NJB 2012/471
HR, 10-02-2012, nr. 11/01466
HR 10-02-2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9852
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 februari 2012
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos en Y. Buruma
- Zaaknummer
11/01466
- Conclusie
A-G mr. mr. F.F. Langemeijer
- LJN
BU9852
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Overdracht en overname strafvervolging
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2012:BU9852, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑02‑2012
ECLI:NL:PHR:2012:BU9852, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑12‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑03‑2011
- Wetingang
Verdrag van 21 maart 1983 inzake de overbrenging van gevonniste personen art. 9 en 11 lid 1, Trb. 1983, 74; Wet van 6 december 2007 art. VI lid 1, Stb. 500; WOTS art. 31 lid 1, 43
Essentie
WOTS. Invrijheidsstelling. Overgangsrecht. In 2007 is iemand in het Verenigd Koninkrijk veroordeeld tot gevangenisstraf. In 2009 heeft de Nederlandse rechter verlof verleend dat de straf in Nederland ten uitvoer kan worden gelegd. In 2010 is de veroordeelde in vrijheid gesteld. Valt hij onder het tot 1 juli 2008 geldende regime van de vervroegde invrijheidstelling of onder het sinds 1 juli 2008 geldende regime van de voorwaardelijke invrijheidstelling?
HR: De straf die in Nederland ten uitvoer is gelegd, is de door de Nederlandse rechter vastgestelde gevangenisstraf. Bepalend is daarom het moment van de beslissing van de Nederlandse rechter. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.