Hof Den Haag, 08-11-2017, nr. 22-001170-17
ECLI:NL:GHDHA:2017:3198
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
08-11-2017
- Zaaknummer
22-001170-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2017:3198, Uitspraak, Hof Den Haag, 08‑11‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:670
Uitspraak 08‑11‑2017
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich op twee opeenvolgende dagen samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak bij dezelfde voetbalvereniging. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 104 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens gelast het hof de tenuitvoerlegging van de straf (5x), voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter.
Rolnummer: 22-001170-17
Parketnummers: 10-681293-16, 10-037884-15 (TUL),
10-069064-14 (TUL), 16-103545-16 (TUL), 16-196278-15 (TUL) en 10-232043-15 (TUL)
Datum uitspraak: 8 november 2017
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 februari 2017 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1989,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 25 oktober 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1. en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 44 dagen met aftrek van voorarrest. Voorts is omtrent de 5 TUL-vorderingen beslist als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven, hetgeen neerkomt op tenuitvoerlegging van 90 dagen gevangenisstraf (parketnummer 10-069064-14), omzetting in taakstraffen tot in totaal 100 uur (parketnummers 10-037884-15, 16-196279-15 en 10-232043-15) en verlenging van de proeftijd (parketnummer 16-103545-16).
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:hij op in of omstreeks de periode van 21 november 2016 tot en met 22 november 2016 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een vat met) een hoeveelheid benzine en/of een hoeveelheid mengsmering, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2:hij in of omstreeks de periode van 22 november 2016 tot en met 23 november 2016 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid gereedschap (te weten onder meer twee, althans een of meer kettingzagen en/of een heggenschaar en/of boormachines en/of een koevoet) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1: hij op in of omstreeks de periode van 21 november 2016 tot en met 22 november 2016 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een vat met) een hoeveelheid benzine en/of een hoeveelheid mengsmering, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2: hij in of omstreeks de periode van 22 november 2016 tot en met 23 november 2016 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid gereedschap (te weten onder meer twee, althans een of meer kettingzaag en/of een heggenschaar en/of boormachines en/of een koevoet) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op twee opeenvolgende dagen samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak bij dezelfde voetbalvereniging in Sliedrecht. De verdachte heeft zich onder invloed van speed kennelijk laten leiden door financieel gewin en heeft er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Daarnaast heeft hij voor de betrokkene overlast en financiële schade veroorzaakt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 oktober 2017, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige feiten. Dat heeft hem er niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof onder meer acht geslagen op verschillende verslagen van Bouman GGZ, waaronder de (voortgangs)verslagen van 27 en 12 september 2017, 3 januari 2017, 15 december 2016 en 29 november 2016. Hieruit, en uit hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep is besproken, volgt dat de verdachte het moeilijk vindt om met situaties die spanning en stress veroorzaken om te gaan, waardoor hij impulsieve acties onderneemt en terugvalt in delictgedrag. De spanning en stress worden onder andere veroorzaakt door de uithuisplaatsing van zijn (stief)dochter, de daarmee samenhangende zittingen op de rechtbank, en het steeds wisselen van de hulpverleners in het gezin. De verdachte komt de afspraken met Bouman GGZ goed na en weet nu ook zelf de weg naar de hulpverlening te vinden wanneer hij spanningen ervaart. Tevens volgt de verdachte inmiddels behandeling voor het reguleren van zijn emoties middels een zogenoemde VERS training. Bouman GGZ acht het van belang dat het toezicht met de bijzondere voorwaarden wordt voortgezet. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven open te staan voor hulpverlening en zich te willen houden aan alle eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden.
Door en namens de verdachte is bepleit om de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het hof zal aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf – in lijn met het meest recente reclasseringsadvies - na te melden bijzondere voorwaarden verbinden.
Vorderingen tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Rotterdam van 30 juni 2014 onder parketnummer 10-069064-14 is de verdachte wegens (gekwalificeerde) diefstallen veroordeeld tot – voor zover van belang – een gevangenisstraf van 92 dagen, met bevel dat 90 dagen van die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van drie jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Rotterdam van 6 juli 2015 onder parketnummer 10-037884-15 is de verdachte wegens kraken en vernieling veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur subsidiair 20 dagen hechtenis en een gevangenisstraf van 2 weken met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bij vonnis de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 25 november 2015 onder parketnummer
16-196278-15 is de verdachte wegens gekwalificeerde diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, met bevel dat 29 dagen van die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 8 juni 2016 onder parketnummer 10-232043-15 is de verdachte wegens diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 22 augustus 2016 onder parketnummer
16-103545-16 is de verdachte wegens gekwalificeerde diefstal veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat overeenkomstig het vonnis waarvan beroep zal worden besloten ten aanzien van de ingediende vorderingen tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straffen.
Door en namens de verdediging is verzocht gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte hetzij de proeftijden te verlengen, dan wel een taakstraf te gelasten in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte steeds de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijden nog niet waren verstreken.
Beoordeling
Het hof komt tot een andere beoordeling dan de rechtbank.
Uit het uittreksel van de Justitiële Documentatie blijkt dat de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 10-069064-14 al een keer met een jaar is verlengd en dat ten aanzien van de onder de parketnummers 10-196278-15 en 10-069064-14 voorwaardelijk opgelegde straffen al eerder tenuitvoerlegging is gevorderd, welke vorderingen eerder zijn afgewezen. De verdachte heeft in dit kader dan ook al vele kansen en waarschuwingen gehad.
Tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde straffen is naar het oordeel van het hof op dit moment dan ook een onvermijdelijke consequentie van het opnieuw plegen van strafbare feiten terwijl de verdachte in vijf proeftijden ‘loopt’. Ondanks dat het beter lijkt te gaan met de verdachte en er veel hulpverlening is voor hem persoonlijk en voor het gezin waar hij deel van uit maakt, is hij toch weer de fout in gegaan.
Uit het uittreksel van de Justitiële Documentatie blijkt voorts dat de verdachte op 30 juni 2015 onherroepelijk is veroordeeld wegens gekwalificeerde diefstal tot een taakstraf van 20 uur subsidiair 10 dagen hechtenis en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf (rolnummer 21-000656-15). De verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij deze taakstraf heeft verricht.
Dat is – gelet op het tweede lid van artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht - relevant in het kader van de beoordeling in hoeverre artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht toepasselijk is en dus in hoeverre het thans mogelijk is inzake de verschillende parketnummers een taakstraf te gelasten in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die onder meer blijken uit de verslagen van Bouman GGZ, is het hof van oordeel dat de tenuitvoerlegging van alle voorwaardelijke gevangenisstraffen de in het kader van de bijzondere voorwaarden op te leggen behandeling teveel zou doorkruisen. Ook heeft het hof oog voor de gevolgen die langdurige afwezigheid van de verdachte thuis voor de gezinssituatie met zich zou brengen.
Het hof zal daarom in plaats van de tenuitvoerlegging van een aantal van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen een taakstraf gelasten.
Het hof hecht er aan te benadrukken dat de verdachte nadat voornoemde straffen zijn geëxecuteerd, nog slechts in één proeftijd zal lopen, namelijk de proeftijd zoals het hof in dit arrest nader zal bepalen. Het is daarmee aan de verdachte om na ommekomst van de detentie met ondersteuning van de hulpverlening zijn leven zonder recidive verder op te bouwen.
Het hof houdt daarbij rekening met hetgeen is bepaald in de artikelen 14g, tweede lid, in verbinding met artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, waaruit volgt dat niet alle voorwaardelijke gevangenisstraffen kunnen worden omgezet in een taakstraf.
Het hof zal, gelet op het voorgaande, de gevorderde tenuitvoerleggingen gelasten van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen onder de parketnummers
10-232043-15 (een gevangenisstraf voor de duur van
1. week) en 16-103545-16 (een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken).
Het hof zal inzake de parketnummers 10-069064-14,
10-037884-15 en 16-196278-15 in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen, taakstraffen gelasten van respectievelijk 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis, 28 uren subsidiair 14 dagen hechtenis, en 58 uren subsidiair 29 dagen hechtenis. Gelet op de grote hoeveelheid om te zetten dagen gevangenisstraf in taakstraf zal het hof ten voordele van de verdachte afwijken van de geldende LOVS- afspraken ten aanzien van de te hanteren maatstaf bij die omzetting.
In totaal zal de verdachte uit hoofde van de vorderingen tenuitvoerlegging derhalve 266 uren taakstraf moeten verrichten en 5 weken gevangenisstraf moeten uitzitten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 104 (honderdvier) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
60 (zestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat
- de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of
- de veroordeelde gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken, of
- geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal houden aan de afspraken van de forensische polikliniek Bouman GGZ ten behoeve van zijn middelengebruik, ook als dit meewerken aan urinecontroles inhoudt, en zijn medewerking zal verlenen aan ambulante behandeling;
- dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd, of zoveel korter als Bouman GGZ verantwoord acht, de VERS-training, danwel een soortgelijke training zal volgen ten behoeve van het verbeteren van zijn emotieregulatie;
- dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen te melden bij Bouman GGZ en zich te houden aan de aanwijzingen en/of voorschriften die Bouman GGZ, afdeling reclassering stelt aan de veroordeelde, zolang zij dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan Bouman GGZ tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Rotterdam van 30 juni 2014, parketnummer 10-069064-14, te weten van een gevangenisstraf van 90 (negentig) dagen, te vervangen door:
een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Rotterdam van 6 juli 2015, parketnummer 10-037884-15, te weten van een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken, te vervangen door:
een taakstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 14 (veertien) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland van 25 november 2015, parketnummer 16-196278-15, te weten van een gevangenisstraf van 29 (negenentwintig) dagen, te vervangen door:
een taakstraf voor de duur van 58 (achtenvijftig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 29 (negenentwintig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Rotterdam van 8 juni 2016, parketnummer 10-232043-15, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland van 22 augustus 2016, parketnummer 16-103545-16, te weten van:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Dit arrest is gewezen door mr. T.B. Trotman, mr. L.C. van Walree en mr. M.A.C.L.M. Bonn,
in bijzijn van de griffier mr. L.E.A. Jonkers.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 november 2017.
Mr. M.A.C.L.M. Bonn is buiten staat het arrest te ondertekenen.