Rb. Den Haag, 04-11-2020, nr. 8207841 RL EXPL 19-27789
ECLI:NL:RBDHA:2020:13548
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
04-11-2020
- Zaaknummer
8207841 RL EXPL 19-27789
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2020:13548, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 04‑11‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑11‑2020
Inhoudsindicatie
Tussen de netbeheerder en de schadeveroorzaker bestaat discussie over de vraag of de dagvaarding voldoet aan de wettelijke vereisten. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. De vordering is dan ook ontvankelijk. Inhoudelijk bestaat discussie over de vraag of de schadeveroorzaker aansprakelijk is voor de gestelde schade. Ook die vraag wordt bevestigend beantwoord. De schadeveroorzaker heeft de op haar als grondroerder rustende zorgplicht jegens de netbeheerder namelijk geschonden. In dat kader is van belang dat op de schadeveroorzaker een verplichting lag om te onderzoeken of de gegevens van de KLIC-tekening wel actueel waren. Daarbij weegt mee dat in de informatiebrief is opgenomen dat het gebied aan grote verandering onderhevig is en het graafgebied in een gebied lag waar nieuwe huizen werden gebouwd.
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
RvV/C
Zaak-/rolnummer: 8207841 RL EXPL 19-27789
4 november 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de naamloze vennootschap Evides N.V., gevestigd te Rotterdam, eisende partij, gemachtigde: mr. F.J. van Velsen,
tegen
de besloten vennootschap Bogaard Infra B.V.,
gevestigd te Bergambacht,gedaagde partij,gemachtigde: mr. A.M. Klunne.
Partijen worden hierna aangeduid als “Evides” en “Bogaard”.
1. De procedure
1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- -
de dagvaarding van 22 oktober 2019;
- -
de conclusie van antwoord;
- -
de akte van 25 maart 2020 van de zijde van Evides;
- -
de in het geding gebrachte producties.
1.2.
Op 16 september 2020 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij [betrokkene 1] is verschenen namens Evides, bijgestaan door mr. F.I.S.A.L. van Velsen, en [betrokkene 2] is verschenen namens Bogaard, bijgestaan door mr. A.M. Klunne. Beide partijen hebben tijdens de zitting spreekaantekeningen overgelegd. Van het overige verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.
1.3.
Vervolgens is de uitspraak bepaald op heden.
2. De feiten
2.1.
Evides is eigenaar van een drinkwaterbedrijf in de zin van artikel 7 van de Drinkwaterwet.
2.2.
Bogaard heeft op 15 april 2019 een melding gedaan voor het uitvoeren van graafwerkzaamheden aan de [adres] te [plaats] . Naar aanleiding van die melding heeft Evides een brief verzonden aan Bogaard. In die brief is het volgende, voor zover relevant, te lezen:
“(…)
In het door u aangegeven graafgebied ligt een projectgebied. Dit projectgebied is in grote mate aan verandering onderhevig. Het is niet zeker of de leidingen en/of kabels binnen het aanleg- of wijzigingsproject ten tijde van uw graafwerkzaamheden al gerealiseerd zijn of nog gerealiseerd moeten worden. (…) Op de kaart op de volgende pagina herkent u het projectgebied aan het lichtblauwe vlak.
(…)”
Verder benadrukt Evides in deze brief dat Bogaard zich bij de uitoefening van de geplande werkzaamheden dient te houden aan alle relevante wet- en regelgeving.
2.3.
Bogaard is op 29 april 2019 gestart met het uitvoeren van graafwerkzaamheden. Op 14 mei 2019 is schade ontstaan aan een waterleiding van Evides.
2.4.
Op 15 mei 2019 is namens Evides een brief verzonden aan Bogaard. In die brief heeft Evides zich op het standpunt gesteld dat er tijdens het uitvoeren van de graafwerkzaamheden schade is ontstaan aan een waterleiding en dat Bogaard daarvoor aansprakelijk is.
2.5.
Op 7 augustus 2019 heeft Evides vervolgens per brief aan Bogaard verzocht om een schadebedrag van € 3.064,51 te betalen aan Evides.
2.6.
Bogaard, althans haar gemachtigde, heeft daarna betwist dat zij aansprakelijk is voor de gestelde schade.
3. Vordering, grondslag en verweer
3.1.
Evides vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Bogaard te veroordelen tot betaling van € 3.087,57, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 2.614,51 vanaf de dag van dagvaarding tot aan die van de algehele voldoening, met veroordeling van Bogaard in de kosten van deze procedure.
3.2.
Evides legt aan deze vordering - samengevat - ten grondslag dat Bogaard onrechtmatig heeft gehandeld, door bij en voorafgaande aan haar werkzaamheden onvoldoende maatregelen te nemen om schade aan eigendommen van derden te voorkomen. Bogaard dient om die reden de schade te vergoeden die Evides als gevolg van de beschadiging van de waterleiding heeft geleden. Deze schade bedraagt € 2.614,51 aan herstelkosten. Daarnaast vordert Evides € 450,- aan kosten voor de vaststelling van schade, aansprakelijkheid en verhaal en een bedrag van € 23,06 aan wettelijke rente over het schadebedrag vanaf 14 mei 2019 tot aan de dag van dagvaarding.
3.3.
Bogaard heeft verweer gevoerd tegen de vordering van Evides. Op dat verweer zal, voor zover nodig, hierna worden ingegaan.
4. Beoordeling
4.1.
Als meest verstrekkende verweer heeft Bogaard aangevoerd dat de dagvaarding in strijd is met artikelen 21, 85 en 111 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In dit verband heeft Bogaard aangevoerd dat er sprake is van een standaard (kale) dagvaarding. Pas nadat Bogaard verweer heeft gevoerd tegen de vordering van Evides, heeft Evides producties overgelegd zonder expliciet naar die producties te verwijzen. Volgens Bogaard dient dit er onder meer toe te leiden dat de producties buiten beschouwing moeten worden gelaten.
4.2.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d. Rv dient een dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient een eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Anders dan Bogaard meent, is de kantonrechter van oordeel dat aan deze beide vereisten is voldaan. Zo vermeldt de dagvaarding onder meer dat (1) Bogaard (2) op 14 mei 2019 (3) graafwerkzaamheden heeft uitgevoerd, althans heeft laten uitvoeren en dat bij de uitvoering van die werkzaamheden (4) schade is ontstaan aan een waterleiding van Evides. In de dagvaarding wordt ook uiteengezet (5) waar de waterleiding zich bevond, (6) wat volgens Evides de hoogte van de schade is en (7) waarom Evides meent dat Bogaard gehouden is – het schenden van zijn zorgplicht – om die schade aan Evides te vergoeden. Daarmee is de dagvaarding weliswaar kort, maar bevat zij naar het oordeel van de kantonrechter al het noodzakelijke – de eis en de gronden daarvan – dat volgens artikel 111 en 21 Rv vereist is.
4.3.
Zoals ter zitting reeds aan partijen kenbaar is gemaakt, zullen de producties niet buiten beschouwing worden gelaten. De producties zijn door Evides ingebracht bij akte van 25 maart 2020. De zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2020. Bogaard heeft dus ruim de tijd – ongeveer zes maanden – gekregen om de stukken te bestuderen en is zodoende niet geschaad in zijn procesbelangen (vgl. artikel 19 Rv). De kantonrechter ziet ook geen aanleiding om Bogaard in de gelegenheid te stellen om schriftelijk te reageren op de door Evides ingebrachte producties. Daarbij is van belang dat Bogaard tijdens de zitting (meer dan) voldoende de gelegenheid heeft gehad om te reageren op de producties (en dat overigens ook heeft gedaan). Het betreft hier bovendien stukken die strekken ter onderbouwing van stellingen die reeds door Evides zijn ingenomen in de dagvaarding.
4.4.
De vordering van Evides is daarom in zoverre ontvankelijk en zal hieronder inhoudelijk beoordeeld worden.
Inhoudelijk
4.5.
De kantonrechter stelt voorop dat Bogaard geen (gemotiveerd) verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de schade, zodat uitgegaan kan worden van de juistheid van de door Evides gestelde schade. Wel bestaat discussie over de vraag of Bogaard aansprakelijk is voor de schade aan de waterleiding van Evides. Bij de beantwoording van deze rechtsvraag is het volgende juridische toetsingskader van belang.
4.6.
Het uitgangspunt bij een beoordeling van de vraag of Bogaard onrechtmatig heeft gehandeld zijn in de eerste plaats de verplichtingen, zoals die zijn neergelegd in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (hierna: de WIBON). De WIBON geeft regels om te voorkomen dat er bij graafwerkzaamheden leidingen worden beschadigd.
4.7.
Op initiatief van het Kabels en Leidingen Overleg, waarin diverse bij graafwerkzaamheden en netwerken betrokken partijen zijn vertegenwoordigd, is per 1 januari 2017 - als vervolg op eerdere richtlijnen uit de sector - de ‘Richtlijn zorgvuldig grondroeren van initiatief- tot gebruiksfase (publicatie 500)’ uitgegeven, ook wel CROW 500 (hierna: de Richtlijn) genoemd. In de Richtlijn wordt beschreven hoe het graafproces zorgvuldig kan worden uitgevoerd in de verschillende fases van een project, zodat de kans op schade aan kabels en leidingen tot een minimum wordt beperkt.
4.8.
In de Richtlijn is het volgende opgenomen:
“(…)
3 Onderzoeksfase
(…)
Gebiedsinformatie
Wie gebiedsinformatie heeft ontvangen, mag erop vertrouwen dat deze juist is. Wel moet de ontvanger de verkregen gebiedsinformatie beoordelen, (…). De beoordelaar van de gebiedsinformatie neemt contact op met de netwerkbeheerder bij onduidelijkheden, twijfels of aanwijzingen over onjuistheden of onvolledigheden. De netbeheerder heeft bij de hulpvraag een actieve houding en reageert binnen een redelijke termijn.
(…)”
4.9.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 25 mei 2018 (ECLI:NL:HR:2018:772) geoordeeld dat bij gebrek aan een concrete wettelijke normering voor ‘zorgvuldig graven’ groot gewicht aan de Richtlijn moet worden toegekend. De Richtlijn vormt aldus de Hoge Raad de weerslag van de binnen de beroepsgroep geldende opvattingen over zorgvuldig graven voor de bij graafwerkzaamheden betrokkenen. De rechter dient daarom bij de invulling van de zorgplicht in beginsel bij de Richtlijn aan te sluiten. Als de rechter een daarvan afwijkende invulling van de zorgplicht wil geven, dient hij te motiveren welke omstandigheden rechtvaardigen dat in het concrete geval van de Richtlijn mocht worden afgeweken.
4.10.
Partijen hebben in deze procedure geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit afgeleid kan worden dat in dit geval van de Richtlijn mag worden afgeweken, zodat de rechtsverhouding tussen Evides en Bogaard wordt beheerst door de verplichtingen die voortvloeien uit de Richtlijn.
4.11.
Evides stelt dat Bogaard onrechtmatig heeft gehandeld door onvoldoende maatregelen te nemen om schade te voorkomen. Evides verwijt Bogaard meer in het bijzonder dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld doordat Bogaard heeft gewerkt met een verouderde KLIC-tekening waarop de op 27 februari 2019 aangelegde en beschadigde waterleiding nog niet stond ingetekend. Evides verwijt Bogaard ook dat zij geen contact met Evides heeft opgenomen, terwijl op de KLIC-melding was opgenomen dat het desbetreffende gebied een projectgebied is dat in ontwikkeling is.
4.12.
Bogaard stelt zich van haar kant op het standpunt dat zij zorgvuldig heeft gehandeld. Zij heeft op 15 april 2019 een KLIC-melding gedaan. Daarna is door Evides aan Bogaard een informatiebrief verzonden. Bij die brief is een overzichtskaart gevoegd waarop de waterleiding niet is ingetekend. Bogaard stelt dat zij in redelijkheid op de juistheid van deze informatie mocht vertrouwen en dat Evides de op grond van artikel 11, eerste lid, WIBON rustende informatieplicht heeft geschonden. Mocht al sprake zijn van aansprakelijkheid dan stelt Bogaard zich op het standpunt dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van Evides omdat Evides onjuiste en/of onvolledige liggingsgegevens heeft verstrekt.
4.13.
Zoals Bogaard terecht meent mocht zij in beginsel vertrouwen op de, naar aanleiding van de gedane KLIC-melding, ontvangen informatie van Evides. Zo is dat immers opgenomen in de Richtlijn: “Wie gebiedsinformatie heeft ontvangen, mag erop vertrouwen dat deze juist is”.
In de Richtlijn is evenwel ook opgenomen dat op Bogaard een onderzoeksplicht kan liggen: “De beoordelaar van de gebiedsinformatie neemt contact op met de netwerkbeheerder bij onduidelijkheden, twijfels of aanwijzingen over onjuistheden of onvolledigheden”. Het staat vast dat Bogaard na het doen van de KLIC-melding geen contact heeft opgenomen met Evides of anderszins heeft onderzocht of er ter plaatse waterleidingen waren (bijvoorbeeld door het graven van proefsleuven). Op Bogaard lag in dit geval echter wel de verplichting – dat wil zeggen: een onderzoeksplicht – om dat te doen. Doorslaggevend hierbij is dat in de informatiebrief van 15 april 2019 expliciet is opgenomen dat het door Bogaard aangegeven graafgebied in een projectgebied ligt en dat dit projectgebied aan een grote mate van verandering onderhevig is. In de brief is verder opgenomen dat het niet zeker is of de leidingen binnen het aanleg- of wijzigingsproject ten tijde van de graafwerkzaamheden al gerealiseerd zijn of nog gerealiseerd moeten worden. Deze verschafte informatie – hoe standaard die informatie ook moge zijn – geeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aanleiding tot twijfel over de vraag of de bij de KLIC-melding gevoegde overzichtskaart wel volledig, althans actueel, is. Dat geldt in dit geval te meer nu in het desbetreffende gebied, waar Bogaard vanaf 29 april 2019 graafwerkzaamheden heeft uitgevoerd, (nieuwe) huizen werden gebouwd. Zoals Evides daarbij terecht meent had Bogaard in redelijkheid kunnen weten dat deze huizen van water dienen te worden voorzien en dat voor het vervoer van water leidingen noodzakelijk zijn. De onderzoeksplicht die op Bogaard lag, ging in dit geval daarom verder dan het slechts doen van een KLIC-melding en het bestuderen daarvan.
4.14.
Omdat Bogaard geen contact heeft opgenomen met Evides, terwijl daar, zoals hiervoor is overwogen, in dit geval wel aanleiding toe bestond, staat het in deze procedure vast dat Bogaard de op haar als grondroerder rustende zorgplicht jegens Evides heeft geschonden. Daarmee staat het in deze procedure ook vast dat Bogaard jegens Evides onrechtmatig heeft gehandeld. Omdat Bogaard onrechtmatig heeft gehandeld, is zij aansprakelijk voor de schade die daaruit voor Evides is voortgevloeid.
4.15.
Bogaard kan het Evides daarbij niet met vrucht tegenwerpen dat Evides na 27 februari 2019 te lang heeft gewacht met het reviseren van de liggingsgegevens en dat om die reden sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101, eerste lid, BW. Zoals Evides hierbij terecht stelt, ligt er op een netbeheerder namelijk geen wettelijke verplichting (op grond van de WIBON dan wel de Richtlijn) om binnen een bepaalde termijn revisietekeningen in KLIC te hebben verwerkt. Zo rust op Evides weliswaar de verplichting om (onverwijld) informatie aan de grondroerders te verschaffen (op grond van artikel 11, eerste lid, WIBON), maar deze informatieverplichting gaat niet zover dat Evides bij iedere aanleg van een nieuwe (water)leiding terstond dient over te gaan tot het reviseren van een tekening. Die verplichting geldt naar het oordeel van de kantonrechter al helemaal niet wanneer er, zoals in dit geval, sprake is van een projectgebied waar nog volop wordt gebouwd.
4.16.
Een en ander leidt tot de slotsom dat het verweer van Bogaard zal worden verworpen en dat het gevorderde bedrag ad € 2.614,51 aan herstelkosten zal worden toegewezen.
4.17.
De gevorderde kosten ad € 450,- voor (1) de vaststelling van de schade, (2) de aansprakelijkheid en (3) het verhaal, alsmede de wettelijke rente zullen eveneens worden toegewezen omdat Bogaard daar geen inhoudelijk verweer tegen heeft gevoerd.
4.18.
Bogaard zal tot slot, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
5. Beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Bogaard om tegen kwijting aan Evides te betalen een bedrag van € 3.087,57, te vermeerderden met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 2.614,51 vanaf de dag van dagvaarding tot aan die van de algehele voldoening;
- veroordeelt Bogaard in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Evides vastgesteld op € 992,40 waarvan € 420,- als het aan de gemachtigde van Evides toekomende salaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2020.