NJB 2014/985:Het ‘zich in het openbaar uitlaten’ art. 137c Sr: daaronder dient te worden verstaan ‘het ter kennis van het publiek brengen’. Of daarvan sprake is afhankelijk van de bijzondere omstandigheden van het geval. De Hoge Raad geeft een opsomming van – al dan niet in onderling verband en samenhang te beschouwen – omstandigheden die relevant kunnen zijn. In casu is sprake van het ‘zich in het openbaar uitlaten’ met het ongevraagd toesturen van e-mailberichten die zijn verspreid onder een groot aantal publieke personen uit de Tweede Kamer, politieke partijen, redacteuren van praatprogramma’s, advocaten, pers, televisieomroepen en andere organisaties, terwijl deze e-mailberichten door hun inhoud niet een min of meer vertrouwelijk karakter hebben en deze e-mailberichten gelet op de hoedanigheid van de geadresseerden geëigend zijn om bekend te raken buiten de kring van personen tot wie de berichten rechtstreeks waren gericht. Poging het ‘zich in het openbaar uitlaten’ art. 137c Sr: het doen van discriminatoire uitlatingen met het opzet dat zij worden geopenbaard, kan in het geval dat deze niet ter kennis van het publiek zijn gebracht in beginsel worden beschouwd als een strafbare poging tot het begaan van het delict van art. 137c Sr