Hof Amsterdam, 19-03-2012, nr. 23-002590-11
ECLI:NL:GHAMS:2012:BW3099, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
19-03-2012
- Zaaknummer
23-002590-11
- LJN
BW3099
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2012:BW3099, Uitspraak, Hof Amsterdam, 19‑03‑2012; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBHAA:2011:BR2394, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 19‑03‑2012
Inhoudsindicatie
Tweemaal poging doodslag. Aanvaarding beroep op noodweerexces. De verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging. Het hof heeft uit de beelden van de bewakingscamera geconstateerd dat de verdachte die zich eerst als toeschouwer gedraagt, zich geheel onverhoeds en onverwacht fel in het gevecht tussen de beide latere slachtoffers en een bekende mengt op het moment dat een van die latere slachtoffers in zijn richting wordt geduwd. Gelet daarop acht het hof aannemelijk dat de verdachte inderdaad op dat moment werd overvallen door een hevige gemoedsbeweging die het onmiddellijk gevolg was van de hiervoor vastgestelde noodweersituatie, zodat sprake is van handelen in noodweerexces. Het hof merkt daarbij op dat uit de over de verdachte opgemaakte forensische psychologische rapportage naar voren komt dat -kort en zakelijk weergegeven- de verdachte onder meer een persoonlijkheidsstoornis NAO heeft die -mogelijk mede beïnvloed door de geruchten die de verdachte kort daarvoor over de beide latere slachtoffers had gehoord en de bedreigingen die hem waren verteld- ertoe kan hebben geleid dat de hevige gemoedsbeweging die de aanval op zijn vriend opriep, onbeheersbaar werd; dat de verdachte ook alcohol, cannabis en slaapmedicatie had gebruikt maakt dat naar het oordeel van het hof niet anders.
Partij(en)
parketnummer: 23-002590-11
datum uitspraak: 19 maart 2012 (bij vervroeging)
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 14 juni 2011 in de strafzaak onder parketnummer 15-700812-10 tegen
[VERDACHTE],
geboren te [ ]op [ ],
adres: [ ].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 31 mei 2011 en op de terechtzitting in hoger beroep van 13 maart 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
- 1.
hij op of omstreeks 27 november 2010 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een en/of meermalen (krachtig): - met een mes in de borstkas en/of arm, althans in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 2.
hij op of omstreeks 27 november 2010 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een en/of meermalen (krachtig): - met een mes in de borstkas en/of de maagstreek en/of de arm en/of de rug althans in het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Partiële vrijspraken
Het hof is anders dan de advocaat-generaal van oordeel dat de voorbedachten rade op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet kan worden bewezen.
Het hof stelt op grond van de ter terechtzitting in hoger beroep vertoonde beelden van de bewakingscamera vast dat er slechts luttele seconden verstrijken tussen de onverhoedse en felle aanval van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op [getuige 1] en het handelen van de verdachte. Weliswaar heeft de verdachte op een eerder moment het mes in zijn jaszak gestopt, maar niet kan worden gesteld dat de verdachte toen het plan heeft opgevat om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te steken. Die handeling is naar het oordeel van het hof een gevolg van de latere onverhoedse aanval door beide broers op [getuige]. Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van het hof niet worden gesteld dat de verdachte voldoende tijd en gelegenheid gehad heeft om zich te beraden op het gebruik van het mes. Ook voor het overige bevat het dossier geen bewijs dat de verdachte eerst na kalm beraad en rustig overleg heeft gehandeld. Het hof zal de verdachte derhalve vrijspreken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde poging tot moord.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
hij op 27 november 2010 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een mes in de borstkas en arm van die [slachtoffer 1]heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 2.
hij op 27 november 2010 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een mes in de borstkas en de maagstreek en de arm en de rug van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
telkens: poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Door de raadsman is aangevoerd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging primair omdat hij heeft gehandeld uit noodweer, subsidiair omdat sprake is van noodweerexces, zoals is weergegeven in zijn pleitnota welke als hier ingelast wordt beschouwd.
Het hof oordeelt als volgt.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het volgende komen vast te staan.
De verdachte woont tegenover café [naam]. In de nacht van 27 november 2010 belt [getuige 2] hem omdat zij zich door de broers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bedreigd voelde. [getuige 2]is met [getuige 1] eigenaar van dit café en de verdachte is met hen bevriend. Eerder op die avond had ook [getuige 2] de verdachte van die bedreigingen op de hoogte gesteld.
De verdachte is naar het café toegegaan omdat hij de bedreigingen serieus nam. Beelden van de beveiligingscamera geven deels weer wat zich op straat voor het café afspeelt.
Uit die beelden blijkt dat enige tijd voor het ten laste gelegde feit [slachtoffer 1] en [getuige 1] over en weer hebben gescholden, gepaard gaand met wat duwen en trekken, waarop [slachtoffer 1] in een taxi is vertrokken. De verdachte is daarbij aanwezig. Hij heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 1], in de taxi zittend, schietende bewegingen maakte.
Vervolgens verschijnt deels in en deels buiten beeld [slachtoffer 2] op het toneel, hetgeen leidt tot schermutselingen tussen [slachtoffer 2] en [getuige 1], waarbij een zekere [getuige 3] de betrokkenen weet te scheiden. [slachtoffer 2] keert terug naar zijn auto. De verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 2] doodsbedreigingen in de richting van [getuige 1] uitte en bij herhaling zei: “Ik maak je kapot”, hetgeen de verdachte, mede door het eerdere hand/armgebaar dat [slachtoffer 1] in de taxi maakte, begreep als: “Ik schiet je dood”.
Om 03.13.34 uur is te zien dat tijdens deze schermutselingen de verdachte het mes dat hij altijd aan zijn broeksriem draagt, pakt, bekijkt en in zijn rechter jaszak stopt. De verdachte heeft verklaard dat hij dat deed omdat hij de situatie bedreigend vond.
Daarop verschijnt omstreeks 03.13.50 uur een taxi in beeld. Nog voordat de taxi tot stilstand komt, zwaait de taxideur open en springt de 115 kilo zware [slachtoffer 1] eruit. Hij rent meteen op [getuige 1] af die bij de deur van het café staat.. De verdachte, zo is op de beelden te zien, doet een stap opzij waardoor hij uit de baan van [slachtoffer 1] stapt. Hij heeft verklaard dat hij niet van plan was zich met het conflict te bemoeien. Omstreeks 03.13.53 uur is ook [slachtoffer 2] weer in beeld. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn gezamenlijk bezig [getuige 1] met hun vuisten te bewerken dan wel met kracht te slaan. Op de beelden is te zien dat de verdachte op korte afstand staat toe te kijken.
Omstreeks 03.13.57 pakt de verdachte het mes uit zijn jaszak en heeft dit kennelijk geopend. Vrijwel op dat moment wordt [slachtoffer 1] door [getuige 1], die nog steeds door beiden wordt belaagd, achteruit geduwd in de richting van de verdachte. Dan haalt de verdachte plotseling uit en steekt [slachtoffer 1] in de buikstreek. In de seconden daarna wordt tussen de verdachte en [slachtoffer 1] over en weer gevochten,waarbij de verdachte [slachtoffer 1] meermalen steekt. Ook [slachtoffer 2] die zich in dat gevecht mengt, wordt meermalen door de verdachte gestoken. Als [getuige 1] zich bij de vechtenden voegt, komt het gevecht ten einde.
De verdachte heeft verklaard dat hij [getuige 1] heeft willen verdedigen tegen een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding van diens lijf. Hij heeft daarbij aangevoerd dat hij vreesde dat [slachtoffer 1] op het moment dat deze werd teruggeduwd, zou gaan schieten.
Het hof is van oordeel dat de agressieve aanval van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gezamenlijk op [getuige 1], gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden, een onmiddellijke en wederrechtelijke aantasting vormde waartegen de verdachte [getuige 1] mocht beschermen. Nu sprake is van een noodweersituatie komt de vraag aan de orde of de verdachte daarbij aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit heeft voldaan. Naar het oordeel van het hof is dat niet het geval. De verdachte had op andere wijze dan door het steken met een mes de verdediging van [getuige 1] ter hand kunnen nemen, temeer daar er weliswaar een situatie van twee tegen een bestond, maar overigens niet blijkt dat [slachtoffer 1] dan wel [slachtoffer 2] een mes of vuurwapen dreigden te gebruiken, terwijl ook eerder inpraten op [slachtoffer 2] door [getuige 3] enig effect leek te hebben gehad. Onder die omstandigheden was de keuze voor het gebruik van het mes niet in redelijke verhouding tot de ernst van de aanranding. Gelet op bovenstaande wordt het primaire verweer, het beroep op noodweer, derhalve verworpen en is het feit strafbaar.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van noodweerexces overweegt het hof het volgende.
Van verontschuldigbare overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging kan slechts sprake zijn indien de verdachte de hem verweten gedraging heeft verricht in een situatie waarin, en op een tijdstip waarop, voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, maar daarbij als onmiddellijk gevolg van een hevige door die aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging verder gaat dan geboden is.
De verdachte heeft verklaard dat hij op het moment dat beide broers [slachtoffers] [getuige 1] sloegen en stompten, in paniek raakte en bang was dat zij [getuige 1] zouden doden en geen andere uitweg zag dan hem te hulp te komen door de belagers van [getuige 1] met het mes te steken. Over het verder verloop en over de wijze waarop hij beide broers [slachtoffers] heeft gestoken, kan hij zich niets meer herinneren.
Het hof stelt vast dat uit de beelden van de bewakingscamera blijkt dat de verdachte die zich eerst als toeschouwer gedraagt, zich geheel onverhoeds en onverwacht fel in het gevecht tussen de broers [slachtoffers] en [getuige 1] mengt op het moment dat [slachtoffer 1] in zijn richting wordt geduwd. Gelet daarop acht het hof aannemelijk dat de verdachte inderdaad op dat moment werd overvallen door een hevige gemoedsbeweging die het onmiddellijk gevolg was van de hiervoor vastgestelde noodweersituatie, zodat sprake is van handelen in noodweerexces. Het hof merkt daarbij op dat uit de over de verdachte opgemaakte forensische psychologische rapportage naar voren komt dat -kort en zakelijk weergegeven- de verdachte onder meer een persoonlijkheidsstoornis NAO heeft die -mogelijk mede beïnvloed door de geruchten die de verdachte kort daarvoor over de broers [slachtoffers] had gehoord en de bedreigingen die hem waren verteld- ertoe kan hebben geleid dat de hevige gemoedsbeweging die de aanval op zijn vriend [getuige 1] opriep, onbeheersbaar werd; dat de verdachte ook alcohol, cannabis en slaapmedicatie had gebruikt maakt dat naar het oordeel van het hof niet anders.
Gelet op het bovenstaande slaagt het subsidiaire verweer op noodweerexces. Dit betekent dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet strafbaar is en wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof merkt ten overvloede op dat bij ontslag van rechtsvervolging een juridisch kader ontbreekt voor de door de psycholoog drs. H.E.W. Koornstra noodzakelijk geachte begeleiding van de verdachte vanuit de reclassering GGZ Palier. Het hof onderschrijft die noodzaak en verwacht dat de verdachte zich eigener beweging zal melden bij GGZ Palier en/ of de Stichting Mee.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 8.096,49. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 5.596,49. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 18.283,61. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 10.783,61. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart dat niet wettig en overtuigend bewezen is de onder 1 en 2 ten laste gelegde poging tot moord en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart verdachte niet strafbaar ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 1], in haar vordering tot schadevergoeding niet ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 2], in haar vordering tot schadevergoeding niet ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit arrest is gewezen door de negende meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.F. van Manen, mr. M. Gonggrijp-van Mourik en mr. J.J. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. J. IJdis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 maart 2012.
mr. J.J. Wiarda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.