Rb. Haarlem, 14-06-2011, nr. 15/700812-10
ECLI:NL:RBHAA:2011:BR2394, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
14-06-2011
- Zaaknummer
15/700812-10
- LJN
BR2394
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2011:BR2394, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 14‑06‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2012:BW3099, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 14‑06‑2011
Inhoudsindicatie
Steekpartij in het centrum van Haarlem. Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700812-10
Uitspraakdatum: 14 juni 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 mei 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum]5 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 27 november 2010 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer[slachtoffer[slachtoffers] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een en/of meermalen (krachtig): - met een mes in de borstkas en/of arm, althans in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
hij op of omstreeks 27 november 2010 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een en/of meermalen (krachtig): - met een mes in de borstkas en/of de maagstreek en/of de arm en/of de rug althans in het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie gevorderd dat de gevorderde materiële schade van € 596,49 in zijn geheel wordt toegewezen, dat van de gevorderde immateriële schade een bedrag van € 5.000,- wordt toegewezen en dat deze benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie gevorderd dat de gevorderde materiële schade van € 783.61 geheel wordt toegewezen, dat van de gevorderde immateriële schade een bedrag van € 10.000,- wordt toegewezen en dat deze benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering. Ten slotte heeft de officier van justitie ten aanzien van de vorderingen van beide benadeelde partijen gevorderd dat tevens de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
4. Bewijs
4.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 27 november 2010 rond 03.20 uur kregen verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant 2] de melding dat er een probleem of iets van een bedreigende situatie gaande was bij café Het Hof van Haerlem, geves[adres]e [adres] in Haarlem. Rond 03:23 uur kwam verbalisant [verbalisant] samen met meer politie-eenheden ter plaatse en zag hij aan de overzijde van het café twee mannen op de grond liggen. Hij zag dat zij behoorlijk onder het bloed zaten en al snel bleek dat deze twee mannen diverse messteken in hun lichaam hadden. Verbalisant [verbalisant] hoorde iemand roepen dat de dader nog in het café zou zitten. In het café Hof van Haerlem vroeg hij aan een man die achterin aan de bar zat of hij wist wat zich buiten had afgespeeld. Hierop antwoordde deze man, naar later bleek verdachte: “Ik was erbij, ik heb ze neergestoken.” Voorts verklaarde verdachte op de vraag of hij het mes nog bij zich had, dat hij dit naar buiten had gegooid, op het binnenplaatsje over de muur heen. Op de kinderspeelplaats aan de ander kant van de desbetreffende muur, werd een mes aangetroffen, dat werd veiliggesteld. Het betrof een kapmes met een lemmetlengte van ongeveer 8 centimeter en een breedte van ongeveer 2,5 centimeter.
De echtgenoot van de eigenaresse van het café het Hof van Haarlem, de heer [betrokkene 1] (hierna te noemen [betrokkene 1]) stond op 27 november omstreeks 03.08 uur voor de ingang van het café het Hof van Haerlem. De heer [slachtoffer 1], komende uit het café Borrelen enzo dat zich schuin tegenover het Hof van Haerlem bevindt, liep vervolgens op hem af, had een woordenwisseling met [betrokkene 1] en gaf [betrokkene 1] met zijn rechterhand een vuistslag in het gezicht. Hierop belde de eigenaresse van het café, mevrouw [betrokkene 2] (hierna te noemen [betrokkene 2]), verdachte. [betrokkene 2] had al eerder in het jaar met verdachte gesproken over het feit dat zij, [betrokkene 1] en hun zoon [zoon] (hierna te noemen: [zoon]) problemen hadden met [slachtoffer 1] en zijn broer [slachtoffer 2] en dat zij door hen waren bedreigd. Verdachte had aanvankelijk zijn telefoonnummer aan [zoon] gegeven en hem gezegd dat hij altijd kon bellen als er iets aan de hand was. [betrokkene 2] heeft later ook het nummer van verdachte gekregen.
Ondertussen begonnen [betrokkene 1] en [slachtoffer 1] tegen elkaar te schelden. Een bezoeker van het café, de heer [bezoeker] (hierna te noemen [bezoeker]), probeerde de boel te sussen. Verdachte, die tegenover het café woont, kwam op dat moment naar buiten lopen, ging bij de ingang van het café staan en keek in de richting van [betrokkene 1] en [slachtoffer 1]. [bezoeker] probeerde de boel nog steeds te sussen en hield [betrokkene 1] en verdachte tegen toen zij op [slachtoffer 1] wilden afstappen. De heer [slachtoffer 1] stapte vervolgens in een taxi en reed de [adres] uit in de richting van de [adres].
Vervolgens kwam een witte bestelbus de [adres] inrijden vanuit de richting van de [adres]. De heer [slachtoffer 2] stapte uit de bestelbus en liep al scheldend op [betrokkene 1] af. [bezoeker] duwde op dat moment [betrokkene 1] het café in en keerde zich richting [slachtoffer 2]. Verdachte, die bij de deur van het café stond, kreeg een duw naar voren. Intussen stond [bezoeker] te praten en te wijzen in de richting waar [slachtoffer 2] zich bevond. Verdachte, die nog steeds bij de deur van het café stond, bewoog zijn hand in de richting van zijn rechterbroekzak, waar hij een mes had, maakte een trekkende beweging uit zijn broekzak, keek naar zijn rechterhand en deed zijn hand met het mes vervolgens in zijn rechterjaszak.
Opeens kwam de taxi waarin [slachtoffer 1] zojuist was vertrokken, aanrijden vanuit de richting van de [adres]. Nog voordat de taxi stil stond, zwaaide het rechter voorportier open en stapte [slachtoffer 1] uit. De heer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] liepen vervolgens tegelijk op [betrokkene 1] af, die in de deuropening van het café stond en maakten slaande bewegingen naar hem. Verdachte stond op dat moment opzij, iets achter de slachtoffers, naar het gebeuren te kijken. [bezoeker] pakte slachtoffer [slachtoffer 2] bij de schouder maar [slachtoffer 2] duwde hem weg. De heer [slachtoffer 1] bewoog zich ondertussen naar achter, richting de straat, alsof hij werd weggeduwd. Verdachte pakte vervolgens het mes uit zijn jaszak, keek naar [slachtoffer 1] en maakte direct, in een vloeiende beweging een stompende beweging met zijn rechterhand in de rechterzij van [slachtoffer 1]. Verdachte maakte ongeveer 8 heftige slagen tegen [slachtoffer 1] en sloeg hem naar de overkant van de [adres] tot aan de voordeur van de woning van verdachte. De heer [slachtoffer 2] begaf zich mee daar naartoe en kreeg ook een aantal stompende slagen van verdachte. Vervolgens wendde verdachte zich weer tot [slachtoffer 1] en maakte weer ongeveer 4 stompende en slaande bewegingen tegen [slachtoffer 1]. Ten slotte liepen verdachte en [betrokkene 1] rustig de straat weer over terug naar de deur van het café en liepen het café in. De twee slachtoffers bleven buiten op straat liggen.
De heer [slachtoffer 2] had in totaal zeven steekwonden, te weten twee steekwonden in zijn buik, waarvan één oppervlakkig en één ongeveer tien centimeter diep, drie steekwonden in zijn borststreek, waarvan twee diepe steekwonden in de richting van het hart welke door alle vetlagen heen waren gedrongen, één oppervlakkige steekwond in zijn rug en één steekwond in zijn linkerbovenarm, waarbij spieren en belangrijke pezen en zenuwen zijn doorgesneden. De heer [slachtoffer 1] had zes steekwonden, voornamelijk in de linker borstholte en buik en een steekwond in de linker elleboog.
- 4.2.
Bewijsoverwegingen
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door beide slachtoffers meerdere malen met kracht met een mes in de buik en borststreek te steken, zoals hiervoor omschreven, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de slachtoffers als gevolg hiervan zouden komen te overlijden. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het met kracht steken met een mes op de borst- en buikhoogte dodelijk kan zijn. Daarbij slaat de rechtbank ook acht op de zich in het dossier bevindende medische informatie van de arts die [slachtoffer 2] heeft behandeld. Deze arts concludeert dat, gezien de hoeveelheid steekwonden, alsmede de plaats en diepte van deze steekwonden, het mogelijke doel van de dader zou kunnen zijn geweest om te doden of om zo te verwonden dat het slachtoffer eraan zou kunnen overlijden. Er was sprake van ernstige verwondingen bij [slachtoffer 2], waarbij de steekwonden in de thorax dodelijke afloop hadden kunnen hebben en waarbij in ieder geval blijvend letsel is veroorzaakt aan de zenuwen van zijn arm, aldus de arts. Daarnaast is [slachtoffer 1] in zijn borstholte en buik door verdachte gestoken.
Voorbedachte raad
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat er geen sprake was van voorbedachte raad en dat daarom op dit punt vrijspraak moet volgen. Hij heeft daartoe - samengevat - aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld in een reflex en in een hevige gemoedsbeweging, zodat van kalm beraad en rustig overleg geen sprake is geweest.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad is voldoende dat verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat er gelegenheid was tot nadenken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Met de term voorbedachte raad wordt het tegenovergestelde van een plotselinge opwelling bedoeld. Dat de geweldshandelingen die verdachte heeft gepleegd jegens beide slachtoffers niet voortkwamen uit een ogenblikkelijke gemoedsbeweging, maar dat verdachte de tijd en de gelegenheid heeft gehad om na te denken over en zich rekenschap te geven van de gevolgen van deze, door hem voorgenomen geweldshandelingen, leidt de rechtbank af uit de volgende omstandigheden.
Verdachte is na een telefoontje van [betrokkene 2] doelbewust naar het café gekomen met het oog op een eventuele confrontatie met de gebroeders [slachtoffers]. Van een onverwachte confrontatie was derhalve geen sprake. Voorts heeft verdachte het mes eerst van zijn broekzak verplaatst naar zijn rechterjaszak. Daarbij heeft hij ook naar het mes gekeken. Uit de beschrijving van de camerabeelden en na het zien van die camerabeelden is de rechtbank gebleken dat verdachte op dat moment nog geen geweld tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] enerzijds en [betrokkene 1] anderzijds had gezien en dat [bezoeker] nog steeds bezig was de scheldpartij te sussen tussen [betrokkene 1] en [slachtoffer 2]. Het naar zijn jaszak verplaatsen van het mes deed verdachte terwijl hij rustig stond te kijken en kan naar het oordeel van de rechtbank niet als een impulsieve daad worden gezien. Verdachte stond naast de ruziënde partijen, zonder zich met [bezoeker] en de woordenwisseling te bemoeien. Vervolgens ondernam verdachte enkele seconden later, nadat [slachtoffer 1] met de taxi terug was gekomen en deze samen met [slachtoffer 2] op [betrokkene 1] afvloog, geen enkele actie om beide slachtoffers tegen te houden. Zulks, terwijl [bezoeker] dat duidelijk zichtbaar wel deed. Daarna heeft verdachte pas toen [slachtoffer 1] juist op afstand van [betrokkene 1] kwam en met zijn lichaam terug richting de straat bewoog, het mes nogmaals, dit maal uit zijn jaszak, gepakt en ook daadwerkelijk gebruikt door direct en zonder voorafgaande waarschuwing met het mes in de zij van [slachtoffer 1] te steken. Hierbij heeft verdachte het niet bij één steek gelaten maar heeft hij vele malen, en ook diep, in het lichaam van [slachtoffer 1] gestoken en vervolgens ook in het lichaam van [slachtoffer 2].
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte vanaf het verplaatsen van het mes van zijn broek naar zijn jaszak, gedurende een (relatief) kalm moment, waarbij geen sprake was van enig geweld, tijd en gelegenheid heeft gehad om zich te beraden over de betekenis en de gevolgen van de aanwezigheid en het gebruik van het mes. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat op het moment dat de gebroeders [slachtoffers], [betrokkene 1] aanvlogen verdachte daar rustig naast bleef staan en niet zoals [bezoeker], meteen ingreep, zodat verdachte op dat moment gelegenheid had tot beraad.
Dat verdachte, zoals hij zelf ter terechtzitting heeft verklaard, bang was dat de gebroeders [slachtoffers] [betrokkene 1] zouden doodmaken, acht de rechtbank niet aannemelijk. De uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte, die even tevoren nog door [bezoeker] tegen moest worden gehouden toen hij zich richting [slachtoffer 1] bewoog en die tot het moment dat hij gaat steken rustig staat te kijken, wijst daar niet op. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat hij weliswaar van anderen heeft gehoord dat de gebroeders [slachtoffers] mensen bedreigden en afpersten doch dat hij niet had gehoord dat de gebroeders [slachtoffers] iemand daadwerkelijk iets hadden aangedaan. Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte na het incident rustig het café in is gelopen, zich ontdaan heeft van het mes en aan de bar is gaan zitten. Op grond van dit alles is de rechtbank niet gebleken van enige hevige gemoedsbeweging van verdachte. Veeleer lijken de handelingen van verdachte het karakter te hebben van een aanval, die gegrond is op woede jegens de gebroeders [slachtoffers], dan op grond van angst voor de gebroeders [slachtoffers]. Van de woede van verdachte jegens de gebroeders [slachtoffers] blijkt ook uit de verklaring van verdachte zowel ten overstaan van de politie (dossierpagina 84) als ook ter terechtzitting, waarbij verdachte zich herhaaldelijk boos en in negatieve zin over de slachtoffers heeft uitgelaten.
4.4 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1. hij op 27 november 2010 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen (krachtig):
- -
met een mes in de borstkas en arm van die [slachtoffers] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op 27 november 2010 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg meermalen (krachtig):
- -
met een mes in de borstkas en de maagstreek en de arm en de rug van die [slachtoffers] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. kwalificatie van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot moord, meermalen gepleegd.
6. Strafbaarheid van het feiten en verdachte
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een geslaagd beroep toekomt op noodweer dan wel noodweerexces. Daartoe heeft de raadsman kort samengevat aangevoerd dat sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van [betrokkene 1] waarbij verdachte vervolgens verdedigend is opgetreden.
De rechtbank verwerpt deze verweren en overweegt hieromtrent als volgt.
Noodweer
Vooropgesteld dient te worden dat voor een geslaagd beroep op noodweer gelet op artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht, vereist is dat sprake is van een noodzakelijke verdediging van eigen of andermans lijf of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De onmiddellijke en onontkoombare keuzesituatie, om zichzelf danwel een ander te verdedigen tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding die een beroep op noodweer veronderstelt, staat op gespannen voet met kalm beraad en rustig overleg (voorbedachte raad).
Uit de inhoud van het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting, in het bijzonder de eigen waarneming van de rechtbank naar aanleiding van de getoonde camerabeelden, is niet aannemelijk geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van [betrokkene 1] die verdachte tot het wilsbesluit heeft doen leiden om [betrokkene 1] te verdedigen.
Vast staat immers, dat op het moment dat verdachte het mes van zijn broekzak naar zijn jaszak verplaatste, oftewel het moment waarop verdachte tijd en gelegenheid had om zich gedurende een (relatief) kalm moment te beraden over de aanwezigheid en het gebruik van het mes, geen sprake was van enig fysiek geweld jegens [betrokkene 1] waarvan verdachte getuige was. Op dat moment was slechts sprake van een scheldpartij tussen [betrokkene 1] en [slachtoffer 2], welke ruzie [bezoeker] ook nog actief aan het sussen was.
Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij bij navraag naar beide slachtoffers weliswaar had gehoord dat zij mensen bedreigden en afpersten, maar niet dat zij ooit geweld toe hadden gepast. Ook heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij op 27 november 2010 navraag had gedaan bij een bekende van hem die bij Haarlemse afdeling van de Hell’s Angels zat, naar aanleiding van een gerucht eerder die avond dat een aanval van de gebroeders [slachtoffers] in samenwerking met de Hell’s Angels jegens [betrokkene 1] op handen zou zijn. Vervolgens zou verdachte van deze persoon hebben gehoord dat dit gerucht op onwaarheid berustte. Uit het enkele feit dat een scheldpartij gaande was tussen [betrokkene 1] en [slachtoffer 2] kon verdachte daarom naar het oordeel van de rechtbank niet in redelijkheid afleiden dat er een onmiddellijk dreigend gevaar was op een fysieke aanval op [betrokkene 1].
Ook is niet gebleken dat een van de slachtoffers zelf een wapen bij zich had. Van een dusdanig bedreigende situatie dat verdachte ter verdediging wel een mes erbij moest pakken, zoals door de raadsman aangevoerd, was derhalve geen sprake. Voorts vloeit uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad voort dat de enkele vrees op een aanranding niet een verdedigingsactie rechtvaardigt.
Tot slot heeft de rechtbank op de getoonde camerabeelden waargenomen dat verdachte [slachtoffer 1] plotseling heeft gestoken zonder eerst te waarschuwen voor het mes of te dreigen met een messteek, en dit terwijl [slachtoffer 1], op het moment dat verdachte [slachtoffer 1] begint te steken met het mes, reeds richting de straat en dus weg van [betrokkene 1], beweegt. Ook steekt verdachte vervolgens direct in op [slachtoffer 2] wanneer deze probeert [slachtoffer 1] en verdachte uit elkaar te halen. Verdachtes gedragingen waren op dat moment daarom ook niet geboden ter noodzakelijke verdediging van [betrokkene 1] en lijken veeleer ingegeven door de eerder genoemde woede van verdachte tegenover de gebroeders [slachtoffers].
Noodweerexces
Nu verdachtes handelen niet werd ingegeven door een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, faalt ook het beroep op noodweerexces. Voor zover de raadsman in dit verband een beroep bedoelt te doen op vroegere angsten van verdachte, miskent hij dat voor een beroep op noodweerexces een hevige gemoedsbeweging is vereist die wordt veroorzaakt door een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit of verdachte uitsluit. Het feit en verdachte zijn dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland uitgebrachte rapport van 18 mei 2011 is gebleken.
Met betrekking tot de ernst van feiten, overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft op 27 november 2010, midden in de nacht op de openbare weg, met voorbedachte raad, beide slachtoffers meerdere malen gestoken met een mes in onder andere de borst- en buikstreek. De heer [slachtoffer 2] had dusdanig ernstige verwondingen dat hij had kunnen overlijden. Voorts heeft dit slachtoffer door de messteken blijvend letsel overgehouden aan zijn arm. Ook het andere slachtoffer [slachtoffer 1] is gewond geraakt en ondervindt hiervan nog de gevolgen. Verdachte heeft door zijn gedragingen aan beide slachtoffers onherstelbaar leed berokkend, zo blijkt ook uit de door [slachtoffer 2] opgestelde schriftelijke en ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring. Dit zijn zeer ernstig feiten, waardoor de rechtsorde aanzienlijk wordt geschokt en die gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaken. De rechtbank rekent het verdachte voorts zwaar aan dat hij na het incident, rustig in het café aan de bar is gaan zitten om een sigaret te roken en dat hij de slachtoffers, bloedend op straat heeft achtergelaten.
Ook weegt de rechtbank mee de houding van verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten en het gebrek aan mededogen ten aanzien van de slachtoffers. Zo blijft verdachte volharden, dat hij geen spijt heeft dat hij de slachtoffers heeft aangepakt maar alleen de wijze waarop hij dat gedaan heeft. Zij waren immers volgens verdachte de eerste agressor. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting onder meer verklaard dat beide slachtoffers het over zichzelf hebben afgeroepen en dat, als zij “normale mensen” waren geweest, het nooit was gebeurd. De rechtbank acht het onbegrijpelijk dat verdachte op deze wijze de slachtoffers en de ten laste gelegde feiten blijft typeren. Ook indien beide slachtoffers (eventueel) zelf de wet zouden (hebben) overtreden door het uiten van bedreigingen aan [betrokkene 1] en zijn gezin, geeft dit verdachte nog niet het recht om zelf hiertegen op te treden en zeker niet op de wijze zoals hij nu heeft gedaan. Verdachte had voor de hulp aan zijn vrienden andere oplossingen kunnen bedenken zoals de inschakeling van de politie om het conflict tussen beide slachtoffers en [betrokkene 1] op te lossen.
Voorts acht de rechtbank het extreme geweld dat verdachte jegens beide slachtoffers heeft gebruikt, volstrekt disproportioneel ten opzichte van de (beweerde) gedragingen van de slachtoffers jegens de familie van [betrokkene 1].
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk of ernstig geweldsmisdrijf is veroordeeld. Voorts blijkt uit de door Pro Justitia d.d. 27 april 2011 uitgebrachte rapportage over verdachte, opgemaakt door psycholoog H.E.W. Koornstra het volgende.
Verdachte is een zwakbegaafde man met een emotioneel zwaar belaste achtergrond. Een paar jaar geleden is hij depressief geworden. Met intensieve begeleiding en medicatie vanuit de GGZ kreeg hij weer enig overzicht in zijn leven. Cannabisgebruik heeft echter een belangrijke functie in het weghouden van gevoelens van onlust en geeft hem in enige mate de remming die hij vanuit zichzelf niet heeft. Innerlijke onrust is het gevolg van onverwerkte conflicten en het weghouden van agressie. Gesproken moet worden van een persoonlijkheidsstoornis NAO met zowel afhankelijke (borderline) als antisociale trekken.
Het feit dat verdachte een mes bij zich had en dit direct aanvallend heeft gebruikt, zou volgens de psycholoog mogelijk te verklaren zijn uit het vrijkomen van zeer vroege woede en angsten. Verdachte beschikte onvoldoende over de mogelijkheid zijn woede te beheersen waardoor zijn agressieregulatie tekort schoot. Het is goed denkbaar dat verdachte door de angst die hij ervoer, geraakt werd in een oud trauma, daar waar hij zelf de ervaring had niets te kunnen inbrengen tegen grote bepalende mannen die machteloosheid en angst verspreidden. De vrijgekomen woede op het moment van het ten laste gelegde kan gezien worden als een ontlading van opgestapelde woede om het onrecht dat hem als kind is aangedaan door misbruik en verwaarlozing door zijn ouders.
Het is niet aannemelijk dat slechts sprake is van een fysiologisch effect ten gevolge van overmatig medicijngebruik. Dat de invloed van alcohol, medicatie en cannabis een drempelverlagend effect heeft gehad, is zeer aannemelijk.
De intellectuele beperkingen van verdachte spelen eveneens een rol; hij is hierdoor minder dan de gemiddelde mens in staat situaties te voor- en overzien en vermoedelijk ook wat beïnvloedbaar.
Geadviseerd wordt daarom om verdachte voor het hem ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt deze bevindingen en het advies van Pro Justitia over en maakt deze tot de hare en zal deze laten meewegen in de strafmaat.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, rechtvaardigen noch de persoon van de verdachte noch de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd noch de combinatie van beiden, toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Voor deze ernstige feiten, past naar het oordeel van de rechtbank alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur waarbij een (deels) voorwaardelijke straf in het onderhavige geval wettelijk gezien, los van de vraag naar de wenselijkheid daarvan, niet mogelijk is.
Ten slotte is de rechtbank gelet op de ernst van de feiten en hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat aan verdachte een vrijheidsbenemende straf van na te noemen en langere duur dient te worden opgelegd, dan zoals door de officier van justitie is gevorderd.
8. Vordering benadeelde partijen en eventueel schadevergoedingsmaatregel
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.096,49 als voorschot ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder feit 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De gevorderde materiële schade bestaat uit:
- -
beschadigde kleding: € 327,92
- -
ziekenhuisverblijf: € 26,00
- -
verzorgingskosten / huishoudelijke hulp: € 180,00
- -
extra telefoonkosten: € 35,00
- -
extra reis- en parkeerkosten € 27,57.
De rechtbank is - gelet op de onderbouwing daarvan en het verhandelde ter terechtzitting - van oordeel dat deze materiële schade tot een bedrag van € 596,49 rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 1 bewezenverklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 november 2010.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft voorts een vordering tot schadevergoeding van € 7.500,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder feit 1 tenlastegelegde feit zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 1 bewezenverklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot een bedrag van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 november 2010 bij wijze van voorschot billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
De rechtbank verwerpt het beroep van de raadsman van verdachte op de eigen schuld van de benadeelde partij De messteken waren een extreme reactie van verdachte op het gedrag van [slachtoffer 1] en zijn dan ook in redelijkheid niet toe te rekenen aan diens gedrag.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 18.283,61 als voorschot ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder feit 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De gestelde schade bestaat uit:
- -
ziekenhuisverblijf: € 130,-
- -
verzorgingskosten / huishoudelijke hulp: € 120,-
- -
extra telefoonkosten: € 55,-
- -
extra reis- en parkeerkosten: € 129,93
- -
beschadigde kleding: € 348,68.
De rechtbank is - gelet op de onderbouwing daarvan en het verhandelde ter terechtzitting - van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 783,61 eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 2 bewezenverklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 november 2010.
Daarnaast heeft de benadeelde partij [slachtoffer 2] een vordering tot schadevergoeding van € 17.500,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder feit 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 2 bewezenverklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot een bedrag van € 10.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 november 2010 bij wijze van voorschot billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
De rechtbank verwerpt het beroep van de raadsman van verdachte op de eigen schuld van de benadeelde partij. De messteken waren een extreme reactie van verdachte op het gedrag van [slachtoffer 2] en zijn dan ook in redelijkheid niet toe te rekenen aan diens gedrag.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde feiten is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partijen is toegewezen, te weten:
- -
ten aanzien van [slachtoffer 1]: € 5.536,49
- -
ten aanzien van [slachtoffer 2]: € 10.783,61
- -
beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 november 2011.
- 10.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 45, 57, 289 van het Wetboek van Strafrecht.
- 11.
Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven (7) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 5.596,49, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 november 2010, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer 3176529, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeel¬de partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 5.596,49, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 november 2010, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 62 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 10.783,61, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 november 2010, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2], voornoemd, rekeningnummer 155574159 tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroor¬deelt verdachte in de kosten door de benadeel¬de partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuit¬voerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 10.783,61, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 november 2010, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 88 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Sassenburg, voorzitter,
mrs. P.M. Wamsteker en S. Euwema, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.M.W. Martens,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2011.
Mr. Euwema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.