Hof Arnhem-Leeuwarden, 05-01-2017, nr. 21-003908-16
ECLI:NL:GHARL:2017:63
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
05-01-2017
- Zaaknummer
21-003908-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2017:63, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 05‑01‑2017; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2016:3530
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:1828, Niet ontvankelijk
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2017-0062
Uitspraak 05‑01‑2017
Inhoudsindicatie
Woningoverval in Winterswijk. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 12 jaar ter zake van doodslag en diefstal met geweldpleging.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003908-16
Uitspraak d.d.: 5 januari 2017
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 28 juni 2016 met parketnummer 05-881526-14 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] , ( [geboorteland] ) op [1986] ,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel te Ter Apel.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 december 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. Greven, naar voren is gebracht.
Verzoek
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting van 22 december 2016 verzocht om de - aan het dossier toegevoegde - beelden van de verhoren van verdachte van 15 februari 2016 en 16 maart 2016 (gedeeltelijk) op de terechtzitting te tonen. De raadsvrouw wil (mede) hiermee haar stelling onderbouwen dat een gedeelte van verdachtes verklaring onjuist in het proces-verbaal van verhoor is opgenomen. Het verzoek is voorwaardelijk gedaan, namelijk voor het geval dat het hof de bestreden gedeeltes uit verdachtes verklaring van 15 februari 2016 voor het bewijs zou willen bezigen.
Het hof zal het betwiste gedeelte van de verklaring van verdachte niet voor het bewijs gebruiken. De voorwaarde waaronder het verzoek is gedaan wordt derhalve niet vervuld.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1. primair:hij op of omstreeks 2 juli 2014, te Winterswijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] tegen de mond en/of kin en/of hals en/of mondbodem geslagen en/of geschopt en/of de mond en/of neus van die [slachtoffer] afgesloten (door mond en/of neus af te tapen/dicht te tapen), waardoor de ademhaling werd belet of belemmerd, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
1. subsidiair:hij op of omstreeks 2 juli 2014, te Winterswijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] vastgepakt en/of vastgetaped (ook over neus en/of mond) en/of vastgebonden en/of geslagen en/of geschopt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
2:hij op of omstreeks 2 juli 2014, te Winterswijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een jas (Mountain Peak) en/of een bankpas en/of een mobiele telefoon en/of (met de bankpas gepinde) 250 Euro, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit het dreigend vragen naar sieraden en/of een bankpas en/of een pincode en/of uit het vastbinden en/of (vast)tapen aan een stoel van die [benadeelde] en/of uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van die [slachtoffer] en/of het (vast)tapen van de handen en/of de voeten en/of uit het (dicht)tapen van de mond en/of neus van die [slachtoffer] , waardoor de ademhaling werd belet of belemmerd, terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft, samen met twee andere mannen, op 2 juli 2014 een woningoverval gepleegd in Winterswijk. Wat er gedurende die overval precies is gebeurd en in welke volgorde, kan niet worden vastgesteld. De volgende feiten en omstandigheden zijn wel vast komen te staan en die zijn ook door of namens verdachte niet betwist.
Tijdens de overval heeft verdachte de handen van één van bewoners, [slachtoffer] , op zijn rug gebonden en heeft hij ook de benen van [slachtoffer] vastgebonden. Ook heeft verdachte tape over de mond van [slachtoffer] geplakt en heeft hij een zeil of kleed over hem neergelegd. Enige tijd later is [slachtoffer] door verbalisant [verbalisant] en [slachtoffer] broer [broer slachtoffer] gevonden. [slachtoffer] was overleden. Uit de bewijsmiddelen is vast komen te staan dat [slachtoffer] is overleden ten gevolge van het handelen van verdachte.
De verdediging heeft in hoger beroep betoogd dat het (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer] niet kan worden vastgesteld. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde doodslag. De verdediging heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat verdachte alleen de mond van [slachtoffer] heeft afgeplakt, niet ook diens neus. Dat levert geen aanmerkelijk kans op het overlijden op. Voorts heeft de verdediging betoogd dat verdachte geen wetenschap had van het feit dat het afplakken van de mond in de specifieke omstandigheden van het geval wel een aanmerkelijke kans op overlijden kon opleveren. Ten slotte heeft de verdediging betoogd dat verdachte die kans niet bewust heeft aanvaard.
Het hof overweegt hierover het volgende.
[verbalisant] , brigadier van politie, heeft [slachtoffer] , samen met de broer van [slachtoffer] , als eerste aangetroffen. Hij heeft gerelateerd dat de broer van [slachtoffer] op het erf bij de woning een zeil zag liggen dat daar niet hoorde te liggen. [verbalisant] trok vervolgens het zeil aan de kant. Hij zag onder het zeil het levenloze lichaam van een man liggen. Dit bleek [slachtoffer] te zijn. [verbalisant] zag dat de mond en de neus van [slachtoffer] waren afgeplakt. Voorts zag hij dat zijn enkels aan elkaar waren getaped. Hij zag meteen dat [slachtoffer] was overleden.
[verbalisant] is als getuige gehoord door de rechter-commissaris. [verbalisant] heeft toen zijn hierboven genoemde bevindingen bevestigd. Hij heeft verklaard dat [slachtoffer] volledig was afgeplakt met tape. Hij pakte de tape beet en trok het van zijn neus en van zijn mond. [verbalisant] dacht toen: “Hé, die heeft geen kans meer gehad want zijn neus en mond zijn afgeplakt.”
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij twee of drie stukken tape over het gezicht van [slachtoffer] had geplakt om er voor te zorgen dat [slachtoffer] niet ging schreeuwen. Verdachte weet niet meer precies hoe hij die tape had geplakt, maar het was in ieder geval niet de bedoeling om ook de neus van [slachtoffer] af te plakken. Verdachte heeft bevestigd dat hij een zeil over [slachtoffer] had gelegd en dat hij [slachtoffer] had verplaatst om er voor te zorgen dat hij niet vanaf de weg kon worden gezien.
Voorts heeft verdachte verklaard dat hij zich - al vóór het tapen van de mond - zorgen maakte om [slachtoffer] omdat zijn gezicht roder was geworden en omdat hij in zijn broek had geplast. Ten slotte heeft verdachte erkend dat hij de batterij uit de telefoon van [slachtoffer] had gehaald en was weggegaan zonder te melden dat [slachtoffer] daar lag.
Op grond van (onder meer) deze verklaringen stelt het hof vast dat verdachte
- de armen en de benen van [slachtoffer] heeft vastgebonden;
- tape over de mond en de neus van [slachtoffer] heeft geplakt;
- [slachtoffer] buiten op een plek heeft gelegd die moeilijk zichtbaar was vanaf de weg;
- een zeil over het gehele lichaam en het hoofd van [slachtoffer] heeft gelegd;
en
- de batterij uit de telefoon van [slachtoffer] heeft gehaald.
Vervolgens is verdachte weggegaan, terwijl hij zag dat het niet goed ging met [slachtoffer] en zonder door te geven dat [slachtoffer] daar lag.
Het hof is op grond van deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte (minst genomen voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer] . Verdachte moet hebben geweten dat het afplakken van de mond en de neus tot zuurstofgebrek zou leiden en dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] daardoor zou komen te overlijden. Dat geldt te meer nu verdachte door zijn handelen het (tijdig, toen [slachtoffer] wellicht nog in leven was) vinden van [slachtoffer] heeft bemoeilijkt.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 primair: hij op of omstreeks 2 juli 2014, te Winterswijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] tegen de mond en/of kin en/of hals en/of mondbodem geslagen en/of geschopt en/of de mond en/of neus van die [slachtoffer] afgesloten (door mond en/of neus af te tapen/dicht te tapen), waardoor de ademhaling werd belet of belemmerd, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2: hij op of omstreeks 2 juli 2014, te Winterswijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een jas (Mountain Peak) en/of een bankpas en/of een mobiele telefoon en/of (met de bankpas gepinde) 250 Euro, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit het dreigend vragen naar sieraden en/of een bankpas en/of een pincode en/of uit het vastbinden en/of (vast)tapen aan een stoel van die [benadeelde] en/of uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van die
[slachtoffer] en/of het (vast)tapen van de handen en/of de voeten en/of uit het (dicht)tapen van de mond en/of neus van die [slachtoffer] , waardoor de ademhaling werd belet of belemmerd, terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
doodslag.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte tot diezelfde straf wordt veroordeeld.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstige woningoverval. Buiten de woning heeft hij [slachtoffer] , één van de bewoners van de woning, vastgebonden, tape over zijn mond en neus geplakt en een zeil of kleed over hem neergelegd. Als gevolg van dit handelen van verdachte is [slachtoffer] overleden. In de woning hebben verdachte en zijn twee mededaders mevrouw [benadeelde] , de echtgenote van [slachtoffer] , vastgebonden en tape over haar ogen en haar mond geplakt.
Verdachte heeft door zijn handelen onzegbaar en onherstelbaar leed veroorzaakt bij de echtgenote, de kinderen en de overige familieleden en vrienden van de heer [slachtoffer] . Hoe groot de impact van verdachtes handelen is geweest en nog steeds is, hebben de echtgenote, de zoon en de broer van [slachtoffer] op de terechtzitting in hoger beroep in hun slachtofferverklaring verwoord.
Gezien op de ernst van de ten laste gelegde feiten, kan slechts worden volstaan met de oplegging van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij moet bedacht worden dat geen enkele straf, ook niet de langst mogelijke, ook maar iets goed zal kunnen maken van het verdriet dat de nabestaanden is aangedaan.
Het bepalen van de juiste strafmaat voor dit soort ernstige feiten is nooit eenvoudig. De rechter heeft daarbij enig houvast aan de straffen die voor vergelijkbare strafbare feiten zijn opgelegd. Gelet hierop vindt het hof de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf te hoog. Die past veeleer bij een ernstig geval van moord dan bij doodslag, ook als die gecombineerd wordt met diefstal met geweld.
Het hof is van oordeel dat een gevangenisstraf van 12 jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van:
€ 459,57 voor materiële schade
€ 12.500,00 voor immateriële schade
€ 11.326,62 voor nabestaandenschade in verband met het overlijden en de uitvaart van [slachtoffer] .
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 19.285,80. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en het onder 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Het hof zal de vordering voor zover die ziet op de materiële schade en de nabestaandenschade geheel toewijzen. Dit deel van de vordering is niet betwist.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade zal het hof, net als de rechtbank, een bedrag van € 7.500 toewijzen. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Het hof ziet - anders dan door de verdediging is bepleit - geen aanleiding om een lager aantal dagen vervangende hechtenis dan gebruikelijk op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 287 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Stelt vast dat de voorwaarde, waaronder het verzoek tot het tonen van de beelden van de verhoren van verdachte is gedaan, niet is vervuld.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, en artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 19.286,19 (negentienduizend tweehonderdzesentachtig euro en negentien cent) bestaande uit
€ 459,57 (vierhonderd negenenvijftig euro en zevenenvijftig cent) materiële schade,
€ 11.326,62 (elfduizend driehonderdzesentwintig euro en tweeënzestig cent) nabestaandenschade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 19.286,19 (negentienduizend tweehonderdzesentachtig euro en negentien cent) bestaande uit € 459,57 (vierhonderd negenenvijftig euro en zevenenvijftig cent) materiële schade, € 11.326,62 (elfduizend driehonderdzesentwintig euro en tweeënzestig cent) nabestaandenschade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 131 (honderdeenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. R. Krijger, voorzitter,
mr. R. van den Heuvel en mr. R.H. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.B. Kok, griffier,
en op 5 januari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. R.H. Koning is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 5 januari 2017.
Tegenwoordig:
mr. R. van den Heuvel, voorzitter,
mr. C.C.M. Poland, advocaat-generaal,
mr. A.C. Jochems, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.