Einde inhoudsopgave
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/6.2.1
6.2.1 De faillissementspauliana als vernietigingsactie
mr. R.J. van der Weijden, datum 26-10-2012
- Datum
26-10-2012
- Auteur
mr. R.J. van der Weijden
- JCDI
JCDI:ADS374708:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Voetnoten
Voetnoten
Zie hierover Van Leijden 1887, p. 62 e.v. en Damsteegt-Molier 2009, p. 71-72.
Zie ook § lvan hoofdstuk 1.
Zie Van Koppen 1998-1, p. 193 e.v. en Van Dijck 2006, p. 93.
Zie Van Dijck 2006, p. 93. Dit is in beginsel niet mogelijk als de waardedaling slechts een marktgegeven is. Van schade is dan geen sprake.
Zie hierover § 4.2.3 van dit hoofdstuk.
Een vergelijkbaar probleem kan zich voordoen als de curator ten behoeve van de benadeelde schuldeiser(s) een vordering uit onrechtmatige daad instelt tegen een derde. De opbrengst van deze zogeheten Peeters q.q./Gatzen-vordering komt immers niet rechtstreeks toe aan de benadeelde schuldeiser(s), maar valt in de boedel. Zie ook Kortmann en Faber 1996-11, p. 169, voetnoot 70.
De faillissementspauliana is een vernietigingsactie en geen schadevergoedingsactie. Wordt met succes een rechtshandeling aangevochten die de titel vormde voor de levering van een goed, dan leidt dit ertoe dat het desbetreffende goed terugkeert in de faillissementsboedel. Hoewel niet vaststaat waarom de wetgever gekozen heeft voor een vernietigingsactie,1 is wel duidelijk welke voordelen hieraan verbonden zijn. Dit zijn met name de terugwerkende kracht en de daarmee samenhangende goederenrechtelijke werking van de vernietiging (in verband met het titelvereiste van art. 3:84 lid 1 BW). De kans dat de benadeling van schuldeisers daadwerkelijk ongedaan wordt gemaakt, is hierdoor bij insolventie van de tot 'teruggave' verplichte persoon aanzienlijk groter.2
Een bezwaar dat volgens Van Koppen en Van Dijck verbonden is aan reconstructie van de faillissementsboedel, is dat hiermee niet steeds al het nadeel van de schuldeisers wordt weggenomen. Dit zou het gevolg zijn van de 'objectgerichtheid' van art. 51 lid 1 en lid 3 Fw.3 Als bijvoorbeeld een goed in waarde is gedaald nadat het door de schuldenaar is vervreemd, moet de curator naast een beroep op de faillissementspauliana ook een vordering tot schadevergoeding instellen.4 Dit laatste is uiteraard slechts mogelijk voor zover de waardedaling voor rekening van de verkrijger behoort te komen.5 De objectgerichtheid van art. 51 lid 1 en lid 3 Fw levert volgens beide auteurs ook problemen op wanneer door de vervreemding van een bedrijfsmiddel onder de waarde een deel van de bedrijfsvoering van de schuldenaar komt stil te liggen en potentiële winst en/of omzet verloren gaat. Ook in dat geval kan slechts een gedeelte van het nadeel ongedaan worden gemaakt door teruggave van het goed.
Kan een goed dat op paulianeuze wijze uit het vermogen van de schuldenaar is verdwenen na een succesvol beroep op art. 42 e.v. Fw niet worden teruggegeven en moet daarom schadevergoeding aan de boedel worden betaald (art. 6:74 jo. 6:203 BW), dan kan dit tot gevolg hebben dat de schadevergoeding niet terechtkomt bij de schuldeisers die door de vernietigde rechtshandeling zijn benadeeld. Stel bijvoorbeeld dat een van de schuldeisers van de schuldenaar een bijzonder voorrecht had ten aanzien van het overgedragen goed. Zou het goed na vernietiging van de koopovereenkomst door de koper of een opvolgende verkrijger aan de curator zijn afgegeven, dan had de desbetreffende schuldeiser zich weer in zijn oude positie bevonden. Dit geldt echter niet indien aan de boedel schadevergoeding wordt betaald. Het voorrecht van de desbetreffende schuldeiser geldt immers niet ten aanzien van het geïnde.6