Hof 's-Hertogenbosch, 20-01-2021, nr. 20-002267-17
ECLI:NL:GHSHE:2021:171
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
20-01-2021
- Zaaknummer
20-002267-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2021:171, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 20‑01‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:397
Uitspraak 20‑01‑2021
Inhoudsindicatie
gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep
Partij(en)
Parketnummer : 20-002267-17
Uitspraak : 20 januari 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 juli 2017 in de strafzaak met parketnummer 02-800038-17 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1980,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in P.I. Achterhoek, locatie Ooyerhoek, te Zutphen.
Hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben op 18 respectievelijk 17 juli 2017 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Het hof heeft ook kennisgenomen van het herstelvonnis van 24 juli 2017 in deze strafzaak. Daarin is door de rechtbank vermeld dat in het dictum na het kopje “Voorvragen” en voor het kopje “Bewezenverklaring” de volgende passage wordt toegevoegd:
“Vrijspraak”
-spreekt verdachte vrij van feit 1 primair;
Het hof is van oordeel, dat deze toevoeging reeds voortvloeide uit hetgeen op pag. 8 van 12 van het vonnis was opgenomen te weten, dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging doodslag, zulks in combinatie met de op pag. 9 van 12 opgenomen bewezenverklaring en de beslissingen als vermeld op pag. 11 van 12 van het vonnis.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft:
primair bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken;
subsidiair bepleit dat de verdachte worden vrijgesproken ten aanzien van het hem onder 1 en 3 tenlastegelegde;
meer subsidiair bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken ten aanzien van het hem onder 1 primair en subsidiair en onder 3 tenlastegelegde;
uiterst subsidiair bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken ten aanzien van het hem onder 1 primair en onder 3 tenlastegelegde;
bepleit dat de redelijke termijn in hoger beroep is geschonden.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na nadere omschrijving van de tenlastelegging ex artikel 314a van het wetboek van Strafvordering in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1.hij op 7 januari 2017, althans op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot 14 januari 2017 te Tilburg, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] , (meerdere malen) met kracht en/of met geschoeide voet tegen het borstbeen, althans de borst/het lichaam, heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van de voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 7 januari 2017, althans op een tijdstip in of omstreeks de periode van omstreeks 1 januari 2017 tot 10 januari 2017 te Tilburg, althans in Nederland, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken borstbeen, heeft toegebracht door haar (meerdere malen) met kracht tegen de borst te trappen/schoppen/slaan/duwen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 7 januari 2017, althans op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot 14 januari 2017 te Tilburg, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen hij, verdachte, die [slachtoffer 1] (meerdere malen) met kracht en/of met geschoeide voet tegen het borstbeen, althans de borst/het lichaam heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2016 tot en met 14 januari 2017 te Tilburg, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar (telkens) (meerdere malen) met kracht tegen het gezicht en/of het hoofd en/of armen, althans het lichaam, te slaan/stoten/stompen/schoppen/trappen, waardoor zij pijn en/of letsel heeft ondervonden;
3.hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met oktober 2016 te Tilburg en/of Breda, althans in Nederland, en/of Egypte [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar (telkens) (meerdere malen) met kracht tegen het gezicht en/of het hoofd en/of armen, althans het lichaam te slaan/stoten/stompen/schoppen/trappen, waardoor zij pijn en/of letsel heeft ondervonden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair.hij op 7 januari 2017 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] , met kracht en met geschoeide voet tegen het borstbeen, althans de borst, heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van de voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 december 2016 tot en met 10 januari 2017 te Tilburg, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar (telkens) (meerdere malen) met kracht tegen het gezicht en/of het hoofd en/of armen, te slaan/stoten/stompen/schoppen, waardoor zij pijn en/of letsel heeft ondervonden;
3.hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 maart 2016 tot en met oktober 2016 te Tilburg en/of Breda, en/of Egypte [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar (telkens) (meerdere malen) met kracht tegen het gezicht en/of het hoofd en/of armen, te slaan/stoten/stompen, waardoor zij pijn en/of letsel heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, Districtsrecherche Hart van Brabant, Onderzoek Ladonas, proces-verbaalnummer ZB4R017007, afgesloten d.d. 8 maart 2017 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 226), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.
Feiten 1 en 2
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2017 (pg. 144-145), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 26 januari 2017 kwam ik bij de woning van [slachtoffer 1] . (…) [slachtoffer 1] zei dat ze aangifte wilde doen. Zij heeft zelf de tekst van de aangifte opgeschreven. Zij gaf aan dat het schoppen waardoor haar borstbeen gebroken was op 7 januari 2017 had plaatsgevonden.
2.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 28 januari 2017 (pg. 146-147), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] , geboren [geboortedag 2] 2017:
Plaats delict: [adres]
Pleegdatum/tijd : Tussen 1 januari 2017 te 00:00 uur en zaterdag 14 januari 2017 te 02:30 uur.
De eerste date met [verdachte] ( het hof begrijpt: verdachte [verdachte] ) was super. Voelde me goed en dacht dit is het. Naarmate ik langer met [verdachte] was merkte ik dat hij begon te veranderen. Op een gegeven moment ging het mis. [verdachte] ziet mannen als een soort van bedreiging. Op een gegeven moment zag hij een hartje op mijn mobiel van een goede vriend, al 30 jaar. Toen flipte [verdachte] de pan uit. Toen sloeg [verdachte] mij een paar keer met een platte hand op mijn gezicht en schopte mij op mijn borst. Dat uitte zich in een gebroken borstbeen.
Aan niemand werd het recht of toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
3.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof d.d. 2 juli 2018, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik weet dat het vandaag gaat over mijn relatie met [verdachte] in de maanden december 2016 en januari 2017. Ik heb destijds tegen hem aangifte gedaan. Het is 100% zeker gebeurd dat hij mij tegen mijn borstkas heeft getrapt. Op de dag dat [verdachte] mijn borstbeen heeft gebroken is het volgende gebeurd. Ik zat op een houten keukentafel in de woonwagen van [verdachte] (het hof begrijpt: aan de [adres] ). [verdachte] zag een berichtje. Hij was een jaloerse man. Ik probeerde het uit te leggen, maar hij luisterde daar niet naar en pakte mijn mobiel af. Hij sloeg daarmee op mijn voorhoofd, net naast mijn slaap, aan de zijkant dus. Ik kreeg meteen een ei op die plaats.
Ik wilde mijn mobiel terug hebben, maar [verdachte] wilde die niet geven. Hij duwde me in een hoek van de keuken, links naast de deur naar buiten. Ik viel op een klein kartonnen doosje, waarin wat rommel zat. Dat deed geen pijn. Vervolgens schopte hij mij op mijn borst met zijn maat 44/45. Volgens mij droeg hij toen sportschoenen. Het was een harde trap. Ik ging toen out en heb geijld en gekwijld.
U houdt mij voor dat [verdachte] wordt verweten dat hij mij tijdens onze relatie vaker heeft mishandeld door mij tegen mijn gezicht, mijn hoofd, mijn armen te slaan/stoten/stompen/schoppen/trappen. Dat klopt, dat is allemaal gebeurd. Het geweld dat [verdachte] tegen mij gebruikte bestond voornamelijk uit het slaan met zijn handen. Hij schopte ook weleens als ik op de grond lag.
4.
Een geschrift, betreffende een radiologiebericht van mw. drs. S.J. Veer (radioloog) met betrekking tot mevr. [slachtoffer 1] , geboren 24-10-1977 te Gorinchem, d.d. 17 januari 2017 (pg. 159), voor zover inhoudende:
Indicatie/vraagstelling: pt heeft een trap op het sternum gekregen, nu veel pijn op sternum en bij inademen.
Verslag:
Thorax, 2 richtingen en laterale sternum opname.
Niet gedisloceerde fractuur van het distale deel van het manubrium sternum.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2017 (pg. 58-60), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 14 januari 2017 omstreeks 02:00 uur kregen wij het verzoek om de betrokkene [slachtoffer 1] op te vangen na de aanhouding van haar vriend door het AT. Haar vriend betreft [verdachte] , wonende op het kamp aan de [adres] . Ter plaatse vertelde ik, [verbalisant 2] , [slachtoffer 1] dat zij met ons mee naar het bureau moest rijden. Wij zagen dat haar gezicht van pijn vertrok en dat zij een kreet van pijn uitbracht toen zij het trapje van de woonwagen afliep. Wij zagen dat zij rechts aan haar kaak een schaafwondje had van ongeveer twee centimeter lang. Wij zagen dat er een grote inmiddels geel-groene kneuzing van ongeveer 8 centimeter aan de linkerzijkant van haar gezicht zat, naast haar linkeroog. Wij zagen dat er een rood bloeduitstortinkje zich onder haar linkeroog bevond. Wij hoorden dat zij het steeds van de pijn uitschreeuwde als zij haar bovenlichaam moest bewegen. Toen wij [slachtoffer 1] vroegen waar zij pijn had, vertelde zij dat zij last van haar borstbeen had.
Betrokkene: [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1977 te Gorinchem.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2017 (pg. 69), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 9 januari 2017 kreeg ik de melding om te gaan naar de Rijksweg A2. Ik hoorde dat daar een voertuig stond waar mogelijk een persoon onwel in zou zijn. Ter plaatse zag ik genoemd voertuig staan. Ik zag dat er een vrouw achter het stuur zat. Ik vroeg de vrouw hoe het met haar ging. Ik hoorde dat zij duizelig was en kort buiten bewustzijn was geweest. Ik vroeg de vrouw hoe dat is gebeurd. Ik hoorde de vrouw het volgende verklaren: “Ik ben een aantal dagen geleden mishandeld. Ik heb hier nog steeds last van en ben al bij de spoedeisende hulp geweest.” Ik vroeg de vrouw hoe dat gekomen was. Zij gaf aan dat het door haar ex gebeurd was. Ik zag de volgende verwondingen bij de vrouw:
- linkerslaap blauw van kleur;
- blauwe plek op haar rechterarm.
De vrouw gaf wel aan dat zij geslagen was op haar hoofd. Zij zei dat het inderdaad op haar slaap was gebeurd welke blauw was. Verder zou ze geschopt zijn op haar borst. Zij gaf aan dat dit nog steeds pijn deed en hier mogelijk onwel van geworden was. Zij gaf aan dat zij heel suf is en dat normaal niet is.
Betrokkene: [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1977 te Gorinchem.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen over tapgesprekken d.d. 7 maart 2017, met als bijlagen de uitgewerkte tapgesprekken (pg. 70-109), voor zover inhoudende:
(pag 77)
Datum 14-01-2017
(pg. 78)
[slachtoffer 1] (sh) bum nnm7707 (wordt uiteindelijk door [slachtoffer 1] [naam 1] genoemd)
R: Het is helemaal uit de hand gelopen.
Nnm: heeft ie je geslagen.
R: Ja.
(…)
R: Maar ja hij heeft natuurlijk wel eens losse handjes.
(pg. 79)
Nnm: Want wie weet waarvoor jij nu behoed bent weet je dat.
R: Ja dat weet ik ook want ik dacht ook dit wordt mijn dood, dat voelde ik ook. Ik dacht ook dit moet nog één klap zijn en dan ben ik dood.
Nnm: En had ie je al geslagen daarvoor?
R: Ja.
R: ik heb waarschijnlijk een gebroken borstkas.
(…)R: Ja dus…heb ik ook een blauw oog.
Nnm: Had ie ook geslagen… in je gezicht.
R: Ja.
(pg. 80)
R: Dan weer een klap op mijn gezicht. Dan weer dit op een dag. Het is iedere keer wat weet je wel. Als ik dan met iemand sta te praten dan bam in mijn gezicht.R: Ja en dan tand door je lip en dan weer dat en dan weer zus.
(pg. 81)
Nnm: Je gaat niet…weet je… gewoon de waarheid vanaf dag één dat je hem hebt leren kennen.
R: Dat is vier keer gebeurd.
Nnm: Dat ie je al vier keer geslagen heeft. En dat je inderdaad al bang was.
R: Huhum.
(pg. 82)
Datum 14-01-2017
(pg. 83) [slachtoffer 1] (sh) wgd NNV 9157
NN: Je bent knettertje gek dat je naar zo’n mongool, schat, ik heb je toch zien liggen man.
R: Hoe bedoel je?
NN: Op dat bed, bont en blauw. Je kon niet meer lopen bijna, je hele borst was dik. Ik heb je nog aan de telefoon gehad toen je bij de huisarts zat. Op de eerste hulp. Kom op zie je dat ik dat bij jou, draai het nou eens om.
R: Dat weet ik ook.
NN: Nee hoor, nee hij.
R: Dat hoeft niemand te weten.
NN: Hij trapte me twee keer vol gas, ik had bijna dood kunnen zijn maar nee hij is zo lief, ahh, nee nee, ja ik ben gewoon verliefd. Deze gozer is knettertje gek, waarom staan ze met het arrestatieteam voor zijn deur?R: Ja ben ik ook mee eens.
(pg. 84)
[slachtoffer 1] zegt niet meer naar [verdachte] terug te willen.
(…)
NNV wil niet meer met [slachtoffer 1] omgaan als zij terug gaat naar [verdachte] .
(pg. 85)NN: Stel dat jij in een afkickkliniek zit en ik bij jou kom, op bezoek, helemaal moeilijk lopen, niet meer kunnen ademen van de klappen. Pruik afgetrokken, blauwe ogen, dikke lip en dat ik je voordoe dat ik in elkaar ben getrapt en hoe agressief en dat ie dat al 4 dagen achter elkaar heeft gedaan. Je hebt het me namelijk allemaal verteld.
(pg. 86)
Datum 14-01-2017
(pg. 87)
[slachtoffer 1] (nwg) wgd [voornaam]
R: [slachtoffer 1] .
(…)C: Je vertelt hier zelf nog op mijn bed, toen hier in de kliniek, het was bijna mijn dood, ik kreeg geen lucht meer ik heb me nog voor dood gehouden, vertel je me nog.
R: Ja maar dat heb je toch niet tegen hun gezegd lijkt mij.
C: Nee maar tegen mij wel.
(pg. 99)
Datum 16-01-2017
(pg. 100)
[slachtoffer 1] (sh) wgd nnv9157
Nnv: Nou hij heeft je toch al een paar keer bijna dood getrapt.
R: Ja nou bijna dood getrapt, hij…
Nnv: Het is met een engeltje op je schouder dat je het steeds hebt overleefd denk ik.
R: Nou een zo een ding op je borst, ik weet niet of dat kwaad kan, ik denk het wel. In ieder geval heftig maar ja, weet je, het is niet anders. Maar ik denk wel dat hij tot dingen in staat is ja.
(pg. 101)
Datum 17-01-2017
(pg. 102)
[slachtoffer 1] (sh) wgd NNM7707
[slachtoffer 1] noemt NNM [naam 1] .
R: En met [verdachte] ook, ik ben de tering in geslagen, op het Hollands gezegd.J: Ja het is echt verschrikkelijk gewoon.
R: Ik kan nu niet werken, ik zou geen dienblad kunnen pakken. Zoveel pijn heb ik nou. Ik kan niet eens hoesten.
[slachtoffer 1] zegt dat ze gereserveerd moet zijn en niet zo kan bewegen omdat ze pijn heeft.
(pg. 104)
Datum 17-01-2017
(pg. 105)
[slachtoffer 1] SH 6695 bun NNvrouw 3375
[slachtoffer 1] zegt dat ze naar het ziekenhuis moet, omdat ze waarschijnlijk haar borstkas gebroken heeft. Ze kan helemaal niks, niet eens een dienblad tillen. [slachtoffer 1] zegt dat ze heel veel pijn heeft en als ze op haar rug ligt het vreselijk pijn doet en niet kan hoesten.
(…)[slachtoffer 1] zegt dat ze tanden door haar lippen heeft gehad, blauwe ogen, een ei op haar hoofd die boven haar haren uitkwam voor die mobiel.
(…)[slachtoffer 1] zei dat er een keer iemand was om te schilderen. Zij zat op haar mobiel maar ze haalde hem weg. Ze haalde niks weg, hij kwam naar haar toe. Ze kreeg een klap en ze lag op de grond.
(…)
[slachtoffer 1] zei toen ik die trap kreeg op mijn borst werd ik gewoon bijna onwel, ik ging wartaal praten. Ik ging toen wartaal praten en hij lachte dan omdat ik grappige dingen zei. De dag daarna deed hij het weer, had ik een bult op me hoofd, tand door me lip, blauw en lag ze op bed. Toen had ze die domme mobiel weer, vertrouwde hij het weer niet, en sloeg hij haar gewoon weer. [slachtoffer 1] zegt dat het wel 4 of 5 keer is gebeurd in een maand tijd. [slachtoffer 1] zei dat het bijna elke dag begon, de eerste 3 weken niet natuurlijk.
(…)
[slachtoffer 1] zei dat doordat ze die borstkas al had en dat was al meer dan een week geleden, dat dat gebeurd was. Maar doordat ze vrijdag weer een paar tetsen op haar gezicht kreeg. Normaal let je op doordat je pijn hebt maar door je houding doordat hij je slaat deed het alleen maar nog meer pijn.
(pg. 107)[slachtoffer 1] vindt dat ze niet gegijzeld werd, maar ik was wel mishandeld.
[slachtoffer 1] zegt dat ze laatst uitgingen en het was gezellig. Staan we in een tent zegt hij dat zij naar die Marokkaan stond te kijken. Zij zei dan dat ze die hele gast niet gezien had. Hij zei dan wacht maar tot in de auto. Dan gaf hij weer een klap en duwde me de auto uit.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen tapgesprekken d.d. 28 januari 2017 met als bijlagen de uitgewerkte tapgesprekken (pg. 110-126), voor zover inhoudende:
(p. 111)
17 januari 2017 14.23.48 uur
Gesprek tussen [slachtoffer 1] en NN-vrouw Zie TA1, sessie 189
(pg. 118 (melding sessienr. 189) en 119)
[slachtoffer 1] (sh) bum NNV 6380
Ik weet het niet zegt NNV, ik denk dat de politie hem in de gaten houdt.
Maar hij staat er dus om bekend dat hij vrouwen slaat vraagt NNV.
R: Ik geef jou ook heel toe, dat is ook gebeurd, maar niemand hoeft dat te weten, snap je?
NNV: Waar heeft ie je geslagen dan?
R: Ja, ja o o o overal.
(…)
NNV zegt niks tegen [naam 2] te zeggen maar [slachtoffer 1] moet haar beloven dat ze niet meer naar hem terug gaat.
[slachtoffer 1] zegt dat niet te doen, want ze wil niet dood.
R: Hij is niet bang om te slaan. Hij slaat je zo waar mensen bij zijn, dat heeft ie allang gedaan bij mij dus.
NNV: Ja? Waar mensen bij waren? Wie wie?
R: Ja die ken jij niet, vrienden van hem.
NNV: Waar sloeg ie je dan als hun er bij waren.
R: Op welke plek?NNV: Ja.
R: Hoofd.
NNV: Hoofd?
R: Ja in mn gezicht.
(pg. 121)
Datum 17-01-2017 sessienr. 201
(pg. 122)
[slachtoffer 1] (sh) wgd [naam 1] (nwg)
J: Ja heeft hij jou een stomp gegeven op je borstkas.
R: Nee een schop.
J: Maar die moet wel zo hard geweest zijn.
R: Ja dat zei ze ook. Ze zegt… ik heb het eerlijk verteld en toen zei ze dat moet zo har geweest zijn want dit breek je nooit zomaar zegt ze.
(…)
R: Ik kan gewoon 12 weken misschien niet werken zo veel pijn heb ik. Ik wist dat ik hard was maar dit is niet te harden. Ze zegt doe je schouders eens naar achteren. Ik zeg dat gaat niet ik zeg ging door de grond. Kon gewoon mijn schouders, mijn armen niet naar achteren doen.(…)R: Dus ja toch een breuk en ze mag het normaal niet zeggen maar ze zegt we hebben het er maar even wel gelijk over, maar het is echt zo hard getrapt zegt ze dit breek je nooit zomaar zegt ze.
J: Nee man, dit is zo’n harde trap geweest. Was het binnen of buiten.
R: Hoe bedoel je. Binnen in huis gewoon.
J: Ja, in huis was dat.
R: Met schoenen aan ja…ja…ik vind het heel erg.
(…)J: Maar maar hij gaf jou die trap en hoe deed hij dat dan.
R: Nou toen ik die trap kreeg ben ik bijna out gegaan, omdat ik niet goed werd. En toen, toen zei ik dit is de ergste pijn wat ik ooit in mijn leven nu gehad heb, ik zeg dit kan niet. Dus ik ging…(ntv) al een beetje praten, en toen gooide hij water in mijn gezicht. Toen zei ik als je me hier nou nog een keer schopt ben ik dood. Ik zeg zoveel pijn kan in niet handelen. En toen uuh en toen kwam ik en toen werd ik weer een beetje bij kennis. Ik kreeg het benauwd…
(…)R: Ja omdat ik natuurlijk helemaal uuuhhh, natuurlijk een beetje buiten westen ging bijna. Maar door die pijn, door die pijn ben ik gewoon bijna knock-out gegaan.
(…)J: Welk stuk is gebroken.
R: Ja zal maar zeggen het middelste.
J: Ja daar je borstbeen.
R: Ja precies mijn borstbeen, precies middenin.
J: Dat breek je echt niet zomaar.
R: Nee, kijk zegt ze dat doe je nog geen beest aan. Dus ze zegt wat is dit vreselijk wat heb jij een harde klap gehad. Ze zegt heel eerlijk, dit breek je echt niet zomaar. Daarom snap ik dat je zo’n pijn hebt zegt ze. Ik ging door de grond, want ik moet mijn armen omhoog doen naar achteren doen. Ik zeg ik kan het niet ik kan het niet. Inademen. Maar ik loop er al vanaf 7 januari mee. Dit is 7 januari gebeurd.
(pag 123)
R: ja, een breuk he in mijn borstkas. Schrok er ook van dat ze dat niet zo vaak meemaken op die plek weet je wel. Die plek is gewoon iets wat je niet snel breekt. Dat gebeurt gewoon niet zo snel.R: Ja…maar gelukkig ben ik er nog. Toen ik natuurlijk vrij…zaterdag die klap ook kreeg. Ik kreeg vrijdag die klap natuurlijk weer en toen forceerde ik weer die plek, want iedere keer loop ik gereserveerd van de pijn, maar doordat je dan weer wat krijgt en een knal dan krijg je alleen maar nog meer pijn. Je gaat je forceren weet je wel.
R: Ze zei wel dit had je nooit zo lang moeten doorlopen, want het kan dus een beschadiging zijn aan je hart. Alles wat er inwendig achter je borstbeen zit, had je nooit zo moeten doen.
(…)
R: Ja dat had je nooit moeten doen zei ze. Ze zegt het is heel fout, je had gewoon gelijk moeten komen.
(pg. 123)Datum 17-01-2017 sessienr. 207
[slachtoffer 1] (sh) wgd [naam 3] (ng)
[slachtoffer 1] zegt dat haar borstkas toch gebroken is.
Degene die de foto heeft gemaakt zei dat het een hele rare plek was.
[slachtoffer 1] heeft diclofenac en zegt dat het wel 12 weken kan duren.
Er was in het ziekenhuis gevraagd waarom ze niet eerder geweest is.
(pg. 124)
Datum 17-01-2017 sessienr. 212
(pg. 125)
[slachtoffer 1] (sh) bum NNV 9220
R: Moet je nagaan hoe hard ie geschopt heb
NNV: Ja, dan hebt ie heel hard geschopt.
R: He, dan heb je hard geschopt hoor, je breekt niet zomaar iets.
(pg. 125)
Datum 18-01-2017 sessienr. 291
(pg. 126)[slachtoffer 1] wgd nnv3375
nnv zegt dat ze het idee heeft dat [slachtoffer 1] niet beseft dat ze dood had kunnen zijn.
[slachtoffer 1] zegt dat ze in het ziekenhuis hadden gezegd dat de breuk iets had kunnen doorboren.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2017 (pg. 128-129), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
AanleidingOp 13 januari 2017 werd door [zus slachtoffer 1] de melding gemaakt dat haar zus [slachtoffer 1] door [verdachte] mishandeld zou worden. Meldster had van haar neef gehoord dat hij [slachtoffer 1] eerder die week had gezien en dat hij toen zag dat [slachtoffer 1] een bult op haar hoofd had en haast niet kon lopen. Uit onderzoek bleek dat de neef dhr. [getuige 1] betrof. Dhr. [getuige 1] is in de nacht van 13 januari 2017 op 14 januari 2017 door de politie benaderd in verband met de melding.
Telefoongesprek d.d. 14 januari 2017
Op 14 januari nam ik, verbalisant, telefonisch contact op met dhr. [getuige 1] . Dhr. [getuige 1] zei dat hij aan mijn collega had aangegeven, dat hij over [slachtoffer 1] alleen contact had gehad met de zus van [slachtoffer 1] . Hij had aan de zus van [slachtoffer 1] doorgegeven dat [slachtoffer 1] een aantal blauwe plekken had.
Telefoongesprek d.d. 15 januari 2017
Op 15 januari 2017 werd ik, verbalisant, gebeld door dhr. [getuige 1] . Ik hoorde dhr. [getuige 1] zeggen dat [slachtoffer 1] hem verteld had dat ze blauwe plekken had en dat die blauwe plekken ‘door hem’ gekomen zouden zijn. Verder zei dhr. [getuige 1] dat hij bij [slachtoffer 1] een blauwe plek op haar dij gezien had. [slachtoffer 1] had hem deze blauwe plek op 9 januari 2017 laten zien. [slachtoffer 1] had daarbij verteld dat die blauwe plek ook ‘door hem’ zou komen.
10.
Het proces-verbaal van bevindingen gesprek getuige J. [getuige 2] d.d. 19 januari 2017 (pg. 135-136), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op 19 januari 2017 had ik telefonisch contact met getuige [getuige 2] . Getuige verklaarde als volgt. “Ik ken [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft mij ongeveer twee weken geleden in vertrouwen verteld dat ze een klap had gekregen van haar vriend. Hij komt uit Tilburg. Ik weet dat [slachtoffer 1] die gozer nog maar 5 à 6 weken kent. (…) [slachtoffer 1] heeft mij verteld dat haar borstbeen gebroken is. In het ziekenhuis hadden ze tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zo’n dergelijke breuk in het borstbeen alleen kan ontstaan door grof geweld van buitenaf. [slachtoffer 1] heeft tegen mij verteld dat ze deze breuk heeft opgelopen nadat ze door haar vriend uit Tilburg met grote kracht tegen haar borst geschopt is. Wanneer dit is gebeurd weet ik niet precies. Nu ik er trouwens over nadenk, denk ik dat het rond 7 januari 2017 is geweest. Ze is toen met de pijn aan haar borstbeen rond blijven lopen en de pijn is hierna alleen maar verergerd. Ik heb dit alles van [slachtoffer 1] zelf gehoord.”
11.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2017 (pg. 131-133), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Door mij, verbalisant, werd op 16 januari 2017 een getuigenverklaring opgenomen van een persoon die opgaf te zijn genaamd [getuige 3] . Nadat de getuigenverklaring zo goed als getypt en besproken was, kreeg [getuige 3] kennelijk ineens zijn bedenkingen en wilde hij niet dat zijn verklaring gebruikt zou worden. [getuige 3] verklaarde bang te zijn. Ik deelde [getuige 3] mede dat ik snap dat hij bang is, maar dat hijzelf met de politie contact heeft opgenomen en dat hij akkoord was met het opnemen van een getuigenverklaring. Verder deelde ik [getuige 3] mede dat hetgeen ik van hem te horen had gekregen dien te verwoorden in een proces-verbaal van bevindingen.
Met betrekking tot de op 16 januari 2017 telefonisch opgenomen verklaring werd door [getuige 3] het navolgende verklaard:
“Ik ben [getuige 3] , de oudste zoon van [slachtoffer 1] . Zij is mijn moeder. Ik heb de politie benaderd nadat ik te horen had gekregen dat mijn moeder mishandeld was afgelopen weekend. Ik wil u het een en ander vertellen over mijn moeder en over de huidige relatie die zij heeft met [verdachte] . (…) Iedereen is hevig geschrokken van het verhaal dat mijn moeder is mishandeld door [verdachte] . Ik heb het gevoel dat zij heel erg bang is van hem. (…) Mijn moeder heeft mij verteld dat [verdachte] jaloers is. Dat heeft ze mij een paar weken geleden verteld.
Ik heb uit diverse bronnen vernomen dat mijn moeder is mishandeld door [verdachte] . Deze bronnen hebben ook het letsel gezien bij mijn moeder. Ik begreep dat zij last had van haar borstkas en dat ze bij haar oog letsel had en dat ze heel moeilijk liep.
Afgelopen zaterdag 14 januari 2017 heb ik mijn moeder gezien en gesproken. Dit was in Zeist bij de Vodafone winkel. (…) Toen ik haar in Zeist ontmoette bij de Vodafone winkel, zag en hoorde ik dat ze aan het bellen was. Ik stond met mijn auto voor de winkel en zij stond buiten de winkel. Ik vroeg haar om in te stappen, waarna ze instapte. (…) Ik heb haar toen naar haar auto gebracht. Ik merkte (hof: dat zij) bij het uitstappen zichtbaar pijn had.
12.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 8 oktober 2020, voor zover inhoudende als verklaring van prof. dr. L.P.H. Leenen:
Dat de medische stukken passen op hetgeen mevrouw [slachtoffer 1] melding heeft gemaakt.
Dat het zo is dat in dit geval het bovenste deel van het sternum, het manubrium, is gefractureerd. Daar is een behoorlijke geweldsinwerking voor nodig om daar een fractuur te krijgen. Direct daarachter liggen vitale structuren, zoals de luchtpijp, een dwarsoverstekende grote ader en het hart die door de geweldsinwerking in gevaar kunnen komen.
Het betekent dat dat het een vrij forse geweldsinwerking moet zijn geweest.
Wij houden rekening met het ergste en daar richten wij onze behandeling op. Met het ergste bedoel ik bijkomende schade, ribafwijkingen of schade aan de grote aderen waarmee er dus verdere gevolgen kunnen zijn, uiteindelijk de dood tot gevolg hebbend. De dood is een van de mogelijke gevolgen van het secundaire letsel.
De fractuur op zich bergt in zich het risico van secundaire gevolgen, als een longontsteking ten gevolge van pijn.
Ik deel de conclusie dat sprake is geweest van een hoog energetische geweldsinwerking, in die zin dat de geweldsinwerking ook afhankelijk is van het oppervlak van de geweldsinwerking. Als je een puntkracht hebt komt alle kracht op dat ene punt terecht.
Ik deel de conclusie in het rapport van 16 januari 2020, pag. 6 van 7, laatste alinea
(het hof begrijpt: Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 16 januari 2020, zaaknummer 2017.04.03.027, opgemaakt door de NFI-deskundige B.F.L. Oude Grotebevelsborg (forensisch arts KNMG) hieronder opgenomen onder de bewijsmiddelen).
Er was sprake van de eigenschappen van een jong buigzaam bot. Dat wil zeggen indien er desondanks sprake is van een fractuur, er sprake moet zijn geweest van een vrij hoge geweldsinwerking. De vorm die je op de röntgenfoto ziet is die van een greenstickachtige fractuur, wat wijst op een hoge plasticiteit van het bot. Als je dat bot wil fractureren, dan is er een hoge geweldsinwerking nodig.
13.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 4 juni 2019 2020, zaaknummer 2017.04.03.027, opgemaakt door de NFI-deskundige B.F.L. Oude Grotebevelsborg (forensisch arts KNMG), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:
Een geïsoleerde sternumfractuur is een toestand waarbij behalve een sternumfractuur, oftewel een breuk van het borstbeen, géén andere letsels aanwezig zijn.(…)
Zowel bij een geïsoleerde breuk als bij een breuk in combinatie met andere letsels kunnen potentieel dodelijke complicaties optreden.
(…)Het standaard protocol bij een sternumfractuur door stomp botsend geweld op het borstbeen bestaat volgens prof. dr. L.P.H. Leenen uit monitoring van het hartritme gedurende 24 uur, echografisch onderzoek van het hart ter beoordeling van mogelijk opgetreden stoornissen in de bewegingen van de wand van het hart en klinisch chemisch laboratoriumonderzoek van het bloed op de aanwezigheid van troponine (specifieke ‘merkstof’ in het bloed voor de aanwezigheid van hartspierschade). Indien er geen verplaatsing is van breukdelen, er zich geen complicaties voordoen en er geen afwijkingen zijn bij aanvullend medisch onderzoek is verder medisch ingrijpen niet noodzakelijk.
(…)
In onderhavig geval was er een breuk van het borstbeen, hetgeen zondermeer wijst op een hevige geweldsinwerking die groter was dan het vermogen van het borstbeen om energie te absorberen. Zoals in mijn eerdere rapport aangegeven kan een hevige botsende geweldsinwerking op de borst leiden tot potentieel levensbedreigende complicaties.
(…)
Een breuk aan het borstbeen wordt in het algemeen waargenomen na hevig botsend geweld direct op het borstbeen, zoals een aanrijding met hoge snelheid, waarbij het borstbeen botst op het stuur van het voertuig of de veiligheidsgordel. In zeldzame gevallen is een sternumbreuk mogelijk na een relatief geringe geweldsinwerking. Dit betreffen echter breuken in abnormaal broos botweefsel, met een verminderde botdichtheid, zoals bij botontkalking of andere ziekelijke afwijkingen. In onderhavig geval waren er op de röntgenfoto’s géén ziekelijke afwijkingen zichtbaar aan het botweefsel die kunnen duiden op een verminderde botdichtheid. De aard van de breuk in onderhavig geval duidt eerder op stevig bot, dat niet gemakkelijk breekt, waardoor het aantreffen van de sternumbreuk veel waarschijnlijker is onder een hypothese van een hoog-energetische geweldsinwerking dan onder een hypothese van een ‘laag-energetische geweldsinwerking’ zoals een ongelukkige val.
Het beschikbare radiologische beeldmateriaal van [slachtoffer 1] bestaat uit een röntgenfoto van de borstkas (‘X-thorax’) en van het borstbeen (‘X-sternum’) vervaardigd op 17-01-2017. (…) Op de zijdelingse röntgenfoto’s van de borstkas en het borstbeen is een breuk zichtbaar van het ‘manubrium sterni’, oftewel het bovenste deel van het borstbeen (…). Volgens prof. dr. L.P.H. Leenen heeft de breuk door de specifieke onderbreking van de buitenste laag (‘cortex’) van het borstbeen typische kenmerken van een ‘greenstickfractuur’, hetgeen wordt waargenomen bij jong, buigzaam bot, dat niet gemakkelijk breekt. De aanwezigheid van een breuk bij jong buigzaam bot, zoals in onderhavig geval, duidt op een hoog-energetische krachtsinwerking.
15.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 16 januari 2020, zaaknummer 2017.04.03.027, opgemaakt door de NFI-deskundige B.F.L. Oude Grotebevelsborg (forensisch arts KNMG), voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:
Een ‘hoog energetisch trauma’ berust, zoals S.J.M. Eikelenboom-Schieveldt stelt, in de traumatologie met name op auto-ongelukken of een val van hoogte. Strikt genomen valt een schop met een geschoeide voet in de traumatologie niet onder de hoog-energetische trauma’s, echter om een breuk van een borstbeen te bewerkstelligen is wèl een relatief grote energie-overdracht nodig.
In dit verband wordt door S.J.M. Eikelenboom-Schieveldt gesteld:
“Bij een aanrijding met hoge snelheid wordt aanzienlijk meer kinetische energie overgedragen dan bij een schop met een schoen. Het zou wat anders zijn als de schoenendrager met dezelfde snelheid kon lopen als een hard rijdende auto.”
Energieoverdracht door een schop met een schoen is niet zondermeer te vergelijken met een aanrijding door een voertuig. Bij schoppen is de ‘puntkracht’ oftewel de energieoverdracht op een gering oppervlak van invloed, bij een botsing met een voertuig, is doorgaans sprake van een energie-overdracht via een groter oppervlak. Daarnaast is bij de energie-overdracht de snelheid en de versnelling van belang. Bij een schoppende beweging met een been kan, behalve een mogelijk hierbij optredende versnelling, een hogere snelheid worden bereikt dan bij lopen of rennen.
Dat een breuk van het borstbeen een hevige krachtsinwerking impliceert, is van algemene bekendheid binnen de traumatologie. (…) Het aantreffen van een gebroken borstbeen is derhalve veel waarschijnlijker onder een hypothese van hevig botsend geweld dan onder een hypothese van gering botsend geweld. Dat er kennelijk géén andere letsels zijn geconstateerd of complicaties zijn opgetreden, hoeft niet te impliceren dat “de mate van geweld beperkt is gebleven.” In dit verband wordt verder opgemerkt dat in onderhavig geval het standaard protocol bij een sternumfractuur niet is gevolgd, waardoor mogelijk opgetreden afwijkingen of complicaties wellicht niet zijn vastgesteld.
(hof: conclusie op pag. 6 van 7)
Ten aanzien van de vraag wat kan worden afgeleid uit de röntgenfoto’s werd door prof. dr. L.P.H. Leenen opgemerkt dat de breuk van het borstbeen typische kenmerken van een ‘greenstickfractuur’ had. Zoals aangegeven in mijn rapport van 04-06-2019 betreft dit een breuk waarbij een onderbreking van de cortex van het bot wordt waargenomen, hetgeen wordt waargenomen bij jong buigzaam bot dat niet gemakkelijk breekt. Dit is van algemene bekendheid binnen de traumatologie. (…) Aangezien de breuk van het borstbeen kenmerken van een ‘greenstickfractuur’ had, oftewel er kennelijk sprake was van jong buigzaam bot, kan gesteld worden dat het aantreffen van deze breuk waarschijnlijker is onder een hypothese van hevig botsend geweld dan onder een hypothese van gering botsend geweld.
Feit 3
15.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 8 oktober 2016 (pg. 181-183), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] , wonende te Breda:
Ik heb een relatie met [verdachte] gehad van februari t/m april (het hof begrijpt: 2016). Tijdens de relatie ben ik meerdere malen geslagen door [verdachte] . Dit is begonnen met een klein tikje en liep uit tot echte harde klappen op mijn hoofd. [verdachte] stopte pas met slaan tot er een gat in mijn hoofd zat waar bloed uit kwam. Hij sloeg mij ongeveer 2 à 3 keer per week. Ik geef u foto’s van mijn hoofd en armen waar verwondingen op te zien zijn. Dit loopt uit van een blauw oog, blauwe plekken op mijn armen tot een gat in mijn hoofd.
In het begin van de relatie ging het goed tussen ons. Echter na een aantal weken begon hij extreem jaloers gedrag te vertonen en mij extreem te controleren. Ik mocht niet eens mensen aankijken op straat, maar moest naar de grond kijken. Als ik dit niet deed, kreeg ik klappen van hem. [verdachte] sloeg mij met platte hand of met mijn telefoon. [verdachte] sloeg mij om de meest kleine redenen.
In mei (het hof begrijpt: mei 2016) ben ik samen met een vriendin, [vriendin slachtoffer 2] , en haar man en kinderen op vakantie gegaan. Op een of andere manier is [verdachte] erachter gekomen dat ik met mijn vriendin op vakantie ging. [verdachte] heeft vervolgens zichzelf uitgenodigd op deze vakantie en is meegegaan.
Op 1 oktober 2016 stond [verdachte] aan mijn voordeur te kloppen en bellen. Toen ik de deur voor hem open deed, heb ik klappen gehad van [verdachte] . Ik was helemaal overstuur en had overal pijn omdat [verdachte] mij sloeg.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
16.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 10 oktober 2016 met bijlagen (pg. 184-204), voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] (wonende te Breda):
In februari 2016 leerde ik [verdachte] kennen. Ik werd verliefd. De eerste anderhalve maand was goed. Na anderhalve maand begon [verdachte] jaloers gedrag te vertonen. Dit gedrag bouwde zich op Ik mocht helemaal geen contact hebben met mensen. [verdachte] was steeds bang dat ik met andere mannen contact had. Als ik bij [verdachte] was moest ik als eerste mijn telefoon afgeven. Die keek hij eerst na. Als hij dan iets vond kreeg ik gelijk tikken. Ik was elk weekend bij hem in Tilburg. Hij heeft een eigen wagen op het kamp. De eerste keer dat [verdachte] mij sloeg was nadat hij op mijn telefoon foto’s tegen was gekomen van andere jongens. Dit waren foto’s van jongens voordat ik [verdachte] was tegen gekomen. Hij sloeg mij met een vlakke hand, maar hij heeft hele grote handen en hij sloeg heel hard. Ik werd steeds vaker geslagen. De laatste weken was het elk weekend. Zodra hij dacht dat ik naar iemand keek, kreeg ik al tikken. Ik wilde op een gegeven moment niet meer naar Tilburg. Dus de laatste week was hij bij mij.
Begin april 2016 heb ik de relatie verbroken met hem. [verdachte] was erachter gekomen dat ik misschien op vakantie zou gaan met mijn vriendin [vriendin slachtoffer 2] . Ik was met haar aan de telefoon. Toen stond [verdachte] ineens aan de deur. Ik nam de telefoon niet op, dat kon niet, dus hij was ontzettend boos. [verdachte] pakte mijn telefoon af en begon deze door te lezen. Toen heeft [verdachte] mij heel hard geslagen. Hij begon met tikken te geven op mijn hoofd. Steeds harder en meer. Dit terwijl hij mijn telefoon aan het doorspitten was. Hij sloeg mij met mijn telefoon op mijn hoofd. Zo hard dat er een gat in mijn hoofd ontstond. Hij had mij ook tegen mijn linkerslaap geslagen dus ik voelde daaraan toen ik bloed voelde. Toen bleek dat ik een gat op mijn hoofd had. Ik heb er de volgende dag een foto van gemaakt. Ik ben heel vaak geslagen door hem over dingen die hij op mijn telefoon heeft gevonden. [verdachte] sloeg mij vaak tegen hoofd maar ook tegen mijn armen. Ik heb daar ook een foto van.
Na de mishandeling wilde [verdachte] de vakantie wel betalen en dan zou hij meegaan. Hij had zelf met [vriendin slachtoffer 2] afgesproken dat wij mee zouden gaan. Op vakantie gedroeg [verdachte] zich alsof ik zijn vrouw was Hij bepaalde voortdurend wat ik wel en niet mocht doen. Ik was heel bang. Er ontstond een grote ruzie waarbij ik geslagen werd.
(…)
In de ochtend van 1 oktober 2016 was [verdachte] tegen mijn voordeur aan het schoppen en slaan. Ik heb toen toch maar de deur open gedaan. Ik heb [verdachte] binnengelaten. Hij eiste mijn telefoon. Hij heeft mij een paar tikken gegeven op mijn oog. Deze was daarna helemaal blauw. Hiervan heb ik later een foto gemaakt.
17.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof d.d. 2 juli 2018, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik weet dat het vandaag gaat over mijn relatie met [verdachte] in 2016. Ik heb destijds aangifte tegen hem gedaan. Ik heb toen de waarheid gesproken. We hebben ongeveer 2 maanden een relatie gehad, vanaf een week na carnaval. U houdt mij voor hetgeen [verdachte] ten laste wordt gelegd. Hij sloeg mij met vlakke hand of met zijn vuist, voornamelijk tegen mijn hoofd en in mijn gezicht. Ook kneep hij vaak hard in mijn armen. Dat gebeurde bij mij thuis in Breda of in zijn woonwagen in Tilburg. Hij heeft mij één keer met mijn eigen mobiele telefoon op mijn hoofd tot bloedens toe geslagen. Dat was bij mij thuis in Breda.
In het hotel in Egypte heb ik klappen in mijn gezicht gehad. Ook heeft hij mij tijdens die vakantie hard in mijn armen geknepen, waaraan ik blauwe plekken overhield. Mijn vriendin was tijdens die vakantie zelfs bang dat hij me van het balkon naar beneden zou gooien. Haar vriend is er een keer bij geweest toen hij mij twee klappen gaf.
De gewelddadigheden begonnen toen onze relatie zo’n anderhalve maand oud was. Dat begon met een tik. Het gebeurde aanvankelijk niet dagelijks, maar wekelijks. Later was het bijna dagelijks raak. Ik kende geen vrouwen waarmee hij eerdere relaties had gehad.
Het klopt dat [getuige 4] (het hof begrijpt, gelet op bewijsmiddel 14. [getuige 4] ) blauwe plekken bij mij heeft gezien die het gevolg waren van het slaan door [verdachte] .
18.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 januari 2017 (pg. 205-207), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van [getuige 4] :
V: Je bent uitgenodigd om een getuigenverklaring af te leggen in verband met de aangifte die door [slachtoffer 2] (het hof begrijpt, gelet op de bewijsmiddelen 11 tot en met 13: [slachtoffer 2] ) is gedaan tegen [verdachte] .
V: Hoe lang en waarvan ken je [slachtoffer 2] ?
A: Sinds juni 2014. Ik kreeg een relatie met haar. Ik heb samen met haar een dochtertje.
Daarna is het een tijdje uit geweest. In die periode heeft [slachtoffer 2] die relatie gekregen met [verdachte] .
A: Ik ken [verdachte] . Ik heb hem meerdere keren gezien.
V: Waar ken je hem van?
A: Ik ken hem omdat hij een verhouding had met [slachtoffer 2] .
A: Ik heb hem meerdere malen gezien en gesproken.(…)V: Wat kun je vertellen over de relatie die [slachtoffer 2] had met [verdachte] ?A: Ik merkte wel dat als [slachtoffer 2] bij [verdachte] was dat ze anders was. Ze reageerde ook niet op mij. Later hoorde ik dat zij dat niet mocht van [verdachte] . Ik hoorde later ook van [slachtoffer 2] dat zij bang was van [verdachte] . [slachtoffer 2] heeft 2 zoontjes en daar praat ik ook mee. De oudste vertelde tegen mij ook dat [slachtoffer 2] door [verdachte] op het woonwagenkamp uit de auto werd getrokken. Ook vertelde het zoontje dat die erbij was toen [verdachte] uit woede de telefoon van [slachtoffer 2] kapot gooide.
V: Wanneer had [slachtoffer 2] een relatie met [verdachte] ?A: Rond carnaval 2016 begonnen.
V: Wat weet je van de mishandelingen die [verdachte] pleegde bij [slachtoffer 2] ?A: Ik weet dat [slachtoffer 2] is mishandeld door [verdachte] . Ik hoorde dit van [slachtoffer 2] .
V: Heb je wel eens letsel waargenomen bij [slachtoffer 2] ten gevolge van die mishandelingen?A: Ja. Ik heb bij haar blauwe plekken gezien op haar armen en ik heb een keer gezien dat ze een dikke neus had. Ook heb ik een keer een rare plek op haar voorhoofd gezien. [slachtoffer 2] heeft mij verteld dat dit letsel was veroorzaakt, omdat zij klappen had gekregen van [verdachte] .
V: Wanneer was dit?A: De blauwe plekken zag ik al toen ze ongeveer 1 maand een relatie hadden.
(…)V: Tijdens de vakantie in Egypte vorige jaar schijnt ook iets gebeurd te zijn. Wat kan je daarover vertellen?A: Ik weet dat [slachtoffer 2] met [verdachte] samen met [man vriendin] en [vriendin slachtoffer 2] naar Egypte op vakantie zijn geweest. In Egypte is [slachtoffer 2] door [verdachte] mishandeld terwijl [man vriendin] daarbij was. Hij zou [slachtoffer 2] twee klappen met de vlakke hand in het gezicht hebben geslagen. [man vriendin] zou daar niets van gezegd hebben. Daar waren [slachtoffer 2] en [vriendin slachtoffer 2] nog erg boos over geweest. Ik heb dat gesprek tussen [slachtoffer 2] en [vriendin slachtoffer 2] gehoord.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft, met dien verstande dat de gebezigde bewijsmiddelen voor het onder 2 bewezenverklaarde schakelbewijs vormen voor het onder 3 bewezenverklaarde. Het hof overweegt als volgt over de gebruikte schakelbewijsconstructie. De verdachte ging zowel bij aangeefster [slachtoffer 1] als bij aangeefster [slachtoffer 2] kort na aanvang van hun relatie in toenemende mate jaloers gedrag vertonen en hij controleerde voortdurend de mobiele telefoons van aangeefsters. Wanneer de verdachte iets zag wat hem niet beviel, volgde er (fors) fysiek geweld. Daarbij wijst het hof specifiek op het feit dat beide aangeefsters hebben verklaard dat de verdachte een keer hun mobiele telefoon heeft afgepakt en daarmee op hun hoofd heeft geslagen. In het gedrag van de verdachte ziet het hof derhalve een specifiek gedragspatroon. Twee ex-partners verklaren hier eensluidend over, zonder dat zij van elkaars verhaal op de hoogte zijn geweest. Deze specifieke modus operandi van de verdachte maakt dat de bewijsmiddelen met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde steunbewijs opleveren voor het onder 3 tenlastegelegde feit.
Feit 1
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde aangevoerd dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] onbetrouwbaar is. [slachtoffer 1] heeft enerzijds verklaard dat zij het letsel heeft opgelopen doordat de verdachte tegen haar borstbeen heeft getrapt en anderzijds heeft zij verklaard dat het letsel is veroorzaakt door een val van een trap. Nadat de politie telkens tegen [slachtoffer 1] zei dat ze haar niet geloofden, heeft zij aangifte gedaan tegen de verdachte. Voorts is artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering van toepassing. De raadsman heeft derhalve primair bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 tenlastegelegde.
Subsidiair heeft de raadsman verweer gevoerd ten aanzien van de kwalificatie van het onder 1 tenlastegelegde. Voor wat betreft het onder 1 primair tenlastegelegde heeft de raadsman bepleit dat een trap richting het borstbeen misschien gevaarzettend is, maar dat dat nog niet met zich brengt dat een zodanige kans op potentieel dodelijke complicaties in het leven wordt geroepen dat deze bij beantwoording van de vraag of van voorwaardelijk opzet sprake is, naar algemene ervaringsregels als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Daartoe heeft de raadsman gewezen op rapportages van deskundigen waaruit zou volgen dat er nog nooit iemand is komen te overlijden als gevolg van een geïsoleerde sternumfractuur, waar bij aangeefster sprake van was, en dat wanneer een sternumfractuur gecombineerd wordt met ander letsel een mortaliteitspercentage van 0,7 % geldt. Verder heeft de raadsman gewezen op het deskundigenrapport van professor Leenen waarin Leenen aangeeft dat er een relatief klein aantal gevallen is waarbij complicaties kunnen leiden tot een potentieel levensbedreigende situatie. Leenen noemt daarbij een percentage van ongeveer 2 %. Voorts heeft de raadsman bepleit dat de verdachte de kans op een breuk of een dodelijk potentieel niet heeft aanvaard.
Voor wat betreft het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van een voltooide zware mishandeling. Hoogstens zou sprake kunnen zijn van een poging tot zware mishandeling. De raadsman heeft daartoe verwezen naar de LOVS-oriëntatiepunten waarin staat dat het bij zwaar lichamelijk letsel moet gaan om letsel waarbij medisch ingrijpen in het algemeen geïndiceerd is, terwijl er bij de breuk van aangeefster geen sprake was van medisch ingrijpen, maar van conservatief beleid.
Het hof overweegt ten aanzien van feit 1 als volgt.
Trap/schop of val.
Allereerst zal het hof ingaan op de vraag of bewezen kan worden dat de verdachte aangeefster [slachtoffer 1] tegen haar borstbeen heeft getrapt. De raadsman heeft naar voren gebracht dat aangeefster alvorens zij aangifte tegen de verdachte deed, eerst heeft verklaard dat zij het letsel aan haar borstbeen heeft opgelopen door een val van een trap. Later heeft zij in haar aangifte bij de politie en bij de raadsheer-commissaris verklaard dat zij haar borstbeen heeft gebroken door een trap van de verdachte.
Het hof acht de verklaring van aangeefster dat zij door de verdachte tegen haar borst is getrapt/geschopt, hetgeen heeft geleid tot een gebroken borstbeen, betrouwbaar. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat deze verklaring steun vindt in diverse uitgewerkte tapgesprekken, gevoerd in een situatie waarin aangeefster zich onbespied waande en met mensen sprak die zij vertrouwde, in het proces-verbaal van de agent die haar aantrof op de A2 en in de processen-verbaal van bevindingen waarin gerelateerd is wat de heer [getuige 1] en de heer [getuige 2] tegen de politie hebben gezegd. Dat er ook een paar tapgesprekken zijn waarin aangeefster spreekt over een val van de trap, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Het hof plaatst haar uitlatingen over de val van een trap in het kader van hetgeen zij bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard. Bij de raadsheer-commissaris heeft aangeefster verklaard dat zij in het begin alles heeft ontkend, omdat zij verliefd was op de verdachte en omdat zij niets durfde te zeggen, en dat zij pas de waarheid heeft verteld nadat de politie haar vertelde dat haar telefoon was afgetapt. Het hof acht deze gang van zaken aannemelijk, mede gelet op de hierboven weergegeven tapgesprekken in het dossier.
Daar komt bij dat uit de hierboven weergegeven deskundigenrapportages van de NFI-deskundige Oude Grotebevelsborg (NFI rapporten van 4 juni 2019 en van 16 januari 2020) en getuigenverklaring van professor Leenen bij de raadsheer-commissaris d.d. 8 oktober 2020 blijkt dat de aard van de breuk in onderhavig geval eerder duidt op stevig bot, dat niet gemakkelijk breekt, waardoor het aantreffen van de sternumbreuk veel waarschijnlijker is onder een hypothese van ‘hoog-energetische geweldsinwerking’ dan onder een hypothese van een ‘laag-energetische geweldsinwerking’ zoals een ongelukkige val. Het hof komt op dit aspect bij de bespreking van de rapporten hieronder nog terug.
Het hof acht derhalve bewezen dat het bij aangeefster geconstateerde letsel, te weten een gebroken borstbeen, is veroorzaakt door een trap/schop met geschoeide voet van de verdachte, waarbij aangeefster door verdachte in een hoek was geduwd, was gevallen en geen kant uit kon.
Voorwaardelijk opzet.
Vervolgens is het de vraag of de verdachte door deze gedraging de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster ten gevolge van deze trap zou kunnen overlijden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten. Onder “de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans” dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
Het hof bespreekt in dit verband hierna de uitgebrachte deskundigenrapporten van het NFI, de rapportage zijdens verdachte van de arts Eikelenboom-Schieveen en de getuigenverklaring van prof. Leenen bij de raadsheer-commissaris, waarbij ook wordt betrokken de vraag of de geweldsinwerking hoog- of laag-energetisch was.
Het NFI rapport d.d. 30 mei 2017, opgesteld door NFI-deskundige B.F.L. Oude Grotebevelsborg (forensisch arts KNMG)
Wat is de gevaarzetting van deze geweldshandeling(en), waaronder de aanmerkelijke kans op de dood dan wel andere (fysieke) gevolgen?
“Een breuk aan het borstbeen wordt in het algemeen waargenomen na hevig botsend geweld op het borstbeen, zoals een aanrijding met hoge snelheid. Omdat het borstbeen doorgaans goed bestand is tegen hoge energetische krachten, duidt de aanwezigheid van een breuk op hoge energetische krachten, waardoor een verhoogde kans bestaat dat ook overige structuren beschadigd zijn. Voorbeelden hiervan zijn breuken van één of meerdere ribben, een klaplong, verscheuring van de luchtpijp of van de grote luchtwegtakken, kneuzing van het hart met hartritmestoornissen en/of acute levensbedreigende verscheuring van de wand van het hart en/of de grote bloedvaten in de borstkas tot gevolg. Een stompe geweldsinwerking op de borst op zich, kan eveneens leiden tot al dan niet levensbedreigende hartritmestoornissen, zonder dat hierbij kneuzing van het hart is opgetreden.”
Wat is de gevaarzetting van het vastgestelde letsel?
“Een breuk van het borstbeen op zich is doorgaans niet levensbedreigend. Echter een dergelijke breuk kan wel indirect een verhoogde kans op overlijden opleveren. Door oppervlakkige ademhaling in verband met de pijnklachten bij ademhalen, bestaat een verhoogd risico op een longontsteking, hetgeen, afhankelijk van de fysieke toestand van de patiënt of indien geen adequate medische behandeling plaatsvindt, dodelijk kan verlopen.”
Het rapport van Independent Forensic Services d.d. 15 augustus 2018, opgesteld op verzoek van de verdachte door S.J.M. Eikelenboom-Schieveld, arts, forensisch medisch onderzoeker.
Rechter-commissaris Woerdeman wil weten wat “de gevaarzetting is van deze geweldshandelingen, waaronder de aanmerkelijke kans op de dood dan wel andere fysieke gevolgen”.
Stomp geweld op de borst heeft in de literatuur een mortaliteitspercentage variërend van 0,7% tot 24%. Daarbij gaat het om hoog-energetische mechanismen, zoals auto-ongelukken, voetgangers aangereden door auto’s, motorongevallen, een trap van een paard, bomen die vallen op mensen, vallen van enkele meters hoogte, zelfs een aanval door een stier is beschreven. In vergelijking daarmee is een schop met een voet met een sportschoen niet als hoog energetisch aan te merken. Een sternumfractuur wil niet automatisch zeggen dat het ontstaansmechanisme hoog-energetisch was, zoals blijkt uit het feit dat sternumfracturen spontaan kunnen optreden.
Stomp geweld op de borstkas kan aanleiding geven tot dodelijke hartritmestoornissen, maar die zijn dan meestal een gevolg van kneuzing van het hart door het trauma. Een andere, zeldzame vorm van acute hartdood als gevolg van een laag energetisch trauma, zonder kneuzing van het hart, kan plaatsvinden tijdens sportactiviteiten. Het gaat dan om een klap met bijvoorbeeld een basketbal of een hockeypuck tegen de borst. De plotselinge hartdood die hierbij kan optreden blijkt echter meestal het gevolg van onbekende, aangeboren hartafwijkingen en ziekten van het hart.
(…)
De kans dat een laag-energetische geweldsinwerking op de thorax, zoals een schop met een voet met een sportschoen, tot de dood of ernstige verwondingen leidt, is uitermate gering.
Het NFI rapport d.d. 4 juni 2019, opgesteld door NFI-deskundige B.F.L. Oude Grotebevelsborg (forensisch arts KNMG)
Een geïsoleerde sternumfractuur is een toestand waarbij behalve een sternumfractuur, oftewel een breuk van het borstbeen, géén andere letsels aanwezig zijn.(…)
Zowel bij een geïsoleerde breuk als bij een breuk in combinatie met andere letsels kunnen potentieel dodelijke complicaties optreden.
(…)Het standaard protocol bij een sternumfractuur door stomp botsend geweld op het borstbeen bestaat volgens prof. dr. L.P.H. Leenen uit monitoring van het hartritme gedurende 24 uur, echografisch onderzoek van het hart ter beoordeling van mogelijk opgetreden stoornissen in de bewegingen van de wand van het hart en klinisch chemisch laboratoriumonderzoek van het bloed op de aanwezigheid van troponine (specifieke ‘merkstof’ in het bloed voor de aanwezigheid van hartspierschade). Indien er geen verplaatsing is van breukdelen, er zich geen complicaties voordoen en er geen afwijkingen zijn bij aanvullend medisch onderzoek is verder medisch ingrijpen niet noodzakelijk.
(…)
In onderhavig geval was er een breuk van het borstbeen, hetgeen zondermeer wijst op een hevige geweldsinwerking die groter was dan het vermogen van het borstbeen om energie te absorberen. Zoals in mijn eerdere rapport aangegeven kan een hevige botsende geweldsinwerking op de borst leiden tot potentieel levensbedreigende complicaties.
(…)
Een breuk aan het borstbeen wordt in het algemeen waargenomen na hevig botsend geweld direct op het borstbeen, zoals een aanrijding met hoge snelheid, waarbij het borstbeen botst op het stuur van het voertuig of de veiligheidsgordel. In zeldzame gevallen is een sternumbreuk mogelijk na een relatief geringe geweldsinwerking. Dit betreffen echter breuken in abnormaal broos botweefsel, met een verminderde botdichtheid, zoals bij botontkalking of andere ziekelijke afwijkingen. In onderhavig geval waren er op de röntgenfoto’s géén ziekelijke afwijkingen zichtbaar aan het botweefsel die kunnen duiden op een verminderde botdichtheid. De aard van de breuk in onderhavig geval duidt eerder op stevig bot, dat niet gemakkelijk breekt, waardoor het aantreffen van de sternumbreuk veel waarschijnlijker is onder een hypothese van een hoog-energetische geweldsinwerking dan onder een hypothese van een ‘laag-energetische geweldsinwerking’ zoals een ongelukkige val [cursivering hof].
Het beschikbare radiologische beeldmateriaal van [slachtoffer 1] bestaat uit een röntgenfoto van de borstkas (‘X-thorax’) en van het borstbeen (‘X-sternum’) vervaardigd op 17-01-2017. (…) Op de zijdelingse röntgenfoto’s van de borstkas en het borstbeen is een breuk zichtbaar van het ‘manubrium sterni’, oftewel het bovenste deel van het borstbeen (…). Volgens prof. dr. L.P.H. Leenen heeft de breuk door de specifieke onderbreking van de buitenste laag (‘cortex’) van het borstbeen typische kenmerken van een ‘greenstickfractuur’, hetgeen wordt waargenomen bij jong, buigzaam bot, dat niet gemakkelijk breekt. De aanwezigheid van een breuk bij jong buigzaam bot, zoals in onderhavig geval, duidt op een hoog-energetische krachtsinwerking.
Het NFI rapport d.d. 16 januari 2020, opgesteld door NFI-deskundige B.F.L. Oude Grotebevelsborg (forensisch arts KNMG)
Een ‘hoog energetisch trauma’ berust, zoals S.J.M. Eikelenboom-Schieveldt stelt, in de traumatologie met name op auto-ongelukken of een val van hoogte. Strikt genomen valt een schop met een geschoeide voet in de traumatologie niet onder de hoog-energetische trauma’s, echter om een breuk van een borstbeen te bewerkstelligen is wèl een relatief grote energie-overdracht nodig.
In dit verband wordt door S.J.M. Eikelenboom-Schieveldt gesteld:
“Bij een aanrijding met hoge snelheid wordt aanzienlijk meer kinetische energie overgedragen dan bij een schop met een schoen. Het zou wat anders zijn als de schoenendrager met dezelfde snelheid kon lopen als een hard rijdende auto.”
Energieoverdracht door een schop met een schoen is niet zondermeer te vergelijken met een aanrijding door een voertuig. Bij schoppen is de ‘puntkracht’ oftewel de energieoverdracht op een gering oppervlak van invloed, bij een botsing met een voertuig, is doorgaans sprake van een energie-overdracht via een groter oppervlak. Daarnaast is bij de energie-overdracht de snelheid en de versnelling van belang. Bij een schoppende beweging met een been kan, behalve een mogelijk hierbij optredende versnelling, een hogere snelheid worden bereikt dan bij lopen of rennen.
Dat een breuk van het borstbeen een hevige krachtsinwerking impliceert, is van algemene bekendheid binnen de traumatologie. (…) Het aantreffen van een gebroken borstbeen is derhalve veel waarschijnlijker onder een hypothese van hevig botsend geweld dan onder een hypothese van gering botsend geweld. Dat er kennelijk géén andere letsels zijn geconstateerd of complicaties zijn opgetreden, hoeft niet te impliceren dat “de mate van geweld beperkt is gebleven.” In dit verband wordt verder opgemerkt dat in onderhavig geval het standaard protocol bij een sternumfractuur niet is gevolgd, waardoor mogelijk opgetreden afwijkingen of complicaties wellicht niet zijn vastgesteld.
Ten aanzien van de vraag wat kan worden afgeleid uit de röntgenfoto’s werd door prof. dr. L.P.H. Leenen opgemerkt dat de breuk van het borstbeen typische kenmerken van een ‘greenstickfractuur’ had. Zoals aangegeven in mijn rapport van 04-06-2019 betreft dit een breuk waarbij een onderbreking van de cortex van het bot wordt waargenomen, hetgeen wordt waargenomen bij jong buigzaam bot dat niet gemakkelijk breekt. Dit is van algemene bekendheid binnen de traumatologie. (…) Aangezien de breuk van het borstbeen kenmerken van een ‘greenstickfractuur’ had, oftewel er kennelijk sprake was van jong buigzaam bot, kan gesteld worden dat het aantreffen van deze breuk waarschijnlijker is onder een hypothese van hevig botsend geweld dan onder een hypothese van gering botsend geweld.
De getuigenverklaring van prof. dr. L.P.H. Leenen, beroep chirurg, bij de raadsheer-commissaris d.d. 8 oktober 2020
V: Wat is de gevaarzetting van deze geweldshandelingen, waaronder de aanmerkelijke kans op dood, dan wel andere (fysieke) gevolgen?
A: De gevaarzetting op verdere gevolgen is in zijn algemeenheid niet te zeggen. Die is afhankelijk van de letsels die zich secundair openbaren bij de patiënt. Om een voorbeeld te noemen, hierbij kunnen ribafwijkingen plaatsvinden of kunnen afwijkingen aan de hartspier zich openbaren, dan wel, wat ik persoonlijk twee keer meegemaakt heb, afscheuring van slippen van de hartkleppen. Dan is het zo dat in dit geval het bovenste gedeelte van het sternum, het manubrium, is gefractureerd. Daar is een behoorlijke geweldsinwerking voor nodig om daar een fractuur te krijgen. Direct daarachter liggen vitale structuren, zoals de luchtpijp, een dwarsoverstekende grote ader en het hart die door de geweldsinwerking in gevaar kunnen komen en dat betekent dus dat wij in de praktijk proberen dit letsel uit te sluiten, dan wel dat wij bijvoorbeeld de patiënt 24 uur aan de ECG-monitor leggen om eventuele secundaire problemen te detecteren.
Er is een relatief klein aantal gevallen waarin dit op kan treden en dat we daar actie op kunnen ondernemen. Dat is ongeveer 2% van de gevallen. Het betekent dus dat het een vrij forse geweldsinwerking moet zijn geweest. Over het algemeen zit er dus een gevaar in.
In een andere verklaring is ook te lezen dat bij oudere mensen een sternumfractuur gemakkelijk kan optreden, dat is hier niet het geval. Bij jonge mensen moet het nogal een forse geweldsinwerking zijn geweest om dit te bewerkstelligen met het gevaar van bijkomende letsels.
V: Als er letsel optreedt aan de luchtpijp, de dwarsoverstekende grote ader of het hart, hoe ernstig is het letsel dan?
A: (…) bijkomende schade, ribafwijkingen of schade aan de grote aderen waarmee er dus verdere gevolgen kunnen zijn, uiteindelijk de dood tot gevolg hebbend. De dood is een van de mogelijke gevolgen van het secundaire letsel.
V: Wat is de gevaarzetting van het vastgestelde letsel?
A: Als je alleen naar het in deze zaak vastgestelde letsel kijkt, is de prognose hiervan goed. Ik bedoel daarmee niet te zeggen dat met het vastgestelde letsel geen secundair letsel te verwachten is. De fractuur op zich bergt echter in zich wat net besproken is, namelijk het risico van secundaire gevolgen, als een longontsteking ten gevolge van pijn.
Vraag advocaat-generaal: in de rapportage wordt gesteld dat er blijkens de röntgenfoto sprake is geweest van een hoog energetische geweldsinwerking. Deelt u die conclusie?
A: Ja, in die zin dat geweldsinwerking ook afhankelijk is van het oppervlak van de geweldsinwerking: als je tegen een platte plaat loopt dan wordt het geweld over een groot gedeelte van de borstkas verdeeld. Als je een puntkracht hebt komt alle kracht op dat ene punt terecht.
De raadsvrouw citeert het rapport van 16 januari 2020, pagina 6 van 7, laatste alinea (hof: “Ten aanzien van de vraag wat kan worden afgeleid uit de röntgenfoto’s werd door prof. dr. L.P.H. Leenen opgemerkt dat de breuk van het borstbeen typische kenmerken van een ‘greenstickfractuur’ had. Zoals aangegeven in mijn rapport van 04-06-2019 betreft dit een breuk waarbij een onderbreking van de cortex van het bot wordt waargenomen, hetgeen wordt waargenomen bij jong buigzaam bot dat niet gemakkelijk breekt. Dit is van algemene bekendheid binnen de traumatologie. (…) Aangezien de breuk van het borstbeen kenmerken van een ‘greenstickfractuur’ had, oftewel er kennelijk sprake was van jong buigzaam bot, kan gesteld worden dat het aantreffen van deze breuk waarschijnlijker is onder een hypothese van hevig botsend geweld dan onder een hypothese van gering botsend geweld.”) Deelt u deze conclusie?
A: Ja, indachtig al hetgeen hiervoor daarover gezegd is.
Vraag raadsvrouw: is het zo dat, omdat er sprake was van een greenstickfractuur, er sprake was van een jong buigzaam bot?A: Ja, er was sprake van de eigenschappen van een jong buigzaam bot. Dit wil zeggen dat indien er desondanks sprake is van een fractuur, er sprake moet zijn geweest van een vrij hoge geweldsinwerking.
Vraag raadsvrouw: gaat u er bij die veronderstelling vanuit dat er sprake is van geweld met een hoge energetische kracht?
A: Ja. De vorm die je op de röntgenfoto ziet is die van een greenstickachtige fractuur, wat wijst op een hoge plasticiteit van het bot. Als je dat bot wil fractureren, dan is er een hoge geweldsinwerking nodig.
Het oordeel van het hof
Bij het slachtoffer [slachtoffer 1] is een geïsoleerde sternumfractuur (breuk van het borstbeen) vastgesteld. De breuk had de eigenschappen van een greenstickfractuur, hetgeen wijst op jong buigzaam bot dat niet gemakkelijk breekt.
Tussen de deskundigen die in de onderhavige zaak hebben gerapporteerd bestaat verschil van mening of het trappen/schoppen met geschoeide voet, hetgeen een geïsoleerde sternumfractuur tot gevolg heeft gehad, kan worden aangeduid als een hoog-energetisch trauma en, in het verlengde daarvan, wat de risico’s van deze geweldshandeling zijn ten aanzien van de kans op overlijden van het slachtoffer ten gevolge van deze trap.
De deskundige Oude Grotebevelsborg (forensisch arts) en professor Leenen zijn van mening dat het borstbeen doorgaans goed bestand is tegen hoge energetische krachten en dat de aanwezigheid van een breuk derhalve duidt op hoge energetische krachten. Voorts wijzen zij erop dat de breuk de eigenschappen had van een greenstickfractuur. Volgens professor Leenen betekent dat dat er sprake was van een jong buigzaam bot en dat indien er desondanks sprake is van een fractuur, er sprake moet zijn geweest van een vrij hoge geweldsinwerking. Beide rapporteurs stellen dat het aantreffen van deze breuk waarschijnlijker is onder een hypothese van hevig botsend geweld dan onder een hypothese van gering botsend geweld.
De deskundige S.J.M. Eikelenboom-Schieveldt (arts) stelt dat van een ‘hoog energetisch trauma’ sprake is bij incidenten als auto-ongelukken, voetgangers aangereden door auto’s, motorongevallen, een trap van een paard, bomen die vallen op mensen of vallen van enkele meters hoogte. In vergelijking daarmee is een schop met een voet met een sportschoen volgens de deskundige Eikelenboom-Schieveldt niet als hoog energetisch aan te merken. De deskundige Oude Grotebevelsborg merkt hierover in haar rapport d.d. 16 januari 2020 het volgende op: “Energieoverdracht door een schop met een schoen is niet zondermeer te vergelijken met een aanrijding door een voertuig. Bij schoppen is de ‘puntkracht’ oftewel de energieoverdracht op een gering oppervlak van invloed, bij een botsing met een voertuig, is doorgaans sprake van een energie-overdracht via een groter oppervlak. Daarnaast is bij de energie-overdracht de snelheid en de versnelling van belang. Bij een schoppende beweging met een been kan, behalve een mogelijk hierbij optredende versnelling, een hogere snelheid worden bereikt dan bij lopen of rennen.” Ook professor Leenen wijst erop dat de geweldsinwerking ook afhankelijk is van het oppervlak van de geweldsinwerking: als je tegen een platte plaat loopt dan wordt het geweld over een groot gedeelte van de borstkas verdeeld. Als je een puntkracht hebt komt alle kracht op dat ene punt terecht.
Het hof sluit zich aan bij het oordeel van professor Leenen en de deskundige Oude Grotebevelsborg, dat het veel waarschijnlijker is dat breuk van aangeefster is veroorzaakt door hevig botsend geweld, oftewel een ‘hoog energetisch trauma’ dan door gering botsend geweld. Daarbij wijst het hof op het feit dat het borstbeen een bot is dat niet makkelijk breekt, dat de breuk van aangeefster de eigenschappen had van een greenstickfractuur en dat bij het schoppen met geschoeide voet door de ‘puntkracht’ een grote energie overdacht op een gering oppervlak plaatsvindt.
Voorgaande brengt met zich dat het hof ervan uitgaat dat de verdachte met grote kracht tegen de borst van aangeefster heeft geschopt, hetgeen een geïsoleerde sternumfractuur (breuk van het borstbeen) tot gevolg heeft gehad. Dit is van belang omdat zowel deskundige Oude Grotebevelsborg als deskundige Eikelenboom-Schieveldt hebben gerapporteerd dat stomp geweld op de borst(kas) aanleiding kan geven tot dodelijke hartritmestoornissen. Professor Leenen heeft verklaard: “Direct achter het bovenste gedeelte van het sternum, het manubrium, liggen vitale structuren, zoals de luchtpijp, een dwarsoverstekende grote ader en het hart die door de geweldsinwerking in gevaar kunnen komen en dat betekent dus dat wij in de praktijk proberen dit letsel uit te sluiten, dan wel dat wij bijvoorbeeld de patiënt 24 uur aan de ECG-monitor leggen om eventuele secundaire problemen te detecteren.”
Het hof is gelet op de feiten en omstandigheden van dit geval van oordeel dat sprake is geweest van een hoog-energetische trap/schop en de verdachte met zijn gedraging en in het bijzonder gelet op
- -
het feit dat de verdachte aangeefster met hoog-energetische kracht met geschoeide voet tegen haar borst heeft getrapt/geschopt terwijl zij zich in een hoek bevond en door een duw van verdachte was gevallen, weerloos was en deze trap/schop hierdoor niet of nauwelijks op kon vangen;
- -
het een feit van algemene bekendheid is dat achter de borstkas/in het borstgedeelte vitale organen liggen;
- -
stomp geweld op de borst(kas) aanleiding kan geven tot dodelijke hartritmestoornissen en na een fractuur van het bovenste gedeelte van het sternum, het manubrium, de direct daarachter liggende vitale structuren, zoals de luchtpijp, een dwarsoverstekende grote ader en het hart in gevaar kunnen komen,
op zijn minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster door deze trap tegen haar borst zou kunnen komen te overlijden.
Het verweer wordt verworpen en het hof acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Derhalve behoeft het verweer ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde geen bespreking meer.
Feit 3
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde, de mishandeling van [slachtoffer 2] , heeft de raadsman aangevoerd dat er slechts één bron is voor de stelling dat de verdachte de (al dan niet op foto’s geziene) letsels bij haar heeft veroorzaakt. Er zijn geen directe getuigen geweest van dit feit of de getuigen willen niet verklaren. De rechtbank heeft de verklaring van getuige [getuige 4] gebruikt voor het bewijs. De aangifte van [slachtoffer 2] zou volgens de rechtbank steun vinden in de getuigenverklaring van [getuige 4] en in de foto’s van het letsel. Getuige [getuige 4] is in hoger beroep echter gehoord bij de raadsheer-commissaris en heeft daar verklaard dat hij foto’s heeft gezien van een wond op het hoofd van [slachtoffer 2] en van blauwe plekken op haar benen en dat hij geen link kan leggen tussen de blauwe plekken en de verdachte.
De rechtbank heeft in haar vonnis tevens een schakelbewijsoverweging opgenomen, maar volgens de raadsman kan er geen sprake zijn van schakelbewijs om de navolgende redenen:
- -
twee zaken maken nog geen modus operandi/schakelbewijs;
- -
de verdachte is nimmer veroordeeld voor huiselijk geweld;
- -
de zaak van [slachtoffer 1] kenmerkt zich door (beweerdelijk) zwaar lichamelijk letsel, terwijl de zaak van [slachtoffer 2] over een eenvoudige mishandeling gaat;
- -
uit dossierpagina 174 blijkt weliswaar dat een aantal vrouwen hebben aangegeven door de verdachte mishandeld te zijn geweest, maar daarbij is het niet tot een strafzaak gekomen. Daartegenover kan worden gesteld dat in het rapport van [rapporteur] eveneens drie referenten worden genoemd die hebben aangegeven dat de verdachte zijn toenmalige levenspartners/vriendinnen niet heeft mishandeld.
De raadsman heeft derhalve primair bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken ter zake het hem onder 3 tenlastegelegde. Subsidiair heeft hij bepleit dat niet de gehele tenlastegelegde periode bewezen kan worden verklaard, omdat het incident op 1 oktober 2016 niet bewezen kan worden.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat de aangifte van aangeefster [slachtoffer 2] wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 4] bij de politie op 24 januari 2017. Hierin heeft [getuige 4] aangegeven dat hij letsel bij aangeefster heeft gezien, te weten blauwe plekken op haar armen, een dikke neus en een keer een rare plek op haar voorhoofd. Aangeefster had tegen hem gezegd dat dit letsel was veroorzaakt doordat zij was geslagen door [verdachte] . Verder heeft [getuige 4] verklaard dat aangeefster samen met [verdachte] en een vriendin, [vriendin slachtoffer 2] , en haar vriend [man vriendin] op vakantie is geweest. Op vakantie zou aangeefster door [verdachte] zijn mishandeld terwijl [man vriendin] daarbij was. Hij zou aangeefster twee klappen met de vlakke hand in het gezicht hebben gegeven en [man vriendin] zou daar niets van gezegd hebben. Daar waren aangeefster en [vriendin slachtoffer 2] nog erg boos over geweest. [getuige 4] heeft dit gesprek tussen [slachtoffer 2] (hof: [slachtoffer 2] ) en [vriendin slachtoffer 2] gehoord.
Dat [getuige 4] later bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat hij geen link kan leggen tussen de blauwe plekken en de verdachte en dat hij de verwondingen aan de neus en het hoofd van aangeefster op een foto heeft gezien, doet niet af aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring bij de politie zoals hiervoor weergegeven. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat [getuige 4] bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat hij bij de politie naar waarheid heeft gesproken. Voorts is van belang dat de verklaring van [getuige 4] bij de politie gedetailleerd is en hij die verklaring kort na de tenlastegelegde pleegdatum heeft afgelegd. Het hof zal die verklaring van [getuige 4] derhalve gebruiken voor het bewijs.
Op basis van de verklaringen van aangeefster, de getuigenverklaring van [getuige 4] bij de politie en het schakelbewijs tussen het onder 2 en 3 tenlastegelegde, is het hof van oordeel dat het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het primaire verweer wordt verworpen. Ook het subsidiaire verweer, inhoudende dat niet de gehele tenlastegelegde periode bewezen kan worden verklaard, omdat het incident op 1 oktober 2016 niet bewezen kan worden, wordt weerlegd door de inhoud van de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen. Het subsidiaire verweer wordt daarmee eveneens verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich in 2016 herhaaldelijk schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige vriendin [slachtoffer 2] . In de periode van eind 2016 tot begin 2017 herhaalt de geschiedenis zich en heeft de verdachte zijn toenmalige vriendin, [slachtoffer 1] , mishandeld gedurende een periode van ongeveer anderhalve maand. Op 7 januari 2017 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, door [slachtoffer 1] met geschoeide voet tegen haar borst te schoppen/te trappen, waardoor zij een gebroken borstbeen opliep.
Dit zijn ernstige feiten. Het spreekt voor zich dat de verdachte door zijn handelen pijn en angstgevoelens bij de slachtoffers teweeg heeft gebracht. [slachtoffer 1] vreesde voor haar leven (politieproces-verbaal pag. 105). Hoe groot deze angstgevoelens waren blijkt ook uit het feit dat [slachtoffer 1] lang heeft getwijfeld over het doen van aangifte. Daarnaast is het erg lastig gebleken getuigen te vinden die durfden te verklaren over verdachte. Het gedrag van verdachte lijkt er op gericht te zijn angst bij zijn partners en anderen in te boezemen en zijn wil door te drijven. De ervaring leert voorts dat slachtoffers van geweldsdelicten, gepleegd in de huiselijke sfeer, ernstige psychische gevolgen kunnen ondervinden. De verdachte is volledig voorbij gegaan aan deze gevolgen en heeft zich uitsluitend door zijn jaloezie, machtuitoefening en agressie laten leiden. Het hof stelt vast dat sprake is van een patroon van gewelddadig gedrag van verdachte tegenover zijn toenmalige partners. Extra kwalijk is in dit verband nog het volgende. Uit een van de tapgesprekken blijkt dat na de poging tot doodslag, waarbij verdachte met kracht tegen de borst van [slachtoffer 1] trapte/schopte waardoor haar borstbeen brak, zij wartaal uitsloeg. In plaats van haar te helpen, lachte hij om haar. Na die trap/schop, waarvan zij vreselijk veel pijn ondervond, welke pijn – zoals blijkt uit de bewijsmiddelen - voor een ieder zichtbaar was die haar ontmoette, schroomde verdachte er niet voor haar weer te mishandelen (politieproces-verbaal pag. 105).
Bij de straftoemeting heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 oktober 2020, waaruit volgt dat de verdachte reeds meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die naar voren komen in het rapport dat door de heer [rapporteur] op 29 augustus 2018 op verzoek van de verdachte over hem is uitgebracht, ziet het hof geen aanleiding tot strafvermindering. Daarbij weegt het hof mee dat de verdachte niet heeft willen meewerken aan andere rapportage over hem of een persoonlijkheidsonderzoek, waardoor er geen verder zicht is verkregen in de persoon van verdachte, noch in de vraag of toezicht en/of behandeling geboden is om recidive te voorkomen. Gelet op het strafblad van verdachte en de omstandigheid dat in de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte een patroon van geweld jegens zijn partners valt aan te wijzen en nu niet gebleken is dat verdachte op enigerlei wijze bereid is om aan zichzelf op dit gebied te werken, is het hof van oordeel dat vrees voor herhaling aanwezig is. De maatschappij dient daartegen te worden beschermd. Het hof zal daarmee bij de hoogte van de op te leggen straf rekening houden.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, alsmede de documentatie van de verdachte en het vorenoverwogene, in beginsel niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van 60 maanden met aftrek van voorarrest met zich brengt.
Het hof stelt vast dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM. Immers is het hoger beroep ingesteld op 17 juli 2017 door het Openbaar Ministerie en een dag later, op 18 juli 2017, door de verdachte en is dit arrest dus niet binnen twee jaar nadien gewezen. Nu dit arrest op 20 januari 2021 wordt gewezen is de redelijke termijn met ongeveer een half jaar overschreden.
Het hof zal gelet op deze overschrijding van de redelijke termijn een aftrek op de op te leggen straf toepassen van drie maanden. Aldus zal het hof aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 57 maanden opleggen. Het hof gaat daarmee boven de eis van de advocaat-generaal uit, nu deze eis naar het oordeel van het hof onvoldoende recht doet aan de gemelde factoren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 57, 63, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, daaronder ook begrepen het latere herstelvonnis, en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 57 (zevenenvijftig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. E.N. van der Spoel, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. D.A.E.M. Hulskes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 20 januari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.