling is bereikt; en
- e)
de definitie, indien van toepassing, van de serotypes die van belang zijn voor de volksgezondheid, of van andere in bijlage I, kolom 1, genoemde subtypen van zoönoses of zoönoseverwekkers, daarbij rekening houdend met de in lid 6, onder c), opgesomde algemene criteria en met de in bijlage III genoemde specifieke criteria.
3.
De communautaire doelstellingen worden voor de eerste keer vastgelegd vóór de in bijlage I, kolom 4, aangegeven tijdstippen.
4
a)
Bij het bepalen van elke communautaire doelstelling
zorgt de Commissie voor een analyse van de verwachte kosten en baten. In deze analyse wordt in het bijzonder rekening gehouden met de criteria van lid 6, onder c). Desgevraagd verlenen de lidstaten de Commissie alle nodige bijstand om haar in staat te stellen de analyse te maken.
b)
Voordat zij een communautaire doelstelling voorstelt, raadpleegt de Commissie in het in artikel 14, lid 1, bedoelde comité de lidstaten over het resultaat van haar analyse.
c)
In het licht van de resultaten van deze analyse en de raadpleging van de lidstaten stelt de Commissie waar passend communautaire doelstellingen voor.
5.
In afwijking van lid 2, onder e), en lid 4, zijn gedurende een overgangsperiode evenwel de volgende voorschriften van toepassing op pluimvee.
De communautaire doelstelling die voor deze overgangsperiode wordt vastgesteld voor vermeerderingskoppels van Gallus gallus, hebben betrekking op de vijf meest voorkomende serotypen salmonella in salmonellose bij de mens, die worden bepaald op basis van gegevens die met EG-monitoringsystemen zijn verzameld. De communautaire doelstellingen die voor de overgangsperiode worden vastgesteld voor legkippen, slachtkuikens en kalkoenen, hebben betrekking op Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium. Indien nodig kunnen deze doelstellingen op grond van de resultaten van een overeenkomstig lid 4 uitgevoerde analyse evenwel worden uitgebreid tot andere serotypes.
De overgangsperiode geldt voor elke communautaire doelstelling betreffende het verminderen van de prevalentie van salmonella bij pluimvee. Zij geldt telkens gedurende drie jaar en gaat in op de datum die is vermeld in bijlage I, kolom 5.
6
a)
Bijlage I kan door de Commissie worden gewijzigd met het oog op de onder b), vermelde doelstellingen, in het bijzonder rekening houdende met de onder c), vermelde criteria. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
b)
Wijzigingen van bijlage I kunnen de reikwijdte van de voorwaarden betreffende de vastlegging van de communautaire doelstellingen veranderen door aanvulling, beperking of wijziging van de betrokken:
- i)
zoönoses of zoönoseverwekkers,
- ii)
stadia van de voedselketen, en/of
- iii)
dierpopulaties.
c)
De in overweging te nemen criteria vóór wijziging van bijlage I omvatten in verband met de betrokken zoönose of zoönoseverwekker:
- i)
de frequentie ervan bij dierpopulaties en menselijke populaties, in diervoeders en levensmiddelen,
- ii)
de ernst ervan bij de mens,
- iii)
de economische gevolgen op het gebied van dierlijke en menselijke gezondheidszorg en voor levensmiddelen- en diervoederbedrijven,
- iv)
de epidemiologische tendensen bij dierpopulaties en menselijke populaties en in diervoeder en levensmiddelen,
- v)
wetenschappelijk advies,
- vi)
technologische ontwikkelingen, met name in verband met de uitvoerbaarheid van de bestaande bestrijdingsmogelijkheden, en
- vii)
vereisten en tendensen betreffende fok- en productiemethoden.
7.
Bijlage III kan door de Commissie gewijzigd of aangevuld worden. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
8.
De Commissie evalueert de uitvoering van de communautaire doelstellingen en zal bij het voorstellen van verdere doelstellingen met die evaluatie rekening houden.
9.
De maatregelen ter vermindering van de prevalentie van de zoönoses en zoönoseverwekkers die zijn vermeld in bijlage I, worden uitgevoerd volgens de bij of krachtens deze verordening vastgestelde voorschriften.