Besluit gelijkstelling van wonen buiten het Rijk met wonen binnen het Rijk (Algemene Ouderdomswet)
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
15-06-2022, Stb. 2022, 245 (uitgifte: 23-06-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-06-2022, Stb. 2022, 245 (uitgifte: 23-06-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Ouderdomsuitkering
Voor de toepassing van artikel 56 van de Algemene Ouderdomswet wordt met het wonen binnen het Rijk gelijkgesteld:
- a.
het wonen buiten het Rijk van degene, die voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van het koninklijk besluit van 19 oktober 1976 (Stb. 557), alsmede zijn echtgenoot;
- b.
het wonen buiten het Rijk van de weduwe of weduwnaar, van wie de echtgenoot op de dag van zijn overlijden voldeed aan de voorwaarden, gesteld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van het koninklijk besluit van 19 oktober 1976 (Stb. 557), gedurende een jaar of een door Onze Minister te bepalen langere termijn na vorenbedoelde dag;
- c.
het wonen buiten het Rijk van degene, die, in dienstbetrekking staande tot een binnen het Rijk wonende of gevestigde werkgever, als lid van de bemanning woont aan boord van een schip, dat niet binnen het Rijk zijn thuishaven heeft;
- d.
het wonen buiten het Rijk van degene die gehuwd is met de persoon, bedoeld in onderdeel c, of met een persoon, die als lid van de bemanning woont aan boord van een schip, dat binnen het Rijk zijn thuishaven heeft, een en ander mits diegene woont aan boord van het door zijn echtgenoot bevaren schip;
- e.
het wonen buiten het Rijk van degene, aan wie, voor hij het Rijk metterwoon verliet, de voordelen voortvloeiend uit artikel 55 van de Algemene Ouderdomswet toekwamen, mits hij — al dan niet onafgebroken — gedurende zes jaren na de voleindiging van zijn 59ste levensjaar binnen het Rijk heeft gewoond.
Voor de toepassing van deze bepaling wordt, wanneer het de voordelen voortvloeiende uit artikel 55 van de Algemene Ouderdomswet betreft, uitsluitend voor de vaststelling van de toeslag, bedoeld in artikel 8 van de Algemene Ouderdomswet met toepassing van het bepaalde in artikel 13, tweede lid, onderdeel a, van die wet, de jongere echtgenoot van de pensioengerechtigde geacht het 59ste levensjaar te hebben voleindigd op dezelfde dag als die pensioengerechtigde;
- f.
het wonen buiten het Rijk van een staatsburger van de Verenigde Staten van Amerika;
- g.
het wonen buiten het Rijk van degene die op 31 december 1984 Nederlander was en die nadien het Nederlanderschap heeft verloren als gevolg van artikel 15, onderdeel c, van de Rijkswet op het Nederlanderschap.