RvdW 2013/1282
Wet Bopz. Bevoegdheid geneesheer-directeur tot onvrijwillige opneming in psychiatrisch ziekenhuis op voet art. 14d lid 1 Wet Bopz ook na afloop geldigheidsduur voorwaardelijke machtiging?; uitleg art. 14 d lid 1 gelet op art. 5 EVRM.
HR 25-10-2013, ECLI:NL:HR:2013:1040
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
25 oktober 2013
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, M.A. Loth, C.E. Drion, G. de Groot, M.V. Polak
- Zaaknummer
13/02618
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:1040, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 25‑10‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:1075, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑08‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑07‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑05‑2013
- Wetingang
Essentie
Wet Bopz. Bevoegdheid geneesheer-directeur tot onvrijwillige opneming in psychiatrisch ziekenhuis op voet art. 14d lid 1 Wet Bopz ook na afloop geldigheidsduur voorwaardelijke machtiging?; uitleg art. 14 d lid 1 gelet op art. 5 EVRM.
Ingevolge art. 14d lid 1 juncto art. 14f aanhef en onder b Wet Bopz is de geneesheer-directeur niet alleen tijdens de geldigheidsduur van de voorwaardelijke machtiging bevoegd een besluit tot opneming van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis te nemen, maar onder omstandigheden ook nog daarna. Dit laatste is het geval zolang niet afwijzend is beslist ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.