Hierna wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie, Eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, registratienummer PL2300-2020021164 (handgeschreven toegevoegd 233C i.p.v. 2300), opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg, ondertekend en gesloten op 9 februari 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 1-40, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Hof 's-Hertogenbosch, 29-09-2021, nr. 20-000106-21
ECLI:NL:GHSHE:2021:4045
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
29-09-2021
- Zaaknummer
20-000106-21
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2021:4045, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 29‑09‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:735
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:813
Uitspraak 29‑09‑2021
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep.
Parketnummer : 20-000106-21
Uitspraak : 29 september 2021
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 7 januari 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-034257-20 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1996,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van het onder 1 primair tenlastelegde vrijgesproken en ter zake van ‘poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen’ (het onder 1 subsidiair tenlastegelegde) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 8 februari 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee slijpschijven, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
1. subsidiairhij op of omstreeks 8 februari 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om twee slijpschijven en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde] , weg te nemen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, een loods gelegen aan de [adres] te betreden en/of vervolgens voornoemde slijpschijven/goederen te verplaatsen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de politierechter, de advocaat-generaal en de raadsman acht het hof het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Het hof acht namelijk niet bewezen dat er daadwerkelijk twee slijpschijven dan wel enig(e) goed(eren) zijn weggenomen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 februari 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om goederen van hun gading, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [benadeelde] , weg te nemen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, een loods gelegen aan de [adres] te betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen1.
1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 februari 2020, dossierpagina 11, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 8 februari 2020, omstreeks 02.35 uur, kregen wij de melding om te gaan naar de [adres] te [plaats] . Aldaar zou een zwarte personenauto voor een camping staan. Twee personen waren uit de auto gestapt en zijn de camping opgelopen. Omstreeks 02.46 uur waren wij met de patrouilles met roepnummer 15.01 en 15.16 ter plaatse. Wij zijn het terrein van de camping opgereden met de dienstauto. Wij zagen dat er twee personen uit een soort voederstal gerend kwamen. Wij stapten uit het dienstvoertuig. Wij riepen meermaals met luide stem en op niet mis verstaanbare wijze "staan blijven, politie". Wij zagen dat de twee personen door bleven rennen het aldaar gelegen bosgebied in. Wij, zagen dat één persoon een blauwe muts droeg. Wij zagen dat deze persoon gereedschap liet vallen. Wij zagen dat er een handschoen op de grond viel. Wij zagen dat de verdachte, welke de blauwe muts droeg, viel. Wij hielden de verdachte vervolgens aan terzake van poging tot inbraak. Wij zagen dat de andere verdachte verder rende het bosgebied in. Deze zijn we vervolgens uit het oog verloren.
Wij zagen dat het gereedschap, welke de verdachte liet vallen, een hamer en een rode tang betrof. Wij zagen dat de handschoen een zwart met grijze werkhandschoen betrof.
2. Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 8 februari 2020, dossierpagina’s 20-21:
(Dossierpagina 20)
Op 8 februari 2020, omstreeks 02:49 uur, hielden wij op de [adres] te [plaats] , binnen de gemeente [gemeente] , als verdachte aan:
Achternaam: [medeverdachte 1] ;
Voornamen: [medeverdachte 1] ;
Geboren: [geboortedag 2] 1974 te [geboorteplaats 2] .
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 februari 2020, dossierpagina's 12-13, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
(Dossierpagina 12)
Op 8 februari 2020, omstreeks 02.37 uur, kregen wij de melding dat er een auto voor de woning stond op de [adres] te [plaats] . Twee mannen stapten uit en liepen het erf op van de overburen. De auto was zwart en er zat nog iemand in de auto. Aan de overzijde was een boerderijcamping. De auto stond langs de weg op het fietspad. De twee mannen zijn over het pad het campingterrein opgelopen.
Omstreeks 02.45 uur troffen wij voor perceel 120 een personenauto op het fietspad aan. Dit betrof een blauwe Volkswagen Golf station voorzien van het Roemeense kenteken [kenteken] . Wij zagen dat een persoon op de bestuurdersplek zat. Ik, [verbalisant 3] , vroeg aan deze persoon naar zijn paspoort. Ik zag dat hij mij een Roemeens Identiteitskaart overhandigde. Ik zag dat deze man genaamd was [verdachte] .
4. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 8 februari 2020, dossierpagina's 9-10, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde] :
(Dossierpagina 9)
Ik ben eigenaar van camping ‘ [bedrijf] ’. Mijn perceel is vanaf de openbare weg vrij toegankelijk. Heden, 08 februari 2020, omstreeks 02.45 uur, werd ik gebeld door mijn overbuurman [getuige] . Vervolgens ben ik opgestaan en heb ik uit het raam gekeken. Ik zag toen licht op het terrein en ik zag politieagenten lopen. Vervolgens ben ik in gesprek gegaan met de politie. Ik begreep dat er enkele personen op mijn perceel waren geweest die mogelijk wilde inbreken danwel goeden wilden wegnemen.
(Dossierpagina 10)
Hierop ben ik met de politie mijn terrein afgelopen op zoek naar afwijkende zaken op mijn perceel. In de open loods, gelegen links achter mijn woning, zag ik op de grond twee grote slijpschijven liggen. Ik zag dat deze slijpschijven door iemand op de grond waren gelegd. Deze slijpschijven behoren daar niet te liggen en horen opgeborgen te liggen in een rek in de loods.
5. Het proces-verbaal van medeverdachte d.d. 8 februari 2020, dossierpagina’s 28-33, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
(Dossierpagina 30)
V: Met wie ben jij afgelopen nacht naar [plaats] gekomen?
A: Met een Roemeen, een bekende.
V: Wat is zijn naam ?A: Ik weet zijn naam niet, alleen [verdachte] .
V: Met welke auto zijn jullie naar [plaats] gekomen ?
A: Een zwarte auto, het merk weet ik niet.
V: Welk kenteken had die zwarte auto ?
A: Een Roemeens kenteken.
(Dossierpagina 31)
V: Dus jullie waren wel met drie man in de auto?
A: Ja.
Bewijsoverwegingen
I
Door de raadsman is bepleit dat de verdachte van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen. Bij de onder de medeverdachte [medeverdachte 1] inbeslaggenomen goederen kan niet worden vastgesteld dat deze geschikt waren voor het wegnemen van twee grote schijven en is niet vast te stellen of die goederen überhaupt zijn gebruikt. Daarnaast zat de verdachte slechts in een auto. Op geen enkele manier is duidelijk geworden of vast te stellen dat hij wist wat er ging gebeuren door een of twee andere personen, dan wel dat sprake was van bewuste en nauwe samenwerking, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Het hof stelt voorop dat de Hoge Raad in het arrest van 6 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1019 het volgende heeft bepaald. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval hij toch tot een bewezenverklaring van medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren.
Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Voorts kan van belang zijn in hoeverre de concrete omstandigheden van het geval door de rechter kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdachte een rol kan spelen.
In het onderhavige geval volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte samen met zijn medeverdachte en een derde persoon in het holst van de nacht in een auto naar [plaats] zijn gereden en bij een camping zijn gestopt. De medeverdachte en de derde persoon zijn uitgestapt en de camping opgelopen. De verdachte is in de auto blijven zitten. Toen de politie arriveerde, kwamen de medeverdachte en de derde persoon uit een soort voederstal/loods gerend en bleven doorrennen. De medeverdachte liet inbrekerswerktuig op de grond vallen en kwam vervolgens zelf ten val waarna hij werd aangehouden. De verdachte is in zijn auto aangehouden.
Bij de politie heeft de medeverdachte verklaard dat hij met twee anderen in een zwarte auto naar [plaats] is gereden. Hij wist niet wat ze daar gingen doen omdat hij dronken was. Hij is uit de auto gestapt omdat hij moest plassen van al het bier dat hij had gedronken.
De verdachte heeft verklaard dat hij pech had en zich vervolgens op zijn zwijgrecht beroepen.
Het hof is van oordeel dat de verdachten geen geloofwaardige verklaring hebben afgelegd waarom zij met een auto in het holst van de nacht bij de camping zijn geweest en waarom de medeverdachte uit een voederstal kwam gerend met inbrekerswerktuig; belastende omstandigheden waarover van ieder van hen een verklaring mag worden verwacht. Het verhaal van de medeverdachte dat hij moest plassen acht het hof, gelet op de aanwezigheid van inbrekerswerktuig, niet geloofwaardig. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij autopech had, maar het hof hecht geen geloof aan deze verklaring nu de medeverdachte daar niet over heeft verklaard en de politie daar niet over heeft geverbaliseerd. Voorts is op geen enkele wijze gebleken dat de verdachte naar aanleiding van zijn beweerdelijke pech iets heeft ondernomen om die pech te verhelpen of dat hij daarvoor hulp zou hebben ingeroepen waar hij op zat te wachten. De verdachte is zittend in de auto door de politie aangetroffen. Later heeft hij zich beroepen op zijn zwijgrecht en niet meer over pech gesproken. Mede gelet hierop gaat het hof ervan uit dat alle twee de verdachten met een onbekend gebleven derde medeverdachte bij de poging tot diefstal waren betrokken.
Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
en zijn medeverdachten nauw en bewust hebben samengewerkt en derhalve tezamen en in
vereniging hebben getracht goederen weg te nemen op een campingterrein in [plaats] . Dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te stellen wat de exacte rol van de medeverdachte is geweest, staat hieraan niet in de weg.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
II
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte zich in de nacht van 8 februari 2020 schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal in vereniging. Een dergelijk feit veroorzaakt niet alleen materiële schade, maar zorgt eveneens voor overlast, ergernis en een gevoel van onveiligheid. Daar hebben de verdachte en zijn mededaders zich kennelijk niets van aangetrokken. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door eigen financieel gewin. Dat er uiteindelijk geen goederen zijn weggenomen en het dus bij een poging tot diefstal is gebleven, is slechts een gelukkige omstandigheid die geenszins aan de verdachte is te danken.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 juli 2021, waaruit blijkt dat hij door de strafrechter niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof heeft de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen, voor zover die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Hierbij is het hof gebleken dat de verdachte terug naar Roemenië is gegaan.
Het hof is van oordeel dat, in verband met een juiste normhandhaving en met het oog op vergelding en generale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van een maand passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (een) maand.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 29 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. R. Lonterman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 29‑09‑2021