Einde inhoudsopgave
Zorgverzekeringswet
Artikel 42 [Inkomensafhankelijke bijdrage]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
03-02-2021, Stb. 2021, 102 (uitgifte: 01-03-2021, kamerstukken: 35556)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-08-2021, Stb. 2021, 411 (uitgifte: 01-09-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ziektekosten / Zorgverzekering
Premieheffing / Algemeen
Overheidsfinanciën / Bijzondere onderwerpen
Gezondheidsrecht / Zorg en ziektekosten
1.
De inhoudingsplichtige is een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd over het door hem verstrekte loon overeenkomstig de Wet op de loonbelasting 1964 uit:
- a.
tegenwoordige dienstbetrekking als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 van de verzekeringsplichtige of van degene, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van deze wet, met uitzondering van:
- 1°
de eindheffingsbestanddelen, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964;
- 2°
het in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 bedoelde voordeel, voor zover dit voordeel door middel van een aan de werknemer opgelegde naheffingsaanslag in aanmerking is genomen;
- 3°
het loon van degene, bedoeld in artikel 4, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964;
- 4°
het loon van de directeur-grootaandeelhouder, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel d, van de Ziektewet;
- b.
vroegere arbeid als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 van de verzekeringsplichtige of van degene, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip, met uitzondering van bij ministeriële regeling aan te wijzen bestanddelen van het loon.
2.
Het loon waarover de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge het eerste lid wordt geheven, wordt ten minste gesteld op nihil en wordt bij dezelfde inhoudingsplichtige tot geen hoger bedrag in aanmerking genomen dan het door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën, met betrekking tot een kalenderjaar vastgestelde bedrag.
3.
Het bedrag, bedoeld in het tweede lid, wordt herleid en vastgesteld voor andere loontijdvakken waarin loon als bedoeld in het eerste lid wordt genoten.
4.
Voor de herleiding naar een ander loontijdvak van het bedrag, bedoeld in het derde lid, is artikel 25, eersteen vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing.
5.
De inkomensafhankelijke bijdrage wordt per loontijdvak berekend over het verschil tussen het loon dat de werknemer in het kalenderjaar heeft genoten tot en met dat loontijdvak en het loon dat de werknemer in dat kalenderjaar heeft genoten tot en met het aan dat loontijdvak voorafgaande loontijdvak, met dien verstande dat van het bij eenzelfde inhoudingsplichtige genoten loon buiten aanmerking blijft het gedeelte dat meer bedraagt dan het met toepassing van het derde of vierde lid vastgestelde bedrag per loontijdvak, vermenigvuldigd met het aantal loontijdvakken van het kalenderjaar. Artikel 17, derde lid, tweede en derde zin, van de Wet financiering sociale verzekeringen is van overeenkomstige toepassing op de berekening van de inkomensafhankelijke bijdrage, met dien verstande dat wijze van berekenen van de in dat lid bedoelde premies over het deel van het bij een werkgever genoten loon, dat betrekking heeft op de betaling van uitkeringen als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a of b, van die wet door een eigenrisicodrager tevens bepalend is voor de wijze van berekenen van de inkomensafhankelijk bijdrage over die uitkeringen.
6.
Het tweede, derde en vierde lid zijn niet van toepassing in de gevallen, bedoeld in artikel 26b, eerste volzin, van de Wet op de loonbelasting 1964.
7.
De inhoudingsplichtige mag de door hem verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage niet verhalen op de verzekeringsplichtige of op degene, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b. Elk beding waarbij van de eerste volzin wordt afgeweken, is nietig.
8.
De rijksbelastingdienst stort de inkomensafhankelijke bijdrage die is geheven over het loon van degene, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van deze wet op de rekening, bedoeld in artikel 70, eerste dan wel tweede lid.