Rb. Utrecht, 10-07-2012, nr. 08/238 R
ECLI:NL:RBUTR:2012:BX1318
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
10-07-2012
- Zaaknummer
08/238 R
- LJN
BX1318
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2012:BX1318, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 10‑07‑2012; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 10‑07‑2012
Inhoudsindicatie
Faillissementswet. Verzoek verlenging ex art. 349a Fw van de bewindvoerder niet gehonoreerd. Duur schuldsaneringsregeling was bepaald op 4 jaar. Ná het verstrijken van deze termijn is niet langer mogelijk om over verlenging te beslissen: HR d.d. 24-2-2012, LJN BV0890, staat hieraan in de weg. Nieuwe schuld onvoldoende verwijtbaar, schone lei wordt toegekend.
RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
zaaknummer: 08/238 R
nummer verklaring: SOE0210800062
uitspraakdatum: 10 juli 2012
uitspraak op grond van artikel 354 van de Faillissementswet
(“einduitspraak schone lei na verlenging”)
enkelvoudige kamer
Bij vonnis van deze kamer van 8 mei 2008 is de schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares]
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
wonende [adres], [woonplaats],
hierna: de schuldenares.
Bij beslissing van 31 mei 2011 is de duur van de schuldsaneringsregeling bepaald op vier jaar.
Op 3 juli 2012 heeft een terechtzitting als bedoeld in artikel 353 van de Faillissementswet plaatsgevonden. Op deze terechtzitting zijn mevrouw F.T.P. Friedeman, bewindvoerder, en schuldenares verschenen.
De bewindvoerder stelt in haar verslag als bedoeld in artikel 351a van de Faillissementswet dat schuldenares de kinderopvangtoeslag heeft voldaan, maar dat zij nog een boedelachterstand heeft en een nieuwe schuld bij de belastingdienst vanwege ten onrechte ontvangen (aanvullende) alleenstaande ouder korting. Vanwege de persoonlijke omstandigheden van schuldenares wil de bewindvoerder schuldenares middels een nieuwe verlenging deze nieuwe schuld en achterstand in de afdracht aan de boedel laten inlossen.
De schuldenares geeft te kennen alles op alles te willen zetten om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De schuldsaneringsregeling is in 2011 verlengd om schuldenares in de gelegenheid te stellen de teruggevorderde Kinderopvangtoeslag over 2008 terug te betalen. Naar eigen zeggen heeft schuldenares deze voldaan. Volgens opgave van de belastingdienst staat er nog € 400,- open. Dit is opmerkelijk, nu de belastingdienst betreffende deze toeslag van dat jaar zo’n zelfde bedrag op de boedelrekening heeft gestort. De bewindvoerder heeft ter zake opgemerkt dat zij voornemens is, zodra zij daarvoor toestemming van de rechter-commissaris heeft ontvangen, dit bedrag naar de belastingdienst over te maken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat schuldenares in die zin heeft voldaan aan de gronden voor de verlenging.
Echter in 2011 werd schuldenares geconfronteerd met een terugvordering inkomstenbelasting over 2010. Schuldenares heeft dat jaar ten onrechte (aanvullende) alleenstaande ouder korting ontvangen. De voormalig bewindvoerder heeft schuldenares er op gewezen dat zij mogelijk hier geen recht op zou hebben, maar heeft hier geen actie op ondernomen. Als reden hiervoor heeft schuldenares aangevoerd dat zij dacht dat dit al was gestopt. Gedurende een bepaalde tijd ontving schuldenares geen betalingen ter zake voorlopige teruggave 2010 van de belastingdienst. Bij navraag bleek dat de belastingdienst dat had verrekend met een andere belastigschuld welke was ontstaan na datum toelating tot de schuldsaneringsregeling. Thans staat er nog € 1.405,- open.
Daarnaast heeft schuldenares nog een achterstand in de afdracht aan de boedel. Volgens opgave van de bewindvoerder bedraagt deze achterstand thans nog € 518,35. Schuldenares heeft te kennen gegeven vooralsnog geen mogelijkheden te zien dit op korte termijn te betalen.
Gelet op de bijzondere persoonlijke omstandigheden van schuldenares is de rechtbank van oordeel dat schuldenares voor een nieuwe verlenging in aanmerking zou moeten kunnen komen. Echter gelet op het arrest van de Hoge Raad d.d. 24 februari 2012, LJN BV0890, eindigt de schuldsaneringsregeling zodra de duur van de schuldsaneringsregeling is verstreken. Op grond van artikel 349a van de Faillissementswet is deze termijn drie jaar. Echter in casu is de duur van de regeling met één jaar verlengd. Deze termijn liep derhalve af op 8 mei 2012. De rechtbank is van oordeel dat een nieuwe verlenging thans niet mogelijk is. Dat de bewindvoerder, vanwege de onduidelijkheden bij de belastingdienst, pas op 21 mei 2012 verslag heeft kunnen uitbrengen en het verzoek tot verlenging heeft gedaan, maakt dit niet anders.
Nu de schuldsaneringsregeling formeel reeds op 8 mei 2012 is geëindigd, moet de rechtbank zich nu nog uitlaten over het al dan niet verstrekken van de schone lei. De rechtbank is gelet op alle omstandigheden van oordeel dat het ontstaan van de belastingschuld niet zodanig verwijtbaar is aan schuldenares dat dit reden zou moeten zijn aan haar de schone lei te onthouden. Met het verstrijken van de termijn zijn ook de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling komen te vervallen. Derhalve rustte er op schuldenares met ingang van 8 mei 2012 geen afdrachtverplichting meer. Uit navraag bij de bewindvoerder is gebleken dat de werkgever van schuldenares nog twee keer de reguliere maandafdracht heeft gedaan en haar vakantiegeld op de boedelrekening heeft gestort. De rechtbank is van oordeel dat dit kan worden aangewend om de boedelachterstand in te lopen. Het overige kan worden aangewend om de vordering van de belastingdienst gedeeltelijk te voldoen.
Gezien het vorenstaande en nu schuldenares voor het overig aan haar verplichtingen heeft voldaan, is de rechtbank van oordeel dat de schuldenares niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
Beslissing
De rechtbank:
stelt vast dat de schuldenares niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen;
stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op € 2.010,00, exclusief btw, en de reiskosten op € 15,17, waarin begrepen hetgeen reeds bij voorschot is toegekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Dijksterhuis en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2012.