RFR 2009, 106
Huwelijksvermogensrecht. Hoe dient de waardestijging van de voorhuwelijkse woning te worden verrekend (beleggingsleer of nominaliteitsleer)?
HR 10-07-2009, ECLI:NL:HR:2009:BI4387
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 juli 2009
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk
- Zaaknummer
07/12242
- Conclusie
plv. P-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
BI4387
- JCDI
JCDI:ADS872911:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2009:BI4387, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑07‑2009
ECLI:NL:HR:2009:BI4387, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑07‑2009
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑12‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑10‑2007
- Wetingang
BW art. 1:136
Essentie
Huwelijksvermogensrecht.
Indien de waardestijging van een voorhuwelijkse woning mede is gefinancierd uit overgespaard inkomen (door premiebetalingen op een kapitaalverzekering, gekoppeld aan een hypothecaire geldlening) dient die waardestijging dan in de verrekening te worden betrokken?
Samenvatting
Partijen zijn op 26 mei 1989 gehuwd op huwelijkse voorwaarden, inhoudende een Amsterdams verrekenbeding. Zij hebben tijdens het huwelijk geen uitvoering gegeven aan dit beding. De man heeft voor het huwelijk een (onbelaste) woonboerderij verworven, die als echtelijke woning is gaan dienen. In 1996 hebben partijen een verbouwing gefinancierd met een hypothecaire geldlening. Op deze geldlening is niet afgelost. Partijen hebben wel € ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.