NJB 2019/487
Indienen van ‘grieven’ in de zin van art. 410 lid 1 Sv: daaronder kunnen zowel bezwaren direct gericht tegen het oordeel van de rechter in eerste aanleg als andersoortige gronden voor het instellen van het beroep vallen. Hetzelfde geldt voor mondelinge ‘bezwaren tegen het vonnis’ in de zin van art. 416 lid 1 en lid 2 Sv. Als een ‘grief’ of een ‘bezwaar’ kan echter niet worden aangemerkt de enkele omstandigheid dat namens de verdachte is aangevoerd dat hij het wenselijk vindt dat het tijdstip waarop de uitspraak in de strafzaak onherroepelijk zal worden, wordt uitgesteld als gevolg van het ingestelde hoger beroep
HR 19-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:251
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 februari 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, V. van den Brink en A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
17/05073
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:251, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑02‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1506, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑12‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑01‑2018
- Wetingang
Essentie
Indienen van ‘grieven’ in de zin van art. 410 lid 1 Sv: daaronder kunnen zowel bezwaren direct gericht tegen het oordeel van de rechter in eerste aanleg als andersoortige gronden voor het instellen van het beroep vallen. Hetzelfde geldt voor mondelinge ‘bezwaren tegen het vonnis’ in de zin van art. 416 lid 1 en lid 2 Sv. Als een ‘grief’ of een ‘bezwaar’ kan echter niet worden aangemerkt de enkele omstandigheid dat namens de verdachte is aangevoerd dat hij het wenselijk vindt dat het tijdstip waarop de uitspraak in de strafzaak onherroepelijk zal worden, wordt uitgesteld als gevolg van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.