NJB 2015/1638
Opzetvereiste bij mensenhandel in de zin van art. 273f aanhef en lid 1 sub 6 Sr: voor een veroordeling terzake van het misdrijf in deze bepaling is vereist dat het opzet van de dader behalve op het voordeel trekken ook (al dan niet voorwaardelijk) gericht was op de uitbuiting van een ander
HR 08-09-2015, ECLI:NL:HR:2015:2467
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 september 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
13/06074
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:2467, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑09‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:1353, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑06‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑07‑2014
- Wetingang
(Sr art. 273f)
Essentie
Opzetvereiste bij mensenhandel in de zin van art. 273f aanhef en lid 1 sub 6 Sr: voor een veroordeling terzake van het misdrijf in deze bepaling is vereist dat het opzet van de dader behalve op het voordeel trekken ook (al dan niet voorwaardelijk) gericht was op de uitbuiting van een ander
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld omdat hij – kort gezegd – opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [betrokkene 1].
Het middel stelt de vraag aan de orde waarop het opzetvereiste van art. 273f aanhef en lid 1 sub 6 Sr betrekking heeft, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.