Einde inhoudsopgave
Waterschapsbesluit
Artikel 4.56
Geldend
Geldend van 07-02-2015 tot 01-01-2025. Let op: wordt geraakt door terugwerkende kracht
- Bronpublicatie:
21-01-2015, Stb. 2015, 48 (uitgifte: 06-02-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-02-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-01-2015, Stb. 2015, 48 (uitgifte: 06-02-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Terugwerkende kracht
Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie:
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Waterrecht (V)
1.
In de toelichting op de balans worden de vaste schulden met een looptijd van één jaar of langer gespecificeerd in:
- a.
obligatieleningen van:
- 1°
andere openbare lichamen;
- 2°
overigen;
- b.
onderhandse leningen van:
- 1°
openbare lichamen;
- 2°
binnenlandse pensioenfondsen en verzekeringsinstellingen;
- 3°
binnenlandse banken en overige financiële instellingen;
- 4°
binnenlandse bedrijven;
- 5°
overige binnenlandse sectoren;
- 6°
buitenlandse instellingen, fondsen, banken, bedrijven en overige sectoren;
- c.
door derden belegde gelden;
- d.
financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet financiering decentrale overheden, op vaste schulden;
- e.
langlopende financiële leaseverplichtingen;
- f.
waarborgsommen.
2.
In de toelichting op de balans wordt de rentelast voor het begrotingsjaar vermeld van alle in het eerste lid genoemde groepen van vaste schulden.
3.
In de toelichting op de balans wordt aangegeven voor welke schulden zakelijke zekerheid is gesteld en in welke vorm dat is gebeurd.
4.
Voor zover dit noodzakelijk wordt geacht voor het te verschaffen inzicht, wordt in de toelichting op de balans vermeld ten aanzien van welke schulden het waterschap zich, al dan niet voorwaardelijk, heeft verbonden tot het bezwaren van goederen.
5.
Indien een waterschap een financieel derivaat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, hanteert, wordt in de toelichting op de balans in ieder geval vermeld:
- a.
de naam en rating van de financiële onderneming waarbij het derivaat is afgesloten;
- b.
het type en de belangrijkste kenmerken van het derivaat en de hoogte en de looptijd van de financieringsbehoefte waaraan het derivaat kan worden toegerekend; en,
- c.
in het geval van een niet-effectieve positie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel k, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, in welk opzicht daarvan sprake is, de maatregelen die zijn genomen om die positie ongedaan te maken en de termijn die daarvoor naar verwachting nodig is.