Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/47
47 Inleiding
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS577793:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Asser/Hartkamp 3-I 2015/105; De Mol 2014, p. 25 e.v.
De Mol 2014, p. 26; Jans, Prechal & Widdershoven 2015.
De Mol 2014, p. 26; Asser/Hartkamp 3-I 2015/106.
De Mol 2014, p. 27. Zie bijv. het Steffensen-arrest, waarin het HvJ EU nationale bewijsregels toetste aan het recht op een eerlijk proces als algemeen rechtsbeginsel: ‘71. Aangezien het onderhavige geding betrekking heeft op de eerbiediging van het door het gemeenschapsrecht gewaarborgde recht op een tegenexpertise en de gevolgen die schending van dit recht kan hebben voor de toelaatbaarheid van een bewijsmiddel in het kader van een beroep zoals dat in het hoofdgeding aan de orde is, vallen de toepasselijke nationale bewijsregels binnen de werkingssfeer van het gemeenschapsrecht. Bijgevolg moeten deze regels de uit de fundamentele rechten voortvloeiende vereisten eerbiedigen.’ HvJ EU 10 april 2003, C-276/01, ECLI:EU: C:2003:228 (Steffensen). Zie ook De Mol 2014, p. 119.
HvJ EU 29 januari 2008, C-275/06, ECLI:EU:C:2008:54 (Promusicae), r.o. 70. Zie ook Tjong Tjin Tai, in: GS Burgerlijke Rechtsvordering, art. 1019 Rv, aant. 3.
Zie bijv. HvJ EU 16 juli 2009, C-427/07, ECLI:EU:C:2009:457 (Commissie/Ierland), r.o. 55 met verwijzing naar rechtspraak. Zie ook Jans, Prechal & Widdershoven 2015, p. 208; Krans en Ancery 2010, p. 142. Over het rechtszekerheidsbeginsel zie Keus 2014, p. 297 e.v.
Zie Smits 2008, p. 124; Conclusie A-G Campos inzake HvJ EU 28 juli 2016, ECLI: EU:C:2016:611, C-57/15, AMI 2016/2, m.nt. C.J.S. Vrendenbarg (United Video Properties/Telenet), r.o. 61.
Tot het primaire EU-recht behoren verschillende algemene beginselen van EU- recht.1 Voorbeelden van klassieke algemene beginselen van EU-recht zijn het beginsel van gerechtvaardigd vertrouwen, het reeds besproken evenredigheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel.2 Tot de klassieke algemene beginselen behoren ook de grondrechten van het Handvest.
Vanuit hiërarchisch oogpunt zijn de algemene beginselen van EU-recht en het Handvest gelijkwaardig aan elkaar.3 Zij hebben met het Handvest vergelijkbare functies. In de eerste plaats kunnen zij dienen als zelfstandige toetsingsmaatstaf voor de geldigheid of rechtmatigheid van handelingen van de EU en nationale handelingen. Tevens kunnen zij functioneren als instrument van uitleg.4 Dit geldt voor zowel secundaire EU-wetgeving als voor nationale wetgeving voor zover deze onder het bereik van het EU-recht valt.5 Hoewel de beginselen hoofdzakelijk van publiekrechtelijke aard zijn, in die zin dat zij de fundamentele waarden weerspiegelen waaraan het overheidshandelen is gebonden, kunnen zij van belang zijn voor het privaatrecht. Ook privaatrechtelijke wetgeving en rechtspraak kunnen namelijk worden getoetst aan de algemene beginselen van EU-recht.6 In die zin kunnen algemene beginselen dan ook indirecte horizontale werking hebben, zoals uitgelegd in nr. 40.7
In het licht van de onderzoeksvraag van dit proefschrift zijn vooral de beginselen relevant die van toepassing zijn op de uitleg van de richtlijnen (de Handhavingsrichtlijn in het bijzonder). Het evenredigheidsbeginsel, waaraan de uitleg van de Handhavingsrichtlijn volgens vaste rechtspraak van het HvJ EU is gebonden,8 is reeds in hoofdstuk 2 en nr. 45 besproken, zodat hier kan worden volstaan met een verwijzing. Van belang is daarnaast het rechtszekerheidsbeginsel, dat steeds in acht moet worden genomen bij de omzetting en uitleg van richtlijnen.9 Tot slot is het uit art. 47 lid 2 Handvest (en art. 6 EVRM) voortvloeiende beginsel van gelijkheid der wapenen van belang.10