NJB 2022/813
Incidenteel cassatieberoep van de verdachte, art. 433 lid 2 Sv: dit beroep is niet-ontvankelijk als het principaal cassatieberoep van het openbaar ministerie later weer wordt ingetrokken.
HR 22-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:398
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 maart 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.E.M. Röttgering, T. Kooijmans
- Zaaknummer
21/00285
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:398, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑03‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:261, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑02‑2022
- Wetingang
(art. 433 Sv)
Essentie
Incidenteel cassatieberoep van de verdachte, art. 433 lid 2 Sv: dit beroep is niet-ontvankelijk als het principaal cassatieberoep van het openbaar ministerie later weer wordt ingetrokken.
Uitspraak
Inleiding
In casu is het cassatieberoep ingesteld door het openbaar ministerie, maar dit beroep is later ingetrokken. De verdachte heeft op grond van art. 433 lid 2 Sv incidenteel beroep ingesteld. Namens haar heeft haar advocaat bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
Hoge Raad, o.a.
Omdat het openbaar ministerie het principaal beroep heeft ingetrokken, moet de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het incidenteel beroep. Volgt niet-ontvankelijkverklaring in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.