Einde inhoudsopgave
Algemene Ouderdomswet
Artikel 55 [Fictieve verzekeringsjaren vóór 1957 voor verzekerden]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-10-2023, Stb. 2023, 381 (uitgifte: 01-11-2023, kamerstukken: 36309)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-11-2023, Stb. 2023, 408 (uitgifte: 15-11-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Ouderdomsuitkering
1.
Degene, die vóór het in werking treden van artikel 6 de leeftijd van 15, doch nog niet die van 65 jaar heeft bereikt, en die — al dan niet onafgebroken — gedurende zes jaren na de voleindiging van zijn 59ste levensjaar in Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft gewoond, wordt voor de toepassing van het bepaalde in artikel 13, eerste lid, gedurende het tijdvak, gelegen tussen de voleindiging van zijn 15de levensjaar en het in werking treden van artikel 6, geacht verzekerd te zijn geweest. Voor de toepassing van het bepaalde in de vorige volzin wordt, uitsluitend voor de vaststelling van de toeslag, bedoeld in artikel 8 met toepassing van het bepaalde in artikel 13, tweede lid, de jongere echtgenoot van de pensioengerechtigde geacht het 59ste levensjaar te hebben voleindigd op dezelfde dag als de pensioengerechtigde.
2.
Degene, die voldoet aan het bepaalde in de eerste volzin van het eerste lid, doch nimmer ingevolge deze wet verzekerd is geweest, wordt nochtans voor de toepassing van artikel 7 geacht verzekerd te zijn geweest.