HR, 22-03-2022, nr. 21/00285
ECLI:NL:HR:2022:398
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22-03-2022
- Zaaknummer
21/00285
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:398, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑03‑2022; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:261
ECLI:NL:PHR:2022:261, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑02‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:398
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑03‑2022
Inhoudsindicatie
OM-cassatie. Ontvankelijkheid cassatieberoep. Is incidenteel cassatieberoep verdachte ex art. 433.2 Sv ontvankelijk, als cassatieberoep OM later is ingetrokken? Omdat OM het principaal beroep heeft ingetrokken, moet verdachte n-o worden verklaard in het incidenteel beroep. Verdachte n-o.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/00285
Datum 22 maart 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 januari 2021, nummer 23-000193-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Dit beroep is later ingetrokken.
De verdachte heeft op grond van artikel 433 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering incidenteel beroep ingesteld. Namens haar heeft N.R. Janszen, advocaat te Haarlem, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Omdat het openbaar ministerie het principaal beroep heeft ingetrokken, moet de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het incidenteel beroep.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2022.
Conclusie 01‑02‑2022
Inhoudsindicatie
volgt
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/00285
Zitting 1 februari 2022
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.
1. De verdachte is bij arrest van 20 januari 2021 door het gerechtshof Amsterdam wegens “overtreding van artikel 9, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994”, veroordeeld tot taakstraf voor de duur van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis.
2. Het cassatieberoep is op 28 januari 2021 ingesteld door het openbaar ministerie. De verdachte heeft op 11 februari 2021 op grond van art. 434, lid 2, Sv incidenteel beroep in cassatie ingesteld. Op 22 september 2021 heeft het openbaar ministerie het cassatieberoep ingetrokken. Namens de verdachte heeft mr. N.R. Janszen, advocaat te Haarlem, in het kader van het incidenteel cassatieberoep een middel van cassatie voorgesteld.
3. De behandeling door de Hoge Raad van een incidenteel cassatieberoep is afhankelijk van de behandeling van het primaire, door het openbaar ministerie ingestelde cassatieberoep. Nu het openbaar ministerie het cassatieberoep heeft ingetrokken, kan het incidentele cassatieberoep niet meer behandeld worden. Daarom moet de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde incidenteel cassatieberoep (vgl. HR 17 december 1974, NJ 1975/94 en HR 10 maart 2009 ECLI:NL:HR:2009:BH5258).
4. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden