Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen
Einde inhoudsopgave
Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen (FM nr. 141) 2013/4.2.4.1:4.2.4.1 Inleiding
Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen (FM nr. 141) 2013/4.2.4.1
4.2.4.1 Inleiding
Documentgegevens:
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk, datum 01-09-2013
- Datum
01-09-2013
- Auteur
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk
- JCDI
JCDI:ADS343084:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Waar hierna over ab-aandelen of aandelen wordt gesproken, wordt daarmee bedoeld alle vermogensbestanddelen die op grond van afdeling 4.3 tot een ab behoren, tenzij uitdrukkelijk een uitzondering wordt gemaakt.
MvT, Kamerstukken II 2009/10, 32 129, nr. 3, blz. 5 en MvA, Kamerstukken I 2009/10, 32 128 enz., nr. E, blz. 8.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voor de ab-houder leidt de vervreemding van ab-aandelen1 in het kader van een bedrijfsoverdracht tot het in aanmerking nemen van een vervreemdingsvoordeel. De omvang van het vervreemdingsvoordeel wordt bepaald aan de hand van art. 4.19 Wet IB 2001, te weten de overdrachtsprijs minus de verkrijgingsprijs van de ab-aandelen. Om de heffing over het vervreemdingsvoordeel te voorkomen zijn in de Wet IB 2001 de volgende doorschuiffaciliteiten opgenomen:
doorschuiving bij overgang krachtens huwelijksvermogensrecht en de verdeling van een huwelijksgemeenschap anders dan door overlijden, paragraaf 4.2.4.2 (art. 4.17 Wet IB 2001);
doorschuiving bij overgang krachtens erfrecht, paragraaf 4.2.4.3 (art. 4.17a Wet IB 2001);
doorschuiving bij verdeling van de nalatenschap binnen twee jaar, paragraaf 4.2.4.4 (art. 4.17b Wet IB 2001);
doorschuiving bij overdracht krachtens schenking, paragraaf 4.2.4.5 (art. 4.17c Wet IB 2001).
Doorschuiving in de ab-sfeer verloopt via de verkrijgingsprijs. Hierna komt aan de orde hoe daaraan vorm is gegeven.
De doorschuifbepalingen worden in de volgende paragrafen getoetst op elementen die specifiek voor die bepalingen van belang zijn. Het is hierbij van belang te onderkennen dat de regering te kennen heeft gegeven dat de doorschuifbepalingen in de Wet IB 2001 ten aanzien van schenkingen en verervingen zo veel mogelijk zijn afgestemd op de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de schenk- en erfbelasting.2 Ofschoon het karakter van de doorschuiffaciliteiten in de Wet IB 2001 verschilt van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de SW 1956, de eerste betreft een faciliteit waarbij de claim wordt doorgeschoven naar een ander subject terwijl de tweede leidt tot een vrijstelling van belastingheffing, kan ik met deze keuze instemmen. Indien de regering faciliteiten invoert om te voorkomen dat de uit een overdracht voortvloeiende belastingheffing de continuïteit van onderneming bedreigt, is het aan te bevelen de voorwaarden voor het kunnen toepassen van de verschillende faciliteiten zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen. Dit maakt de wetgeving beter toepasbaar, hetgeen niet wegneemt dat in bepaalde gevallen aan een faciliteit extra eisen moeten worden gesteld. Dit heeft de regering ook gedaan. Deze extra eisen komen bij de toetsing aan de orde. Hierbij kan worden gedacht aan het specifieke voortzettingsvereiste dat wel geldt voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de schenk- en erfbelasting maar niet voor de doorschuifbepalingen in de Wet IB 2001. Het op elkaar afstemmen van de voorwaarden voor de doorschuiffaciliteiten in de Wet IB 2001 en de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de schenk- en erfbelasting heeft tot gevolg dat bij de analyse van de doorschuiffaciliteiten in de Wet IB 2001, indien relevant, regelmatig wordt verwezen naar de parlementaire behandeling inzake de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de SW 1956 en de literatuur daaromtrent.
De bevindingen worden in paragraaf 4.2.4.6 per faciliteit samengevat in een tussenconclusie.