Rb. Amsterdam, 30-08-2006, nr. 336125
ECLI:NL:RBAMS:2006:AY7212
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
30-08-2006
- Zaaknummer
336125
- LJN
AY7212
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2006:AY7212, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 30‑08‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Eerste en enige aanleg)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2008:BD1356
Uitspraak 30‑08‑2006
Inhoudsindicatie
Perspublicatie; berichtgeving ANP over speculaties omtrent achtergrond van de losgeldeis van 300 kilo cocaïne i.v.m. de ontvoering van X niet onrechtmatig jegens eiser. Speculaties vallen binnen de grenzen van de persvrijheid, al kan men over de wenselijheid van dit soort berichtgeving van mening verschillen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 336125 / HA ZA 06-530
(AV)
Vonnis van 30 augustus 2006
in de zaak van
A,
wonende te ( woonplaats ),
eiser,
procureur mr. H.F. Doeleman,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. ALGEMEEN NEDERLANDS PERSBUREAU ANP,
gevestigd te Rijswijk,
2. B,
wonende te ( woonplaats ),
3. C,
wonende te ( woonplaats ),
gedaagden,
procureur mr. O.M.B.J. Volgenant.
Partijen zullen hierna A en ANP c.s. genoemd worden. Gedaagden worden afzonderlijk ook ANP, B en C genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding, met bewijsstukken,
- -
de conclusie van antwoord, met bewijsstukken,
- -
het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 3 mei 2006, waarbij een comparitie van partijen is gelast, die op 3 juli 2006 heeft plaatsgevonden en het daarvan opgemaakte proces-verbaal met de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
ANP is een persbureau dat zogeheten “grondstoffen” levert voor andere media. Deze “grondstoffen” zijn veelal complete berichten die ANP door middel van de ANP-feed toegankelijk maakt voor abonnees van ANP. De abonnees zijn praktisch alle Nederlandse landelijke en regionale dagbladen en ook andere media. B is als hoofdredacteur in dienst van ANP. Ook C is in dienst van ANP.
2.2.
Op maandag 12 september 2005 is de dochter van A, D, rond 22.30 uur uit haar woning in Amsterdam-Zuid ontvoerd. In de nacht van 14 op 15 september 2005 is D door haar ontvoerders vrijgelaten. De ontvoering heeft grote media-aandacht gehad.
2.3.
Op 14 september 2005 is om 9.44 uur het volgende bericht verschenen op de ANP-feed:
“De familie van de maandagavond ontvoerde D doet “tot nader order” geen enkele mededeling over de zaak. Dat heeft een advocaat van de familie woensdagochtend laten weten.”
2.4.
Op donderdag 15 september 2005 heeft omstreeks 14.00 uur een persconferentie plaatsgevonden, waarbij de chef van de recherche van de politie Amsterdam-Amstelland, E, bekend heeft gemaakt dat in het huis van D een claimbrief van de ontvoerders is gevonden, met daarin een losgeldeis van 300 kilo cocaïne. Op vragen van de pers naar de achtergrond van de losgeldeis heeft de woordvoerder van de politie geantwoord “wij zullen breed en alles onderzoeken”.
2.5.
De woordvoerder van de familie A, F, heeft op 15 september 2005 om 15.51 uur een verklaring afgelegd namens de familie A, waarin de familie kenbaar heeft gemaakt dat zij zelf geen commentaar aan de media wilde geven, maar dat de communicatie via de politiewoordvoerder of de woordvoerder van de familie diende te lopen.
2.6.
Op 15 september 2005 is om 18.28 uur het volgende bericht, dat is geschreven door C, op de ANP-feed verschenen:
“’Achtergrond ontvoering moet bijna drugshandel zijn’
ONTVOERING A
RIJSWIJK (ANP) – De ontvoering van D moet gezien de eis van 300 kilo cocaïne voor haar vrijlating bijna wel zeker te maken hebben met enige betrokkenheid van de familie bij drugshandel. Dat stellen bronnen binnen de politie die zich met de bestrijding van grootschalige drugshandel bezighouden. Ze zijn overigens niet direct betrokken bij het onderzoek naar de ontvoering van A.
“Zo’n eis is niet logisch als het misdrijf niets met drugs te maken heeft”, zegt een van hen. “Zo’n partij moet je voorstellen als driehonderd pakken suiker. Dat is niet praktisch om mee te nemen.” Men wijst er op dat de politie nooit aan zo’n partij kan komen en ook een gewone burger niet. Het is dus geen reële eis. Ook zal de politie hier nooit aan meewerken. Zulke partijen moeten criminelen bestellen in Zuid-Amerika. En daar zit wat de politiemensen betreft ook de essentie van het verhaal.
“Als je een dergelijke partij in Zuid-Amerika koopt, dan betaal je de helft van de prijs vooruit. De tweede helft moet bij aflevering worden voldaan”, legt de politiefunctionaris uit.
“Zo’n zending wordt begeleid door een paar vertegenwoordigers uit Zuid-Amerika om dat tweede deel van de prijs bij aflevering in ontvangst te nemen. Als daar iets fout gaat of de partij verdwijnt, hebben zij een probleem. Dan kunnen ze niet veilig naar huis terugkeren. Zij zijn verantwoordelijk voor de afhandeling. Ze zullen dus de drugs moeten terugvinden of het geld alsnog zien te krijgen.” Een andere politiebron benadrukt dat bijna alle ontvoeringen in het criminele milieu plaatsvinden. “Het is zeker niet ongewoon dat er iemand wordt ontvoerd om een partij drugs terug te krijgen als die bijvoorbeeld niet is betaald. Vaak gaat dat buiten het publiek en de politie om. Als dit scenario voor deze zaak zou gelden, is de politie nu wel bij de ontvoering betrokken geraakt. Dat kan de zaak hebben verstoord. Uit de beschrijving van de ontvoerders blijkt dat twee van hen vermoedelijk van Zuid-Amerikaanse afkomst zijn. Ze spraken Engels. Ook dit zijn aanwijzingen voor het geschetste scenario.””
2.7.
Vervolgberichten op de ANP-feed luiden, voor zover relevant:
- -
16 september 2005, 12.49 uur:
“Bronnen binnen de politie, die niet met dit onderzoek zijn belast, vermoeden dat de omgeving of de familie van D betrokken is bij drugshandel. De kidnappers eisten 300 kilo cocaïne.”
- -
16 september 2005, 15.18 uur:
“Bronnen binnen de politie, die niet met dit onderzoek zijn belast, vermoeden dat de omgeving of de familie van D betrokken is bij drugshandel. De kidnappers eisten 300 kilo cocaïne.”
- -
16 september 2005, 16.37 uur:
“Diverse deskundigen binnen de politie stelden donderdag dat de ontvoering van D gezien de eis van 300 kilo cocaïne voor haar vrijlating bijna zeker te maken moet hebben met enige betrokkenheid van de familie bij drugshandel.
- -
16 september 2005, 17.22 uur:
“Diverse deskundigen binnen de politie stelden donderdag dat de ontvoering van D gezien de eis van 300 kilo cocaïne voor haar vrijlating bijna zeker te maken moet hebben met enige betrokkenheid van de familie bij drugshandel.”
2.8.
In zowel de papieren versie als op de website van De Telegraaf zijn op 15, 16 en 25 september 2005 berichten verschenen over de ontvoering van D waarin onder meer staat:
“De ontvoering van D moet gezien de eis van 300 kilo cocaïne voor haar vrijlating bijna wel zeker te maken hebben met enige betrokkenheid van de familie bij drugshandel.”
“Bronnen binnen de politie, die niet met dit onderzoek zijn belast, vermoeden dat de omgeving of de familie van D betrokken is bij drugshandel.”
“Diverse deskundigen binnen de politie stelden donderdag dat de ontvoering van D gezien de eis van 300 kilo cocaïne voor haar vrijlating bijna zeker te maken moet hebben met enige betrokkenheid van de familie bij drugshandel.”
2.9.
A heeft tegen de berichtgeving in De Telegraaf een klacht ingediend bij de Raad voor de Journalistiek. De Raad voor de Journalistiek heeft de klacht ten aanzien van de berichten van 15 september 2005 onder de kop “Drugshandel mogelijk achtergrond van ontvoering” en van 16 september 2005 onder de kop “Familie A geschokt door berichten” op de website van De Telegraaf gegrond verklaard.
2.10.
Op 16 september 2005 heeft de Politie Amsterdam-Amstelland een persbericht doen uitgaan onder de kop: “Politie en OM: geen aanwijzing drugshandel familie A”.
2.11.
Eveneens op 16 september 2005 heeft de familie A een persbericht doen uitgaan met als kop: “Familie A geschokt door speculaties”.
3. De vordering
3.1.
A vordert -kort gezegd- bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- A.
te verklaren voor recht dat ANP c.s., althans ANP en/of B en/of C, onrechtmatig hebben (heeft) gehandeld jegens A door plaatsing (publicatie) vanaf 15 september 2005 18.28 uur op de ANP-feed van het hiervoor onder de feiten geciteerde artikel van de hand van C en voorts de daarna geplaatste, op eerder genoemd artikel voortbouwende artikelen, en het op die ANP-feed geplaatst houden gedurende enkele maanden van dat artikel en die daarop voortbouwende artikelen;
- B.
ANP c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van EUR 100.000,= aan immateriële schadevergoeding, althans tot betaling van een zodanig bedrag als de rechtbank juist zal achten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- C.
ANP c.s. hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door A geleden en nog te lijden materiële schade vermeerderd met wettelijke rente, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat, waaronder de kosten van rechtsbijstand die A heeft moeten maken in verband met het opstellen, indienen en toelichten van zijn klachten tegen (de hoofdredacteur van) het dagblad De Telegraaf en de elektronische Telegraaf ten overstaan van de Raad voor de Journalistiek en waaronder voorts de kosten van het publieksonderzoeksrapport van het marktonderzoeksbureau Millward Brown;
- D.
ANP, op straffe van een dwangsom, te veroordelen tot het plaatsen van een rectificatie als omschreven in de dagvaarding;
- E.
ANP c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
A voert daartoe aan dat de berichtgeving op de ANP-feed jegens hem onrechtmatig is. In die berichtgeving worden A en zijn familie beschuldigd van betrokkenheid bij drugshandel; een zeer ernstige en beledigende beschuldiging. ANP baseert deze beschuldiging op bronnen binnen de politie, die niet bij het onderzoek naar de ontvoering van D waren betrokken en van wie ANP weigert, ondanks sommatie daartoe, de identiteit kenbaar te maken. Deze ernstige aantijging is slechts gebaseerd op de losgeldeis van 300 kilo cocaïne en is derhalve pure speculatie. De beschuldiging van betrokkenheid bij drugshandel is (feitelijk) ongegrond en doet afbreuk aan de eer en goede naam van A en/of zijn familie en maakt inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer. Daarbij komt dat bij zorgvuldige lezing van de citaten van de informanten blijkt dat de eerste informant er op wijst dat de eis niet logisch is, als het misdrijf niet te maken heeft met drugs. Daarmee zegt hij derhalve niet dat degenen die het slachtoffer zijn van het misdrijf zijn betrokken bij drugshandel. De tweede bron die wordt geciteerd oppert slechts de mogelijkheid dat A of zijn familie bij drugshandel zijn betrokken. In het bericht van de hand van C dat uiteindelijk op de ANP-feed is verschenen staat echter te lezen dat de ontvoering van D “bijna wel zeker” te maken moet hebben met enige betrokkenheid van de familie A bij drugshandel. Het is juist deze aantijging die praktisch alle media in hun berichtgeving hebben overgenomen van ANP. Deze zinsnede maakt dat de veronderstelde betrokkenheid nauwelijks meer als een vermoeden of een theorie kan worden opgevat, maar eerder moet worden beschouwd als een (zo goed als) vaststaand feit. Deze conclusie kan niet worden gebaseerd op de informatie van de informanten zoals geciteerd in het bericht van 15 september 2005. In het ANP-bericht wordt slechts één mogelijk scenario besproken: dat van betrokkenheid van A en/of zijn familie bij drugshandel. Een rechtvaardiging voor die beschuldiging kan niet zijn gelegen in enig maatschappelijk belang of het aan de kaak stellen van een maatschappelijke misstand en vindt geen, althans onvoldoende, steun in het beschikbare feitenmateriaal. De conclusie dient dan ook te zijn dat C niet de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht nu hij zijn artikel slechts heeft gebaseerd op twee anonieme bronnen die niet hetzelfde hebben verklaard. Bovendien sluit de conclusie die C in zijn artikel trekt niet aan op hetgeen de twee bronnen zouden hebben verklaard. De rol van ANP binnen het Nederlandse mediabestel brengt met zich dat van haar bij het onderzoek naar de feiten extra zorgvuldigheid verwacht mag worden. Zij is immers de leverancier van grondstoffen voor de overige media.
3.3.
Ook hebben ANP c.s. het beginsel van wederhoor geschonden. ANP c.s. hebben gesteld dat zij de woordvoerder van de familie A, F, meermalen telefonisch hebben benaderd, maar dat steeds de voicemail werd getroffen. Er zouden berichten zijn achtergelaten, waarop F niet zou hebben teruggebeld. Op de voicemail van F is niet ingesproken wat ANP c.s. van plan waren te gaan publiceren. Op de persconferentie van politie en justitie is F ook niet benaderd door journalisten van ANP. Het had voor ANP c.s. voor de hand gelegen de woordvoerder een fax- en/of e-mailbericht te sturen, met de tekst die zij voornemens waren te plaatsen. De omstandigheid dat A en/of zijn familie aankondigde geen contact met de pers te willen hebben, betekent niet dat hun daartoe speciaal aangewezen woordvoerder evenmin bereid was om contact met de pers te onderhouden. Door na te laten contact op te nemen met F hebben ANP c.s. onzorgvuldig gehandeld. Eén en ander geldt te meer daar het gaat om een ernstige beschuldiging afkomstig van anonieme bronnen waardoor verificatie van hetgeen deze bronnen zouden hebben verklaard bij voorbaat onmogelijk is.
3.4.
Voor deze onrechtmatige berichtgeving zijn zowel C, als auteur van het artikel van 15 september 2005 waarop vervolgens de berichtgeving van ANP daarna is gebaseerd, als B, als hoofdredacteur van ANP, verantwoordelijk. ANP is verantwoordelijk als werkgever/opdrachtgever van zowel C als B.
3.5.
Als gevolg van de onrechtmatige berichtgeving van ANP c.s. heeft A schade geleden in de vorm van reputatieschade. Dit wordt ook bevestigd door het in opdracht van A verrichte onderzoek door marktonderzoeksbureau Millward Brown, waarvan het rapport is overgelegd als productie 6 bij dagvaarding. De immateriële schade is vooral het gevolg van het feit dat bijna alle andere media gebruik maken van de ANP-feed voor hun berichtgeving en zulks in dit geval ook hebben gedaan. A acht voor de door hem geleden immateriële schade een bedrag van EUR 100.000,= op zijn plaats.
4. Het verweer
4.1.
ANP c.s. hebben de vordering gemotiveerd betwist.
5. De beoordeling
5.1.
Allereerst dient onderzocht te worden of A door het artikel van ANP c.s. in zijn eer en goede naam is aangetast. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, moet worden bezien of de aantasting ook onrechtmatig is. Bij die beoordeling staan in beginsel twee gelijkwaardige belangen tegenover elkaar; het belang van A niet lichtvaardig via de media beschuldigd of verdacht gemaakt te worden en het belang van ANP c.s. bij uitingsvrijheid. De juistheid van de berichtgeving alsmede de feitelijke onderbouwing en de inkleding daarvan vormen onder meer omstandigheden die in de afweging van de hiervoor genoemde belangen betrokken dienen te worden. Evenals de omstandigheid of al dan niet wederhoor is toegepast. Welke van deze belangen de doorslag geven, hangt af van de omstandigheden van het geval.
5.2.
Niet in geschil is dat A is aangetast in zijn eer en goede naam, zodat thans de vraag aan de orde komt of die aantasting ook onrechtmatig is.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval.
De bekendmaking door de politie van de losgeldeis van 300 kilo cocaïne vond plaats op een moment waarop er veel media-aandacht was voor de ontvoering. De vele vragen die deze losgeldeis bij de journalisten opriep werden op de dag van bekendmaking door de politie noch door de familie A beantwoord. Evenmin was bekend wanneer er meer duidelijkheid zou worden verschaft. Hoezeer er ook begrip kan worden opgebracht voor het feit dat en waarom er geen verdere mededelingen werden gedaan, evenzeer is begrijpelijk dat de onbeantwoorde vragen in de media tot speculaties omtrent de achtergrond van de losgeldeis hebben geleid. Die speculaties vallen in beginsel binnen de grenzen van de persvrijheid, al kan men over de wenselijkheid van dit soort berichtgeving (door A niet zonder reden aangeduid als “hijgerige journalistiek”) van mening verschillen. Daarom kan niet worden gezegd dat het zonder meer onrechtmatig is van ANP c.s. dat zij in de berichtgeving van 15 en 16 september 2005 zijn ingegaan op de achtergrond van de losgeldeis. Voor ANP c.s., als “feeder” van andere media, geldt geen andere, zwaardere maatstaf met betrekking tot de uitingsvrijheid dan voor de overige media. De wijze waarop de media de berichtgeving van ANP c.s. overnemen valt niet onder de verantwoordelijkheid van ANP, zodat diens berichten naar dezelfde normen moeten worden beoordeeld als de uitingen van de andere media die op de berichten van ANP zijn gegrond.
Bij de wijze waarop ANP c.s. in de berichten op de ANP-feed zijn ingegaan op de achtergrond van de losgeldeis zijn de grenzen van de zorgvuldigheid om de volgende redenen niet overschreden.
Vooropgesteld wordt dat de berichten van ANP op de ANP-feed bedoeld zijn voor en gelezen worden door de Nederlandse media. Daarom kan ervan worden uitgegaan dat de lezer van een bericht over een bepaald onderwerp, dit bericht leest in samenhang met de overige berichten op de ANP-feed over dat onderwerp. Dit brengt mee dat de berichten over de ontvoering van D in onderling verband en samenhang moeten worden beschouwd, waaronder de berichten van 15 en 16 september 2005.
Aldus blijkt dat volgens ANP bronnen binnen de politie die zich met de bestrijding van drugshandel bezighouden, van mening zijn dat de ontvoering van D gezien de aard van de losgeldeis bijna wel zeker te maken moet hebben met enige betrokkenheid van de familie bij drugshandel.
Anders dan A stelt houden de berichten niet in dat het een (zo goed als vaststaand) feit is dat de familie betrokken is bij drugshandel. De berichtgeving is voldoende genuanceerd om duidelijk te maken aan de lezer dat ANP de betrokkenheid van de familie bij drugshandel niet als feit, maar als speculatie presenteert. Er is dan ook geen sprake van een beschuldiging van de zijde van ANP c.s. jegens (de familie) A.
Aan te nemen valt dat er politiefunctionarissen zijn die zich met de bestrijding van drugshandel bezighouden en die de mening zijn toegedaan zoals in de berichten van de ANP-feed verwoord. Het ligt immers voor de hand dat ontvoeringen waarbij een losgeld in drugs wordt geëist, veelal in het circuit van de drugshandel plaatsvinden waarbij zowel de kring van daders als die van slachtoffers betrokken zijn bij die drugshandel. In de stellingen van A vindt de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om nadere bewijslevering daarvan nodig te achten. Het feit dat ANP c.s. de identiteit van de politiefunctionarissen niet hebben prijsgegeven is in dit verband dan ook niet relevant, evenmin als de stelling van A dat de genoemde bronnen niet bevoegd waren om aan de pers mededelingen te doen.
Gelet op de grote mediabelangstelling voor de ontvoering is het niet onzorgvuldig van ANP c.s. dat er geen andere bronnen zijn geraadpleegd alvorens tot het plaatsen op de ANP-feed over te gaan. Er was immers een duidelijke actualiteitswaarde die spoedige plaatsing rechtvaardigde. Voorts kan uit het over en weer gestelde worden afgeleid dat F als woordvoerder van de familie A de bewuste middag slecht telefonisch bereikbaar was. Onder die omstandigheid kan niet worden geoordeeld dat ANP c.s. in onvoldoende mate uitvoering hebben gegeven aan het beginsel van hoor en wederhoor.
Kort na het plaatsen van de gewraakte berichten en het vervolgens uitbrengen van persberichten door de politie en de familie A, waarin de betrokkenheid van de familie A bij drugshandel is ontkend –dit was in de middag van 16 september 2005– heeft ANP daar diezelfde middag op haar feed bekendheid aan gegeven.
In het licht van al deze omstandigheden dient het belang van ANP c.s. bij uitingsvrijheid in dit geval zwaarder te wegen dan het belang van A bij bescherming van zijn eer en goede naam.
5.4.
Het voorgaande brengt met zich dat de vorderingen van A zullen worden afgewezen, waarbij A als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten zal worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ANP c.s. worden begroot op:
- -
vast recht 2.200,00
- -
salaris procureur 2.842,00 (2,0 punten × tarief EUR 1.421,00)
Totaal EUR 5.042,00
5.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan het verzoek aan de zijde van ANP c.s. zoals geformuleerd in punt 20 van de comparitieaantekeningen van mr. Volgenant, buiten beschouwing blijven. Hetgeen verder nog naar voren is gebracht kan eveneens als reeds in het voorgaande behandeld dan wel niet terzake dienend buiten beschouwing blijven.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt A in de proceskosten, aan de zijde van ANP c.s. tot op heden begroot op EUR 5.042,00,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Hees en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2006.?