NJB 2014/1845:Ontbindingsbeschikking. Onherroepelijke rechterlijke uitspraak. In 2009 komen werkgever en werknemer overeen dat het dienstverband wordt beëindigd op 1 april 2010 en dat de werkgever een vergoeding van € 65.952 betaalt. Op 31 augustus 2009 ontbindt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst per 1 april 2010 en kent hij het overeengekomen bedrag als vergoeding toe. Op 30 december 2009 overlijdt de werknemer. Het hof beslist dat de erfgenamen geen recht hebben op de vergoeding. HR: Indien het hof heeft geoordeeld dat een ontbindingsvergoeding slechts verschuldigd is indien de arbeidsovereenkomst op de ontbindingsdatum nog bestaat, heeft het blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Als het hof zijn beslissing heeft gebaseerd op zijn uitleg van de ontbindingsbeschikking, heeft het miskend dat een dergelijke uitleg alleen gerechtvaardigd is indien in de ontbindingsbeschikking is bepaald dat de vergoeding slechts verschuldigd zal zijn indien de arbeidsovereenkomst op de ontbindingsdatum nog bestaat, dan wel indien die beschikking in die zin moet worden begrepen omdat in de daaraan ten grondslag liggende beëindigingsovereenkomst een voorwaarde van die strekking is opgenomen